LZV

Als een vervoerder met een Langere en Zwaardere Vrachtautocombinatie (LZV) op een bepaalde route binnen een gemeente en/of provincie wil rijden, dan moet de vervoerder hiervoor toestemming vragen bij de RDW. De RDW vraagt de weg- en/of spoorbeheerder om advies in de vorm van beslisruimte. Als in die route een overweg ligt, neemt de RDW contact op met ProRail om na te gaan of de overweg geschikt is voor het laten passeren van LZV’s. Indien de overweg hiervoor geschikt is of geschikt gemaakt kan worden, krijgt de vervoerder toestemming om met een LZV over de betreffende route en overweg te rijden. Wanneer er eenmaal beslisruimte is afgegeven dan word de weg op de digitale kaart van de RDW ook groen zodat alle LZV-vervoerders over de betreffende route kunnen rijden.

De reden dat ook ProRail betrokken moet worden bij het aanwijzen van de LZV-routes heeft te maken met de instelling van de tijd tussen de start van de overweginstallatie (start knipperen van de rode lichten) en de start van het dalen van de bomen. De standaard tijd tussen start van het knipperen van de rode lichten en het dalen van de bomen bedraagt 5 seconden. Als er sprake is van LZV-verkeer moet er voorzien worden in een langere roodtijd voordat de bomen dalen van 7,5 seconden (binnen de bebouwde kom) of 8,5 seconden (buiten de bebouwde kom). De reden hiervoor is dat er met het toestaan van LZV-verkeer op de overweg een verhoogde kans is op het aanrijden van de overwegbomen. Indien een langere roodtijd voordat de bomen dalen niet mogelijk is, dan is LZV-verkeer over de overweg niet toegestaan.

De toetsingscriteria en het gehele proces wordt toegelicht in de ‘LZV ontheffing’. Klik [ link ] om het bestand te openen.

Op de Digitale Wegenkaart Ontheffingen van de RDW kan per overweg bekeken worden of de LZV-ontheffing van toepassing is op een overweg: [ link ] . Ook is daar verdere informatie vanuit de RDW over LZV-verkeer in relatie tot overwegen te vinden .