Hoofdstuk E. Parkeren en stilstaan
Overzicht borden conform het RVV 1990.
RVV-nummer | Fabrieksnummer/ modelnummer | Afbeelding | Omschrijving | Aanverwante borden |
E1 | E01 | Parkeerverbod | [ link ] E1(zone) | |
[ link ] E1(zone) | ||||
[ link ] A1E1(zone) | ||||
E2 | E02 | Verbod stil te staan | ||
E3 | E03 | Verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen | [ link ] E3(zone) | |
E4 | E04 | Parkeergelegenheid | Niet-RVV-borden: BW201lb; BW201rb; BW201lh; BW201rh; BW201lw; BW201rw; BW201b; BW202lb; BW202rb; BW202lh; BW202rh; BW202lw; BW202rw; BW202b; BW204lb; BW204rb; BW204lh; BW204rh; BW204lw; BW204rw; BW204b; BW205lb; BW205rb; BW205lh; BW205rh; BW205lw; BW205rw; BW205b; E105 (zie overzicht) | |
E5 | E05 | Taxistandplaats | ||
E6 | E06 | Gehandicaptenparkeerplaats | ||
E7 | E07 | Gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen | ||
E8 | E08 | Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie die op het bord is aangegeven | Het betreft uitvoeringsvarianten van bord E8. Let op het betreft hier fabrieksnummers/modelnummers. E08a; E08c; E08d; E08e; E08m; E8n; E08f; E08g; E08h; E08l; E08j; E08k; E08l ; E08m (zie overzicht) | |
E8a | Parkeergelegenheid alleen bestemd voor kampeerwagens | |||
E8b | Parkeergelegenheid voor het parkeren met twee wielen op het trottoir | |||
E8c | Parkeergelegenheid alleen bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen | |||
E9 | E09 | Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders | E09zb; E09zbhs; E09zbh (zie overzicht) | |
E10 | E010zb | Parkeerschijfzone | E10zbsh; E10zbh (zie overzicht) | |
E11 | E11ze | Einde parkeerschijfzone | E1(zone) E01ze E3(zone) E03ze E9(zone) E09ze | |
E12 | E012 | Parkeergelegenheid ten behoeve van overstappers op het openbaar vervoer | BW101lbSp03; BW101rbSp03; BW101lhSp03; BW101rhSp03; BW101lwSp03; BW101rwSp03; BW101bSp03 (zie overzicht) | |
E13 | E013 | Parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers | BW203lb; BW203rb; BW203lh; BW203rh; BW203lw; BW203rw; BW203b (zie overzicht) |
Borden op basis van gemeentelijke verordeningen.
RVV-nummer | Fabrieksnummer/ modelnummer | Afbeelding | Omschrijving | Aanverwante borden |
E9(zone) | E09zb | Zone parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders | ||
E9(zone) | E09ze | Einde zone parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders | ||
BW111zb | Zone betaald parkeren | |||
BW111ze | Einde zone betaald parkeren | |||
BW111 | Betaald parkeren | BW111zb; BW111zh; BW111ze; BW111lw; BW111rw; BW111b; BW111o; E103; BW111lr; (zie overzicht) | ||
BW112 | Betaald parkeren | |||
E201 | Parkeerexces | E201zb |
Borden E1: parkeerverbod en E2: verbod stil te staan
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E1 en E2
- Onderborden
- Zonale toepassing
- Meer informatie
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Alleen E1 |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW E1 en E2
Plaatsing
- Het einde en het begin van een parkeer- of stopverbod wordt zo nodig aangegeven door middel van een onderbord met een pijl in de richting van het wegvak waarvoor het verbod geldt. Dit onderbord wordt evenwijdig aan de wegas aangebracht. Wanneer het einde of het begin van een verbod met een zijweg samenvalt kan het onderbord achterwege blijven.
Het einde van deze verboden wordt niet aangegeven indien dit reeds volgt uit een ander verkeersteken of uit een gedragsregel dan wel uit de inrichting van de weg. - Op rijbanen met verkeer in twee richtingen worden deze borden zodanig geplaatst dat de verboden voor verkeer in beide richtingen waarneembaar zijn. Hiertoe mogen de borden, mits voorzien van een onderbord waaruit begin of eind van het parkeerverbod blijkt, evenwijdig aan de wegas worden geplaatst.
2. Toepassing bord E1 en E2
In het BABW en het RVV 1990 zijn de volgende artikelen opgenomen met betrekking tot een zone:
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
Met betrekking tot de toepassing van de borden E1 en E2 zijn de volgende artikelen relevant:
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
De algemene doelstelling van het RVV 1990 is dat er zo min mogelijk met geboden en verboden wordt gewerkt. In die zin heeft het aangeven van de parkeergelegenheid met de borden E4 tot en met E13 de voorkeur boven het plaatsen van de borden E1 tot en met E3. Zo nodig worden nadere bepalingen gegeven op onderborden. De borden E1 en E2 gelden slechts voor de zijde van de weg waar het bord is geplaatst en gelden niet op de voor het parkeren bestemde weggedeelten.
Het bord E1 wordt in beginsel niet toegepast op weggedeelten waar parkeervakken of parkeerhavens aanwezig zijn. De wegindeling maakt dan immers duidelijk waar men hoort te parkeren. Weliswaar zijn automobilisten die buiten de parkeervoorzieningen geparkeerd staan niet strafbaar, maar indien geen sprake is van een hoge parkeerdruk zal de weggebruiker automatisch gebruikmaken van de parkeervoorzieningen. Is de parkeerdruk hoog dan zijn parkeermaatregelen wenselijk. De voorkeur gaat hierbij uit naar het aanbrengen van een onderbroken gele streep boven het plaatsen van het bord E1 of E2.
De borden E1 en E2 worden niet toegepast op plaatsen waar op grond van het RVV 1990 al een algemeen verbod geldt om voertuigen te laten stilstaan of om te parkeren. Deze regels zijn in het RVV 1990 geformuleerd in respectievelijk artikel 23 en artikel 24.
Gele strepen
Uit bovenstaande artikelen blijkt, dat in plaats van de borden E1 en E2 ook een gele markering kan worden toegepast:
Uit bovenstaande artikelen blijkt, dat in plaats van de borden E1 en E2 ook een gele markering kan worden toegepast:
- een gele doorgetrokken streep om een verbod stil te staan (stopverbod) aan te duiden;
- een gele onderbroken streep om een parkeerverbod aan te duiden.
Deze markering wordt aangebracht op of langs de kant van de rijbaan. Het gebruik van de markeringen verdient de voorkeur boven het plaatsen van borden. Het voordeel hiervan is dat de weggebruiker op ieder willekeurig punt direct geïnformeerd wordt over het ingestelde parkeer- of stopverbod. Ook infrastructurele ingrepen waarmee het parkeren onmogelijk wordt gemaakt, hebben de voorkeur boven het plaatsen van bord E1. Daarbij kan worden gedacht aan versmalling van de rijbaan en/of het plaatsen van verticale elementen direct langs de rijbaan.
Het bevoegd gezag kan op grond van [ link ] met betrekking tot de borden E1 en E2 een ontheffing verlenen aan bepaalde weggebruikers.
In artikel 85 RVV 1990 is opgenomen bestuurders van een gehandicapten worden uitgezonderd van het verbod dat E1 inhoudt: [ link ]
3. Onderborden (nadere uitleg)
Een parkeerverbod (E1) of het verbod om stil te staan (E2) kan zo nodig worden aangegeven door middel van een onderbord met een of twee pijlen in de richting van het wegvak waarvoor het verbod geldt (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links; onderborden OB501l of OB502). Dit onderbord wordt evenwijdig aan de wegas aangebracht. Wanneer het begin of einde van het verbod met een zijweg samenvalt, kan het onderbord achterwege blijven.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord wordt aangegeven dat het bord E1 of E2 alleen van kracht van is gedurende de op het onderbord aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB201p, OB202p, OB203p, OB215p, OB216p).
Het parkeerverbod en het stopverbod kan met behulp van een onderbord voor een bepaalde voertuigcategorieën van toepassing worden verklaard, bijvoorbeeld:
Op een onderbord wordt aangegeven dat het bord E1 of E2 alleen van kracht van is gedurende de op het onderbord aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB201p, OB202p, OB203p, OB215p, OB216p).
Het parkeerverbod en het stopverbod kan met behulp van een onderbord voor een bepaalde voertuigcategorieën van toepassing worden verklaard, bijvoorbeeld:
- aanduiden van een categorie waarvoor het verbod geldt (bijvoorbeeld OB09, OB11 en OB12);
- aanduiden van de categorie waarvoor het verbod niet geldt: ‘uitgezonderd een bepaalde categorie (bijvoorbeeld OB59, OB61 en OB62).
4. Zonale toepassing
De zonale toepassing betreft de borden E01zb en E01ze. De zonale toepassing van bord E1 geeft aan dat het verboden is om binnen de zone te parkeren, uitgezonderd op voor het parkeren bestemde weggedeelten.
Wanneer bord E01zb wordt toegepast in combinatie met de zonale toepassing van bord E09zb, betekent dit dat er uitsluitend door vergunninghouders mag worden geparkeerd en dan uitsluitend op de voor parkeren bestemde weggedeelten.
Indien bord E01zb wordt toegepast in combinatie met de zonale toepassing van het bord ‘betaald parkeren’ (BW111zb), houdt dit in dat er uitsluitend op de voor parkeren bestemde weggedeelten mag worden geparkeerd en dan uitsluitend tegen betaling van parkeergeld.
Het verdient aanbeveling om ter ondersteuning van de bebording, op het wegvak de tekst ‘zone’ aan te brengen (zie CROW-publicatie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015). De toepassing van deze markering is echter afhankelijk van de inrichting van en het gemeentelijk beleid voor de openbare ruimte.
Het zonebord mag zowel links als rechts van de weg worden geplaatst. De voorkeur gaat uit naar plaatsing aan de rechterzijde en bij onduidelijke situaties tevens aan de linkerzijde. Wanneer zoneborden uit het RVV 1990 boven elkaar worden aangebracht, wordt het bord met het laagste nummer onderaan geplaatst (bijvoorbeeld E01zb onder E09zb).
Het verdient aanbeveling om binnen de zone herhalingsborden te plaatsen, indien de afmetingen van de zone of andere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Voorbeelden zijn BW111zbh of E01zbh. [ link ]
5. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E1 en E2 zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.1 ‘E Parkeren en stilstaan – op wegvakken’.
Voor meer informatie over de zonale toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E1 en E2 zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.2 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeerverbodzone’.
Het parkeerverbod door middel van de toepassing van bord E1 wordt aanbevolen bij suggestiestroken op de rijbaan. Voor meer informatie zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.2.29 ‘Suggestiestroken op rijbaan’.
Bord E3: verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E3
- Onderborden
- Zonale toepassing E3
- Meer informatie
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Ja |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen specifieke voorschriften.
2. Toepassing bord E3
artikel 65 (RVV 1990)
[ link ]
- Ingeval de weg is verdeeld in rijstroken, kan de toepassing van een verkeersbord worden beperkt tot een of meer rijstroken.
- De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage 1 van het RVV 1990 gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.
- Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Een parkeerverbod voor fietsen en bromfietsen kan zo nodig worden aangegeven door middel van een onderbord met een of twee pijlen in de richting van het wegvak waarvoor het verbod geldt (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502 of OB503). Dit onderbord wordt evenwijdig aan de wegas aangebracht. Wanneer het begin of einde van het verbod met een zijweg samenvalt, kan het onderbord achterwege blijven.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord wordt aangegeven dat het bord E1,E2 of E3 alleen van kracht is gedurende de op het onderbord aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p).
Op een onderbord wordt aangegeven dat het bord E1,E2 of E3 alleen van kracht is gedurende de op het onderbord aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p).
4. Zonale toepassing E3
In het BABW en het RVV 1990 zijn de volgende artikelen opgenomen met betrekking tot een zone:
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
In de praktijk is gebleken dat er behoefte bestaat om bord E3 zonaal te kunnen toepassen. Met name bij stationspleinen en winkelpromenades is zonale toepassing van bord E3 raadzaam ter voorkoming van het plaatsen van grote hoeveelheden borden (bord E03zb). Hiervoor gelden dezelfde aanbevelingen als voor de borden E01zb en E01ze.
Het bevoegd gezag kan op grond van [ link ] met betrekking tot bord E3 ontheffing verlenen aan bepaalde weggebruikers.
5. Meer informatie
Gemeenten kunnen op twee manieren het fietsparkeren reguleren:
- Op basis van een verkeersbesluit krachtens de Wegenverkeerswet kunnen borden worden geplaatst die een verbod aanduiden tot het plaatsen van fietsen en bromfietsen (bord E3, RVV 1990). Het bord E3 geldt alleen voor die zijde van de weg waar het geplaatst is. Er zijn ook E3-zoneborden.
- In de Algemene Plaatselijke Verordening kan de bepaling worden opgenomen dat:
- het verboden is fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan;
- het college van burgemeester en wethouders openbare (brom)fietsstallinggebieden kan aanwijzen waar het, in het belang van het beheer van de openbare ruimte, verboden is een fiets of bromfiets langer dan een door het college te bepalen periode onafgebroken te stallen.
Borden E4: parkeergelegenheid
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E4
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Een verkeersbesluit is vereist als onder dit bord een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d is aangebracht of toepassing is gegeven aan artikel 8, derde lid van het BABW. ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
2. Toepassing bord E4
Bord E4 wordt gebruikt voor het aanduiden van een parkeergelegenheid. Bord E4 wordt evenwijdig aan de wegas geplaatst. Voor het aangeven van parkeergelegenheid bestemd voor een voertuigcategorie of een groep voertuigen, wordt bord E8 aanbevolen. Bord E4 wordt toegepast bij parkeerterreinen. Dit bordt wordt niet meer toegepast op parkeerhavens langs bijvoorbeeld een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom, hiervoor is bord L14 Vluchthaven ontwikkeld.
Wanneer op bord E4 pijlaanduidingen voorkomen (bijvoorbeeld BW201lb t/m BW201b), wordt bord E4 beschouwd als informatiebord in de zin van de borden in hoofdstuk K van bijlage 1 van het RVV 1990.
Met het plaatsen van bord E8b staat de wegbeheerder toe dat gedeeltelijk op het trottoir mag worden geparkeerd. Dit zou alleen mogen worden toegestaan bij relatief brede trottoirs en een smalle rijbaan.
In artikel 24 van het RVV 1990 is onder meer bepaald, dat de bestuurder op een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E13, dat is voorzien van parkeervakken, zijn voertuig slechts in die vakken mag parkeren. Het gebruik van de tekst ‘uitsluitend in de vakken’ op een onderbord is daarmee overbodig.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Een onderbord ‘500 m’ (onderbord OB401-500) geeft aan dat een parkeergelegenheid zich op de aangeduide afstand bevindt. Door middel van een onderbord met een of twee pijlen in de richting kan het weggedeelte waar het parkeren is toegestaan (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links; onderborden OB501l of OB502). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn. Het onderbord wordt evenwijdig aan de wegas aangebracht. Wanneer het begin of einde van het verbod met een zijweg, samenvalt kan het onderbord achterwege blijven.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Het beperken van de werkingssfeer wordt niet aanbevolen. Een tijdsduurbeperking zou bijvoorbeeld voor controleproblemen kunnen zorgen, in die gevallen is de keuze voor een parkeerschijf of parkeermeter een betere optie. Artikel 24 lid 3 onder d van het RVV 1990 geeft echter wel de mogelijkheid om met een aanduiding aan te geven op welke momenten (dagen en uren) van de parkeergelegenheid geen gebruik mag worden gemaakt (bijvoorbeeld op marktdagen).
Het beperken van de werkingssfeer wordt niet aanbevolen. Een tijdsduurbeperking zou bijvoorbeeld voor controleproblemen kunnen zorgen, in die gevallen is de keuze voor een parkeerschijf of parkeermeter een betere optie. Artikel 24 lid 3 onder d van het RVV 1990 geeft echter wel de mogelijkheid om met een aanduiding aan te geven op welke momenten (dagen en uren) van de parkeergelegenheid geen gebruik mag worden gemaakt (bijvoorbeeld op marktdagen).
Met behulp van een onderbord kan worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderborden OB201p, OB202p, OB203p, OB206p, OB215p, OB216p, OB309, OB310p enzovoort).
Ook het beperken van de parkeergelegenheid voor een voertuigcategorie of een groep voertuigen door middel van een onderbord wordt niet aanbevolen. Aanbevolen wordt om hiervoor bord E8 (a t/m n) te gebruiken.
Aanverwante borden van E4
Onderstaande borden zijn niet-RVV-borden
[ link ] BW201lb | [ link ] BW201rb | [ link ] BW201lh |
[ link ] BW201rh | [ link ] BW201lw | [ link ] BW201rw |
[ link ] BW201b | [ link ] BW202lb | [ link ] BW202rb |
[ link ] BW202lh | [ link ] BW202rh | [ link ] BW202lw |
[ link ] BW202rw | [ link ] BW202b | [ link ] BW204lb |
[ link ] BW204rb | [ link ] BW204lh | [ link ] BW204rh |
[ link ] BW204lw | [ link ] BW204rw | [ link ] BW204b |
[ link ] BW205lb | [ link ] BW205rb | [ link ] BW205rh |
[ link ] BW205lw | [ link ] BW205rw | [ link ] BW205b |
[ link ] E105 |
Bord E5: taxistandplaats
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E5
- Onderborden
- Meer informatie
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Plaatsing
- Dit bord mag evenwijdig aan de weg worden geplaatst.
2. Toepassing bord E5
Bord E5 wordt gebruikt ter aanduiding van een of meer taxistandplaatsen. De aanduiding kan worden ondersteund door een tekstmarkering ‘taxi’ op het wegdek. Daarbij moet het betreffende weggedeelte fysiek duidelijk herkenbaar zijn. Bord E5 wordt evenwijdig aan de weg geplaatst, zodat het bord waarneembaar is voor al het verkeer in beide richtingen.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee pijlen of numerieke tekst (‘2x’, ‘3x’) kan worden aangegeven dat het meer dan een standplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502, OB503 of OB504). De standplaatsen op dit weggedeelte moeten fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord wordt aangegeven dat de parkeergelegenheid uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren bestemd is als taxistandplaats (bijvoorbeeld OB201p en OB206p). Impliciete strekking van dit onderbord is, dat buiten de aangegeven perioden iedereen zijn voertuig op de betreffende plaats(en) mag parkeren (algemene parkeergelegenheid).
Op een onderbord wordt aangegeven dat de parkeergelegenheid uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren bestemd is als taxistandplaats (bijvoorbeeld OB201p en OB206p). Impliciete strekking van dit onderbord is, dat buiten de aangegeven perioden iedereen zijn voertuig op de betreffende plaats(en) mag parkeren (algemene parkeergelegenheid).
Het beperken van de werkingssfeer voor een voertuigcategorie of een groep voertuigen wordt niet aanbevolen. Voor mogelijkheden betreffende de treintaxi wordt verwezen naar bord E8.
Met behulp van een onderbord kan worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderbord OB310p)
Het bevoegd gezag kan op grond van [ link ] met betrekking tot bord E5 ontheffing verlenen aan bepaalde weggebruikers.
4. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E5 t/m E8 zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.5 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeerbescherming’. Meer informatie over de markering van de taxistandplaats is te vinden in CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.2.6 ‘Taxistandplaats’.
Borden E6: gehandicaptenparkeerplaats
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E6
- Onderborden
- Meer informatie
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Plaatsing
- Dit bord mag evenwijdig aan de weg worden geplaatst.
- Indien de parkeerplaats is gereserveerd voor een motorvoertuig, wordt een onderbord met het kenteken van dat motorvoertuig aangebracht.
- Indien de parkeerplaats is gereserveerd voor een gehandicaptenvoertuig, wordt een onderbord ‘gehandicaptenvoertuig’ aangebracht.
2. Toepassing bord E6
Bord E6 wordt gebruikt ter aanduiding van een algemene gehandicaptenparkeerplaats. Wanneer deze voor een specifiek voertuig is gereserveerd, wordt op een onderbord het kenteken van dat voertuig vermeld (onderbord OB309) aangebracht. Bord E6 wordt evenwijdig aan de weg geplaatst zodat het bord waarneembaar is voor al het verkeer in beide richtingen. Als aanvulling op de bebording kan op het wegdek een pictogram van een rolstoel worden aangebracht.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee pijlen of numerieke tekst (‘2x’, ‘3x’) kan worden aangegeven dat het meer dan een standplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502, OB503 of OB504). De plaatsen op dit weggedeelte moeten fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord wordt aangegeven dat de parkeergelegenheid uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren bestemd is als gehandicaptenparkeerplaats (bijvoorbeeld OB206p). Impliciete strekking van dit onderbord is, dat buiten de aangegeven perioden iedereen zijn voertuig op de betreffende plaats(en) mag parkeren (algemene parkeergelegenheid). Dit geldt ook wanneer een gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een specifiek voertuig. De beperking van de werkingssfeer heeft betrekking op het bord en niet op eventuele onderborden.
Op een onderbord wordt aangegeven dat de parkeergelegenheid uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren bestemd is als gehandicaptenparkeerplaats (bijvoorbeeld OB206p). Impliciete strekking van dit onderbord is, dat buiten de aangegeven perioden iedereen zijn voertuig op de betreffende plaats(en) mag parkeren (algemene parkeergelegenheid). Dit geldt ook wanneer een gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een specifiek voertuig. De beperking van de werkingssfeer heeft betrekking op het bord en niet op eventuele onderborden.
De parkeergelegenheid kan ook worden beperkt tot een voertuigcategorie of een groep voertuigen. Hiertoe wordt een onderbord met de tekst ‘gehandicaptenvoertuig’ of ‘brommobiel’ aangebracht. Eventueel kan de tekst worden aangevuld met een aanduiding van andere kenmerken van het voertuig.
Met behulp van een onderbord kan worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderbord OB310p).
4. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E5 t/m E8 zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.5 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeerbescherming’.
Bord E6 wordt toegepast bij algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en bij parkeervakken voor mensen met een handicap. Voor meer informatie zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 15.1.1 ‘Langsparkeerplaats – Parkeerplaats voor mensen met een mobiliteitsbeperking’,, en paragraaf 16.2.4 ‘Parkeervakken – voor mensen met een mobiliteitsbeperking’. Meer informatie over uitgangspunten en richtlijnen voor toegankelijk parkeren is te vinden in CROW-publicatie 337 ‘Richtlijn toegankelijkheid’, paragraaf 5.1 ‘Uitgangspunten’ en paragraaf 5.2 ‘Richtlijnen’.
Borden E7: gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E7
- Onderborden
- Meer informatie
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Plaatsing
- Dit bord mag evenwijdig aan de weg worden geplaatst
2. Toepassing bord E7
Het bord kan betrekking hebben op een of meer laad- en losgelegenheden. In het laatste geval is dit met pijlen op een onderbord aangeduid. Bord E7 wordt evenwijdig aan de weg geplaatst zodat het bord waarneembaar is voor al het verkeer in beide richtingen. Als aanvulling op de bebording kan op het wegdek het pictogram worden aangebracht.
Een laad- en losgelegenheid mag door bestuurders van alle voertuigen worden gebruikt om te laden en/of te lossen. Het onmiddellijk laten in- of uitstappen van passagiers is eveneens toegestaan.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee pijlen of numerieke tekst (‘2x’, ‘3x’) kan worden aangegeven dat het meer dan een gelegenheid betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502, OB503 of OB504). De plaatsen op dit weggedeelte moeten fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord wordt aangegeven dat de parkeergelegenheid uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren uitsluitend bestemd is voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen (bijvoorbeeld OB206p).
Op een onderbord wordt aangegeven dat de parkeergelegenheid uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren uitsluitend bestemd is voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen (bijvoorbeeld OB206p).
Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 87 van het RVV met betrekking tot bord E7 een ontheffing verlenen aan bepaalde weggebruikers.
4. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E5 t/m E8 zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.5 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeerbescherming’. Meer informatie over de markering van een laad- en losvak is te vinden in CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.2.7 ‘Laad- en losvak’.
Borden E8: parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E8
- Onderborden
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Uitvoering
- Afbeeldingen ter aanduiding van de voertuigcategorieën komen overeen met de afbeeldingen in zijaanzicht op de borden van bijlage 1 van het RVV 1990.
- Dit bord mag evenwijdig aan de weg worden geplaatst.
2. Toepassing bord E8
Het bord E8 wordt gebruikt voor het aangeven van parkeergelegenheden die bestemd zijn voor specifieke voertuigcategorieën of specifieke groepen voertuigen. Om de parkeergelegenheid vrij te houden voor die aangegeven voertuigcategorieën, zijn vaak aanvullende voorzieningen nodig. Voorbeelden hiervan zijn slagbomen, maximale doorrijhoogten (portaal) en afsluiten van parkeerplaatsen met beugels.
Bord E8 wordt evenwijdig aan de weg geplaatst zodat het bord waarneembaar is voor al het verkeer in beide richtingen. In artikel 24 van het RVV 1990 is onder meer bepaald, dat de bestuurder op een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E13, dat is voorzien van parkeervakken, zijn voertuig slechts in die vakken mag parkeren. Het gebruik van de tekst ‘uitsluitend in de vakken’ is daarmee overbodig. Dat het parkeren met twee wielen op het trottoir (in noodgevallen) is toegestaan, kan met bord E8b worden aangeduid.
De afbeeldingen ter aanduiding van de voertuigcategorie komen overeen met de afbeeldingen in zijaanzicht op de borden van bijlage 1 van het RVV 1990. Het betreft de symbolen: personenauto, vrachtauto, bus, motorfiets, bromfiets en fiets. Voorbeelden van groepen voertuigen die met tekst of symbolen kunnen worden aangegeven zijn: politie, ambulance, brandweer, treintaxi, campers (E8a) en laden van elektrische voertuigen (E8c).
Bord E8 kan tevens dienst doen als parkeerverwijzing naar de parkeergelegenheid door op het bord richtingpijlen aan te geven (bord BW201lb t/m BW201b). Daarbij kan worden aangegeven dat het een parkeergarage betreft (bord BW202lb t/m BW202b). Wanneer het bord als verwijzingsbord is bedoeld, is de toepassing van onderborden niet toegestaan.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Een onderbord ‘500 m’ (onderbord OB401-500) geeft aan dat een parkeergelegenheid zich op de aangeduide afstand bevindt.
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502 of OB503). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502 of OB503). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord kan worden aangegeven dat het bord alleen van kracht is gedurende de op het onderbord aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p).
Op een onderbord kan worden aangegeven dat het bord alleen van kracht is gedurende de op het onderbord aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p).
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderbord OB310p).
Onderborden categorieën
Het beperken van de parkeergelegenheid voor een voertuigcategorie of een groep voertuigen door middel van een onderbord is niet aan de orde. Deze aanduidingen worden immers al op het bord aangegeven.
Het beperken van de parkeergelegenheid voor een voertuigcategorie of een groep voertuigen door middel van een onderbord is niet aan de orde. Deze aanduidingen worden immers al op het bord aangegeven.
Aanverwante borden van E8
Parkeren en opladen elektrische voertuigen in voorbereiding
Op termijn worden bovenstaande borden vervangen door een nieuw RVV-bord. In Europees verband wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een uniform verkeersbord.
In [ link ] is meer informatie te vinden over de bebording voor het opladen van elektrische voertuigen.
4. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E5 t/m E8 zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.5 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeerbescherming’. Meer informatie over de markering van een gereserveerd parkeervak is te vinden in CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.2.5 ‘Gereserveerd parkeervak’. Bij parkeervoorzieningen voor LZV’s kunnen aanvullend verkeersborden worden geplaatst, namelijk bord E8 met op het onderbord de beperking van het gebruik door voertuigen langer dan 18,75 meter. Deze informatie is te vinden in CROW-publicatie 327 ‘Handreiking vrachtautoparkeren’, paragraaf 6.2 ‘Parkeerplaatsen voor LZV’s’.
Borden E9: parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E9
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Ja |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Wel een besluit op grond van de gemeentelijke parkeerverordening ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Plaatsing
- Dit bord mag evenwijdig aan de weg worden geplaatst.
2. Toepassing bord E9
In het BABW en het RVV 1990 zijn de volgende artikelen opgenomen met betrekking tot een zone:
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
Parkeren zonder vergunning is strafbaar gesteld in artikel 24, lid 1 onder g van het RVV 1990. De maatregel dient gekoppeld te worden aan een gemeentelijke verordening, waarin tevens de regels ten aanzien van de vergunningverlening zijn opgenomen. Vergunningplaatsen worden aangewezen door het College van Burgemeester en Wethouders bij een openbaar bekend te maken uitvoeringsbesluit. Uit het oogpunt van uniformiteit wordt het gebruik van het bord E9 aanbevolen. Een voorbeeld van een dergelijke verordeningen is opgenomen in ‘Model Parkeerverordening’, ‘Modelverordening Parkeerbelastingen’ en ‘Model Wegsleepverordening’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
De regelgeving voor het parkeren met vergunning is vastgelegd in de gemeentelijke parkeerverordening. Ook hiervoor bestaat een modelverordening van de VNG. In de parkeerverordening wordt aangegeven welke soorten vergunningen er worden verleend en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een vergunning.
Tevens kunnen er aan het gebruik van vergunningen voorschriften worden verbonden. In de parkeerverordening wordt bepaald dat het verboden is om zonder geldige parkeervergunning op een belanghebbendenplaats te parkeren. De vergunninghouders kunnen worden ondergebracht in categorieën, die vervolgens op onderborden bij bord E9 worden vermeld.
Bord E9 wordt evenwijdig aan de weg geplaatst zodat het bord waarneembaar is voor al het verkeer in beide richtingen.
Tevens kunnen er aan het gebruik van vergunningen voorschriften worden verbonden. In de parkeerverordening wordt bepaald dat het verboden is om zonder geldige parkeervergunning op een belanghebbendenplaats te parkeren. De vergunninghouders kunnen worden ondergebracht in categorieën, die vervolgens op onderborden bij bord E9 worden vermeld.
Bord E9 wordt evenwijdig aan de weg geplaatst zodat het bord waarneembaar is voor al het verkeer in beide richtingen.
3. Onderborden (algemeen)
Bord E9 kan worden voorzien van onderborden. Dit zijn echter geen onderborden in de zin van het RVV 1990 en het BABW en ontlenen daaraan geen rechtskracht. Als er onderborden worden aangebracht met de strekking van de onderborden in artikel 8, tweede lid, onderdelen b en c van het BABW, moeten deze rechtsgrond ontlenen aan bepalingen uit een gemeentelijke parkeerverordening. De betreffende onderborden kunnen betrekking hebben op de werkingssfeer van het bord, de wijze van parkeren en de dagen en/of uren waarop parkeren is verboden,. In de gemeentelijke verordening moeten omschrijvingen van de toegepaste onderborden zijn opgenomen. De mogelijkheden die het RVV 1990 en het BABW bieden om de wijze van parkeren te regelen, zijn niet van toepassing op bord E9. De wijze van parkeren kan worden geregeld in de vergunningvoorschriften.
Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links; onderborden OB501l, OB502 of OB503). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links; onderborden OB501l, OB502 of OB503). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
De aanduiding van een vergunningengebied, het gebied waarbinnen met een specifieke vergunning voor die sector mag worden geparkeerd, vindt plaats met een onderbord ‘Sector A’ (onderbord OB903-A).
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord kan worden aangegeven dat gedurende de aangegeven dagen en/of uren (onderbord, bijvoorbeeld OB206p) waarop de parkeergelegenheid uitsluitend is bestemd voor vergunninghouders. De dagen en/of uren waarop parkeren is verboden, kunnen worden vastgelegd in de vergunningsvoorschriften.
Op een onderbord kan worden aangegeven dat gedurende de aangegeven dagen en/of uren (onderbord, bijvoorbeeld OB206p) waarop de parkeergelegenheid uitsluitend is bestemd voor vergunninghouders. De dagen en/of uren waarop parkeren is verboden, kunnen worden vastgelegd in de vergunningsvoorschriften.
Onderborden categorie vergunninghouders
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke categorie vergunninghouders de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). In de gemeentelijke parkeerverordening moeten de categorieën vergunninghouders zijn omschreven. De vergunningcategorie wordt tevens op de vergunning vermeld.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke categorie vergunninghouders de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). In de gemeentelijke parkeerverordening moeten de categorieën vergunninghouders zijn omschreven. De vergunningcategorie wordt tevens op de vergunning vermeld.
4. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van bord E9, zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.7 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeren voor vergunninghouders’.
Borden E09zb: zone parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders en E09ze: einde zone parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E09zb en E09ze
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | E9 met E1 |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Wel een besluit op grond van de gemeentelijke parkeerverordening ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
2. Toepassing bord E09zb en E09ze
[ link ]
[ link ]
Zonale toepassing van bord E9 geeft aan dat het verboden is om zonder geldige parkeervergunning binnen de zone te parkeren. In combinatie met de zonale toepassing van bord E1 betekent dit dat er uitsluitend door vergunninghouders mag worden geparkeerd en uitsluitend op de voor het parkeren bestemde weggedeelten.
[ link ]
Zonale toepassing van bord E9 geeft aan dat het verboden is om zonder geldige parkeervergunning binnen de zone te parkeren. In combinatie met de zonale toepassing van bord E1 betekent dit dat er uitsluitend door vergunninghouders mag worden geparkeerd en uitsluitend op de voor het parkeren bestemde weggedeelten.
Wijze van parkeren
De mogelijkheden die het RVV 1990 en het BABW bieden om de wijze van parkeren te regelen, zijn niet van toepassing op bord E9. De wijze van parkeren kan worden geregeld in de vergunningvoorschriften.
De mogelijkheden die het RVV 1990 en het BABW bieden om de wijze van parkeren te regelen, zijn niet van toepassing op bord E9. De wijze van parkeren kan worden geregeld in de vergunningvoorschriften.
Aanbevelingen
Het verdient aanbeveling om ter ondersteuning van de bebording op het wegdek de tekst ‘zone’ aan te brengen (zie CROW-publicatie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015’). Deze toepassing is echter ook afhankelijk van de inrichting van en het gemeentelijk beleid voor de openbare ruimte. Het verdient aanbeveling om binnen de zone herhalingsborden te plaatsen, indien de afmetingen van de zone of andere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Voorbeelden zijn E01zbh of E09zbh.
Het verdient aanbeveling om ter ondersteuning van de bebording op het wegdek de tekst ‘zone’ aan te brengen (zie CROW-publicatie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015’). Deze toepassing is echter ook afhankelijk van de inrichting van en het gemeentelijk beleid voor de openbare ruimte. Het verdient aanbeveling om binnen de zone herhalingsborden te plaatsen, indien de afmetingen van de zone of andere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Voorbeelden zijn E01zbh of E09zbh.
Plaatsing
Het zonebord mag zowel links als rechts van de weg worden geplaatst. De voorkeur gaat uit naar plaatsing aan de rechterzijde en bij onduidelijke situaties tevens aan de linkerzijde. Wanneer zoneborden uit het RVV 1990 boven elkaar worden aangebracht, wordt het bord met het laagste nummer onderaan geplaatst (bijvoorbeeld E01zb onder E09zb).
Het zonebord mag zowel links als rechts van de weg worden geplaatst. De voorkeur gaat uit naar plaatsing aan de rechterzijde en bij onduidelijke situaties tevens aan de linkerzijde. Wanneer zoneborden uit het RVV 1990 boven elkaar worden aangebracht, wordt het bord met het laagste nummer onderaan geplaatst (bijvoorbeeld E01zb onder E09zb).
3. Onderborden (nadere uiitleg)
De aanduiding van een vergunningengebied, het gebied waarbinnen met een specifieke vergunning voor die sector mag worden geparkeerd, vindt plaats met een onderbord ‘Sector A’ (onderbord OB903-A).
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord kan worden aangegeven dat gedurende de aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p) binnen de zone mag worden geparkeerd door vergunninghouders.
Op een onderbord kan worden aangegeven dat gedurende de aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p) binnen de zone mag worden geparkeerd door vergunninghouders.
Categorie vergunninghouders
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke categorie vergunninghouders de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). In de gemeentelijke parkeerverordening moeten de categorieën vergunninghouders zijn omschreven. De vergunningcategorie wordt tevens op de vergunning vermeld.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke categorie vergunninghouders de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). In de gemeentelijke parkeerverordening moeten de categorieën vergunninghouders zijn omschreven. De vergunningcategorie wordt tevens op de vergunning vermeld.
Borden E10: parkeerschijfzone en E11: einde parkeerschijfzone
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E10 en E11
- Onderborden
Verkeersbesluit | Verplicht |
Zonaal toepasbaar | Ja |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW* Aanbevolen minimaal klasse II |
* Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Plaatsing
- Dit bord mag evenwijdig aan de weg worden geplaatst.
- In een zone, aangeduid met bord E10, worden parkeerplaatsen waar het gebruik van de parkeerschijf niet verplicht is, aangeduid of aangegeven met een P-tegel of een P-bord.
2. Toepassing bord E10
In het BABW en het RVV 1990 zijn de volgende artikelen opgenomen met betrekking tot een (parkeerschijf)zone:
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
[ link ]
Met het instellen van een parkeerschijfzone wordt beoogt om het kortparkeren te bevorderen. Inmiddels is deze mogelijkheid grotendeels vervangen door betaald parkeren. De parkeerschijfzone wordt nog wel toegepast nabij of in winkelgebieden waar gratis kan worden geparkeerd en met een relatief hoge parkeerdruk.
De zoneborden E10 en E11 worden rechts van de weg geplaatst en mogen, indien daar vanwege onduidelijke situaties behoefte aan bestaat, eveneens links worden geplaatst. Het verdient aanbeveling om binnen de zone herhalingsborden te plaatsen indien de grootte van de zone of andere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
In een parkeerschijfzone mag niet worden geparkeerd buiten de aangegeven parkeerplaatsen of de plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep. De blauwe streep, zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, van het RVV 1990, wordt ten minste aangebracht:
- aan een lange zijde van een parkeervak bij langsparkeren;
- aan een korte zijde van een parkeervak bij haaks of schuin parkeren;
- langs de kant van de rijbaan waar parkeren over grotere lengte met gebruik van de parkeerschijf is toegestaan.
Met behulp van een parkeerschijfzone worden parkeerplaatsen gereserveerd voor kortparkeren. De beschikbare parkeercapaciteit wordt hierdoor efficiënter gebruikt (vele malen kortparkeren tegenover een keer langparkeren). De maximumparkeerduur is facultatief en kan dus per situatie variëren. De praktijk heeft aangetoond dat een parkeerschijfzone alleen goed functioneert als regelmatig gecontroleerd wordt op naleving van de maximumparkeerduur. De controle op naleving kost de wegbeheerder echter veel geld zonder dat hier inkomsten tegenover staan. Hierdoor wordt vaak niet of nauwelijks gecontroleerd, waardoor de parkeerschijfzone slecht functioneert. Een alternatieve maatregel om de parkeerduur te reguleren is betaald parkeren. Ook bij deze maatregel is controle op naleving nodig. Maar tegenover de kosten zijn er nu ook inkomsten, namelijk de parkeergelden en de naheffing van parkeerbelastingen (fiscalisering van parkeren). Mede gelet hierop is gebleken dat betaald parkeren veel beter functioneert dan parkeerschijfzones. De sterke voorkeur gaat daarom uit naar het invoeren van betaald parkeren.
Opgemerkt wordt dat betaald parkeren alleen rechtskracht heeft met een plaatselijke verordening. Een model voor een dergelijke verordeningen is opgenomen in ‘Model Parkeerverordening’ , ‘Modelverordening Parkeerbelastingen’ en ‘Model Wegsleepregeling’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
3. Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502 of OB503. De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord kan worden aangegeven dat uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p) binnen de zone het gebruik van de parkeerschijf verplicht is. Impliciete strekking van dit onderbord is, dat buiten de aangegeven perioden de parkeerverboden die voortvloeien uit artikel 25 van het RVV 1990 binnen de parkeerschijfzone van kracht blijven.
Op een onderbord kan worden aangegeven dat uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p) binnen de zone het gebruik van de parkeerschijf verplicht is. Impliciete strekking van dit onderbord is, dat buiten de aangegeven perioden de parkeerverboden die voortvloeien uit artikel 25 van het RVV 1990 binnen de parkeerschijfzone van kracht blijven.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderbord OB310p).
Aanverwante borden van E10
Aanverwante borden van E11
4. Meer informatie
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, plaatsing,, maatvoering, combinatiemogelijkheden, positieve aspecten en negatieve aspecten van de borden E10 en E11, zie CROW-publicatie ‘ASVV 2021’, paragraaf 16.5.8 ‘E Parkeren en stilstaan – parkeerschijfzone’.
Borden E12: parkeergelegenheid ten behoeve van overstappers op het openbaar vervoer
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E12
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Een verkeersbesluit is vereist als onder dit bord een onderbord als bedoeld in artikel 8, lid 2, onderdeel c is aangebracht of wanneer toepassing is gegeven aan artikel 8, derde lid van het BABW. ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht z |
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Toepassing
- De afzonderlijke parkeergelegenheid, bestemd voor openbaarvervoerreizigers, moet voldoen aan de volgende eisen:
- voldoende (minimaal 40) parkeerplaatsen bevatten; - voorzien zijn van verharding, van een parkeervakindeling en van openbare verlichting. - Een parkeerplaats op deze parkeergelegenheid mag niet verder dan op ongeveer 250 meter loopafstand zijn gelegen van de Parkeer en Reis halte.
- Dit bord mag uitsluitend worden toegepast indien het betrokken openbaar vervoer op werkdagen gedurende de spitsuren in ieder geval een frequentie heeft van zes maal per uur, voor zoveel het lokaal vervoer betreft en van twee maal per uur, voor zoveel het interlokaal vervoer betreft.
Plaatsing
- Dit bord wordt geplaatst bij de parkeergelegenheid van een Parkeer en Reis halte.
- Het bord kan tevens als verwijzing worden toegepast. In dat geval kan het symbool van het bord worden opgenomen in de bewegwijzering, of wordt het bord voorzien van een pijlaanduiding.
2. Toepassing bord E12
Indien op het bord een pijlaanduiding wordt aangebracht, is bord E12 een informatiebord in de zin van borden uit onderdeel K van bijlage 1 van het RVV 1990 (borden BW101lbSp03 t/m BW101bSp03).
In artikel 24 van het RVV 1990 is onder meer bepaald, dat de bestuurder op een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E13, dat is voorzien van parkeervakken, zijn voertuig slechts in die vakken mag parkeren. Het gebruik van de tekst ‘uitsluitend in de vakken’ op of onder het bord is daarmee overbodig.
3. Onderborden (nadere uiitleg)
Een onderbord ‘500 m’ (onderbord OB401-500) geeft aan dat een parkeergelegenheid zich op de aangeduide afstand bevindt.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke voertuigcategorie de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). Deze toepassing is aan de orde wanneer het van belang is andere dan de aangegeven voertuigen te weren en daarop te kunnen handhaven.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke voertuigcategorie de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). Deze toepassing is aan de orde wanneer het van belang is andere dan de aangegeven voertuigen te weren en daarop te kunnen handhaven.
Borden E13: parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E13
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Nee |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Een verkeersbesluit is vereist als onder dit bord een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c is aangebracht of wanneer toepassing is gegeven aan artikel 8, derde lid van het BABW. ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Borden uit [ link ] die een parkeergelegenheid aangeven (al dan niet voorzien van een onderbord) waarbij gedeeltelijk parkeren op het trottoir of het voetpad is toegestaan, mogen alleen worden toegepast indien door met belijning gemarkeerde parkeervakken is aangegeven hoe het parkeren dient plaats te vinden. ( [ link ] )
Toepassing
- De parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers moet voorzien zijn van een verharding, een parkeervakindeling en openbare verlichting.
Plaatsing
- Dit bord wordt geplaatst bij de parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers.
- Het bord kan tevens als verwijzing worden toegepast. In dat geval wordt de verwijzing door middel van een pijlaanduiding op het bord aangegeven.
2. Toepassing bord E13
In artikel 24 van het RVV 1990 is onder meer bepaald, dat de bestuurder op een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E13, dat is voorzien van parkeervakken, zijn voertuig slechts in die vakken mag parkeren. Het gebruik van de tekst ‘uitsluitend in de vakken’ op of onder het bord is daarmee overbodig.
Voor het verwijzen naar parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers kan gebruik worden gemaakt van borden BW203lb t/m BW203b. Het bord wordt dan aangevuld met een pijl die de richting aangeeft naar de carpoolplaats.
3. Onderborden (nadere uiitleg)
Een onderbord ‘500 m’ (onderbord OB401-500) geeft aan dat een parkeergelegenheid zich op de aangeduide afstand bevindt.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke voertuigcategorie de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). Deze toepassing is aan de orde wanneer het van belang is andere dan de aangegeven voertuigen te weren en daarop te kunnen handhaven.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven voor welke voertuigcategorie de parkeergelegenheid is bestemd (onderbord OB902-1). Deze toepassing is aan de orde wanneer het van belang is andere dan de aangegeven voertuigen te weren en daarop te kunnen handhaven.
Borden BW111zb: zone betaald parkeren en Bord BW111ze: einde zone betaald parkeren
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E13
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Betaald parkeren en E1 |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Wel een besluit op grond van de gemeentelijke verordening ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen specifieke uitvoeringsvoorschriften.
2. Toepassing bord BW111
Plaatsen voor betaald parkeren worden aangewezen door het College van Burgemeester en Wethouders. Dit wordt openbaar bekendgemaak in een uitvoeringsbesluit.
Zonale toepassing van het bord ‘betaald parkeren’ geeft aan dat er binnen de zone voor het parkeren moet worden betaald. In combinatie met de zonale toepassing van E1 betekent dit, dat er uitsluitend op de voor parkeren bestemde weggedeelten mag worden geparkeerd en dat hiervoor moet worden betaald.
Het verdient aanbeveling om ter ondersteuning van de bebording op het wegdek de tekst ‘zone’ aan te brengen (zie CROW-publictie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015’). Dit is echter ook afhankelijk van de inrichting van, en het gemeentelijk beleid voor, de openbare ruimte.
De zoneborden worden rechts van de weg geplaatst en mogen, indien daar vanwege onduidelijke situaties behoefte aan bestaat, eveneens links worden geplaatst. Het bord kan evenwijdig aan de wegas worden geplaatst.
Het verdient aanbeveling om binnen de zone herhalingsborden te plaatsen indien de grootte van de zone of andere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
De zoneborden worden rechts van de weg geplaatst en mogen, indien daar vanwege onduidelijke situaties behoefte aan bestaat, eveneens links worden geplaatst. Het bord kan evenwijdig aan de wegas worden geplaatst.
Het verdient aanbeveling om binnen de zone herhalingsborden te plaatsen indien de grootte van de zone of andere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3. Onderborden
De onderborden waaruit geboden of verboden voor de weggebruiker voortvloeien, en de handhaving daarvan, moeten zijn gebaseerd op de gemeentelijke parkeerverordening en/of parkeerbelastingverordening.
Onderborden (nadere uitleg)
Met een waarschuwingsbord als onderbord (onderborden OB301 en OB303) wordt aangegeven dat het gebruik van de wielklem, de wegsleepregeling of wielklem en wegsleepregeling van kracht is.
Met een waarschuwingsbord als onderbord (onderborden OB301 en OB303) wordt aangegeven dat het gebruik van de wielklem, de wegsleepregeling of wielklem en wegsleepregeling van kracht is.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Beperking van de werkingssfeer wordt niet aanbevolen. Volstaan kan worden met het aangeven van de betaaltijden op bijvoorbeeld de parkeerautomaat.
Beperking van de werkingssfeer wordt niet aanbevolen. Volstaan kan worden met het aangeven van de betaaltijden op bijvoorbeeld de parkeerautomaat.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderbord OB310p).
Bord BW111: betaald parkeren, parkeergelegenheid uitsluitend tegen betaling
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord BW111
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Ja |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Wel een besluit op grond van de gemeentelijke verordening ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen specifieke uitvoeringsvoorschriften.
2. Toepassing bord BW111
Plaatsen voor betaald parkeren worden aangewezen door het College van Burgemeester en Wethouders. Dit wordt openbaar bekendgemaak in een uitvoeringsbesluit.
Bij het betaald parkeren moet onderscheid worden gemaakt naar niet-gefiscaliseerd betaald parkeren en gefiscaliseerd betaald parkeren.
Dit onderscheid is van belang voor zowel de beheersuitoefening als het handhavingaspect. Het betaald parkeren (fiscaal en niet-fiscaal) wordt geregeld in de gemeentelijke parkeerverordening. Voor het fiscaliseren is daarnaast een verordening parkeerbelasting noodzakelijk. Voor de bebordingssystematiek maakt het geen verschil of er sprake is van gefiscaliseerd of niet-gefiscaliseerd betaald parkeren. Het regime van betaald parkeren in een bepaald gebied geldt in beginsel voor iedereen (ook gehandicapten), tenzij borden iets anders aangeven. Ook een gehandicaptenparkeerkaart geeft geen vrijstelling van het betalen van parkeergelden in welke vorm dan ook. Gemeenten zijn echter vrij om op dit punt een eigen beleid te voeren.
Het niet-gefiscaliseerd betaald parkeren berust op de gemeentelijke parkeerverordening. Het parkeergeld wordt hierbij niet gezien als een gemeentelijke belasting, maar als een voorwaarde om te mogen parkeren. Voor de gemeentelijke parkeerverordening bestaat een modelverordening van de [ link ]
Bij gefiscaliseerd betaald parkeren wordt de heffing van de parkeerbelasting geregeld in een plaatselijke verordening parkeerbelastingen. Het te betalen parkeergeld is een gemeentelijke belasting. Ook voor deze verordening is bij de VNG een model beschikbaar. Het opnemen van een artikel waarin het gebruik van de wielklem wordt geregeld, is mogelijk op grond van artikel 235 van de Gemeentewet. Het College van Burgemeester en Wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de plaatsen aan waar de wielklem wordt toegepast. Tevens kan daarbij worden aangegeven dat na het verstrijken van een bepaalde tijdsperiode (ten minste 24 uur) na het aanbrengen van de een wielklem, het voertuig wordt weggesleept.
Als een gemeente het betaald parkeren niet heeft gefiscaliseerd, is op het handhavingstraject de Wet Mulder van toepassing. Overtredingen worden administratiefrechtelijk afgedaan (administratieve boete). De basis hiervoor is gelegen in de WVW 1994, de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, de Gemeentewet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de parkeerverordening en de verordening parkeerbelastingen.
3. Onderborden
De onderborden waaruit geboden of verboden voor de weggebruiker voortvloeien, en de handhaving daarvan, moet zijn gebaseerd op de gemeentelijke parkeerverordening en/of parkeerbelastingverordening.
Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l en OB502). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l en OB502). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Met een waarschuwingsbord als onderbord (onderborden 516, OB301 of OB303) wordt aangegeven dat het gebruik van de wielklem, de wegsleepregeling of wielklem en wegsleepregeling van kracht is.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Beperking van de werkingssfeer wordt niet aanbevolen. Volstaan kan worden met het aangeven van de betaaltijden op bijvoorbeeld de parkeerautomaat.
Beperking van de werkingssfeer wordt niet aanbevolen. Volstaan kan worden met het aangeven van de betaaltijden op bijvoorbeeld de parkeerautomaat.
Met behulp van een onderbord kan ook worden aangegeven (bijvoorbeeld in verband met markt) dat er op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd, bijvoorbeeld ‘parkeren verboden op wo 7-16 h’ (onderbord OB310p).
Borden E201: parkeerverbod grote voertuigen, E201zb: zone parkeerverbod grote voertuigen, E201ze: einde zone parkeerverbod grote voertuigen
- Uitvoeringsvoorschriften BABW
- Toepassing bord E201
- Onderborden
Verkeersbesluit | Nee* |
Zonaal toepasbaar | Ja |
Retroreflectie | Geen volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW** Aanbevolen minimaal klasse II |
* Wel een besluit op grond van de gemeentelijke verordening ** Voor categorie E borden geldt: binnen de bebouwde kom is retroreflecterend materiaal niet verplicht |
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen specifieke uitvoeringsvoorschriften.
2. Toepassing bord E201
Met deze borden is het parkeren van grote, zichtbelemmerende voertuigen bijvoorbeeld binnen de bebouwde kom verboden, uitgezonderd speciaal daarvoor aangewezen plaatsen. Het gaat daarbij om voertuigen die een grotere afmeting hebben dan genoemd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
De borden kunnen worden toegepast wanneer wegenverkeersrechtelijke instrumenten (bord E1 met een voertuigsymbool op een onderbord) geen uitkomst bieden. Dat is met name het geval wanneer men het parkeren van grote voertuigen in wijken, steden of dorpen wil tegengaan.
De zoneborden worden rechts van de weg geplaatst en mogen, indien daar vanwege onduidelijke situaties behoefte aan bestaat, eveneens links worden geplaatst.
Wanneer de wegenverkeersrechtelijke instrumenten geen uitkomst bieden, kan een wegbeheerder het parkeren van grote voertuigen verbieden op grond van de APV.
Wanneer de wegenverkeersrechtelijke instrumenten geen uitkomst bieden, kan een wegbeheerder het parkeren van grote voertuigen verbieden op grond van de APV.
Op grond van artikel 2a van de WVW 1994 hebben provincies, gemeenten en waterschappen de bevoegdheid om bij verordening aanvullende regels vast te stellen voor het verkeer voor zover verkeerstekens krachtens WVW 1994 zich daar niet toe lenen.
Dit is aan de orde wanneer men in gebieden, steden of dorpen het parkeren van grote voertuigen wil verbieden. Wanneer dat op grond van de WVW 1994 zou moeten plaatsvinden, zouden in het gehele beoogde gebied bij parkeerterreinen en andere voor parkeren bestemde weggedeelten borden E8 moeten worden geplaatst, die zijn voorzien van het personenautopictogram (bord E8). Bij de overige weggedeelten zouden bord E1 voorzien van een onderbord met het vrachtwagenpictogram moeten worden aangebracht. Uit het oogpunt van uniformiteit wordt dan bord E201zbaanbevolen.
3. Onderborden
De onderborden waaruit geboden of verboden voor de weggebruiker voortvloeien, en de handhaving daarvan, moet zijn gebaseerd op de gemeentelijke parkeerverordening en/of parkeerbelastingverordening.
Onderborden (nadere uitleg)
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502 of OB503). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Door middel van een onderbord met een of twee horizontale pijlen kan worden aangegeven dat het meer dan een parkeerplaats betreft (pijlsymbool naar rechts, naar links of naar rechts en links, onderborden OB501l, OB502 of OB503). De parkeergelegenheid op dit weggedeelte moet fysiek duidelijk herkenbaar zijn.
Onderborden (beperking werkingssfeer)
Op een onderbord kan worden aangegeven dat uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p) geen grote voertuigen mogen worden geparkeerd.
Op een onderbord kan worden aangegeven dat uitsluitend gedurende de aangegeven dagen en/of uren (bijvoorbeeld OB206p) geen grote voertuigen mogen worden geparkeerd.
Aanverwante borden
E201zb