Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Verkeerstekens (toepassing, plaatsing en uitvoering)
Deze tekst is gepubliceerd op 10-03-15

Hoofdstuk L. Informatie

Overzicht borden conform het RVV 1990.
RVV-nummer Fabrieksnummer/
modelnummer
Afbeelding Omschrijving Aanverwante borden
L1 L01-42 Hoogte onderdoorgang
L2 L02 Voetgangersoversteekplaats
[ link ]

L02
L02f

[ link ]

L02f-ob

L3 L03 Bushalte/tramhalte
L4 L04-3 Voorsorteren
L5 L05-3 Einde rijstrook
L6 L06-4 Splitsing
L7 L07-3 Aantal doorgaande rijstroken Zie ook paragraaf 3.2
L8 L08 Doodlopende weg
L9 L09-02 Vooraanduiding doodlopende weg
L10 L10-02r-C07 Vooraanduiding verkeersmaatregel voor de aangegeven richting
L11 L11-3-01C18-2 Verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook/rijstroken Zie ook paragraaf 3.2
L12 L12C18-2 Verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook
L13 Verkeerstunnel
L14 Vluchthaven
J15 Vluchthaven voorzien van een noodtelefoon en brandblusapparaat
L16 Noodtelefoon
L17 Brandblusapparaat
L18 Noodtelefoon en brandblusapparaat
L19l-50
en
L19r-50
L19 Dichtsbijzijnde uitgang of twee dichtsbijzijnde uitgangen in de op het bord aangegeven richting en afstand
L20 Uitwijkplaats rechts van de weg
L21 Uitwijkplaats links van de weg
De niet-RVV informatieborden zijn opgenomen in hoofdstuk 3.3.
Bord L1: hoogte onderdoorgang
  1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
  2. Toepassing bord L1
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW

Toepassing
  1. Het getal op het bord is niet kleiner dan 4,0 meter en niet groter dan 4,4 meter.
  2. Het getal op het bord heeft een decimaal en is altijd 0,10 meter tot 0,20 meter lager dan de gemeten doorrijhoogte.
Plaatsing
  1. Dit bord wordt in beginsel boven de rijbaan aangebracht.
2. Toepassing bord L1
Het bord L1 is ingevoerd om tegemoet te komen aan de behoefte om ook gemeten doorrijhoogten tussen 4,00 meter en 4,55 meter aan te kunnen geven. Dit met het oog op het toenemend aantal bijzondere transporten met voertuigen die inclusief lading hoger dan 4 meter zijn. Indien de gemeten doorrijhoogte lager is dan 4,15 meter wordt bord C19 (gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord is aangegeven) toegepast. Het getal op het bord is altijd 0,10 tot 0,20 meter lager dan de gemeten doorrijhoogte.
De onderkant van viaducten, tunnels en onderdoorgangen moeten worden gemarkeerd indien de vrije hoogte kleiner is dan 4,20 meter. Deze markering bestaat uit 0,15 meter brede witte verticale strepen op een zwarte ondergrond. De tussenruimte bedraagt 0,25 meter en de hoogte 0,50 meter (CROW-publicatie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015).
Bord L1 wordt geplaatst op het actiepunt (bijvoorbeeld viaduct) en dan bij voorkeur boven de weg (bijvoorbeeld aan de zijkant van het viaduct).
Voor meer informatie over de toepassing, uitvoering, maatvoering en positieve aspecten van bord L1 zie CROW-publicatie 723 ‘ASVV 2012’, paragraaf 16.3.3 ‘Signalering – beperkt profiel van vrije ruimte’.
Bord L2: voetgangersoversteekplaats
  1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
  2. Uitvoeringsvoorschriften BABW zebra
  3. Toepassing bord L2
  4. Combinatiemogelijkheden
Verkeersbesluit Nee*
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
* Verkeersbesluit is wel verplicht voor de zebra zelf
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW

Toepassing
  1. Dit bord wordt uitsluitend toegepast bij een zebra.
Plaatsing
  1. Bij voorkeur wordt dit bord in een middengeleider danwel boven de rijbaan aangebracht.
2. Uitvoeringsvoorschriften BABW zebra

Toepassing

Een zebra wordt slechts toegepast:
  • op wegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h of 50 km/h en;
  • op wegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h mits de naderingssnelheid van minimaal 85 procent van de motorvoertuigen lager is dan 50 km/h.
Uitvoering
  1. Een zebra bestaat uit een dwars op de wegas aangebrachte markering met een breedte van ten minste 4 meter, bestaande uit witte strepen met een tussenliggende afstand van 0,5 meter en met een breedte van circa de tussenliggende afstand.
  2. Bij een zebra wordt, behalve bij verkeerslichten, altijd bord L2 geplaatst.
3. Toepassing bord L2
In de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens zijn met betrekking tot de toepassing en uitvoering van voetgangersoversteekplaatsen (zebra), zoals bedoeld in artikel 49.2 van het RVV 1990, voorschriften opgenomen (hoofdstuk IV, paragraaf 2, punt 9).
Hieruit blijkt dat voetgangersoversteekplaatsen (zebra’s) alleen mogen worden toegepast als aan bepaalden voorwaarden is voldaan. Daarnaast dienen alle zebra’s, behalve bij verkeerslichten, te worden voorzien van het bord L2. Bij voorkeur wordt dit bord boven de rijbaan aangebracht, met name in situaties met beperkt zicht op de oversteekplaats en/of relatief hoge naderingssnelheden. Het waarschuwingsbord J22 (voetgangersoversteekplaats) heeft alleen een functie als vooraanduiding. Bord J22 wordt alleen geplaatst indien de oversteekplaats op afstand slecht is waar te nemen of indien de oversteekplaats niet past in het verwachtingspatroon van de weggebruiker.
4. Combinatiemogelijkheden
In Nederland wordt steeds vaker een voetgangersoversteekplaats gecombineerd met een verkeersdrempel. Bij de voetgangersoversteekplaats moet bord L2 worden geplaatst. Om ook voor de drempel te waarschuwen wordt de volgende combinatie van bord en onderbord gehanteerd:
Zo Of zo (met achergrondschild)
Voor meer informatie over de toepassing, plaatsing en uitvoering van voetgangersoversteekplaatsen (zebra’s) in combinatie met bord L2 zie CROW-publicatie 723 ‘ASVV 2012’, paragraaf 12.1.11 ‘Voetgangers oversteekplaats (VOP) in gebiedsontsluitingsweg 50 km/h’ en paragraaf 16.1.23 ‘Voetgangersoversteekplaats’. Hiernaast vermeld CROW-publicatie 226 ‘Veilig oversteken? Vanzelfsprekend!’, paragraaf 8.2.2 ‘Uitvoering’ informatie over de uitvoering en het ontwerp van de VOP in combinatie met bord L2.
Aanverwante borden
Bord L3: bushalte/tramhalte



Bord L3a: Bushalte/tramhalte







Bord L3b: Bushalte








Bord L3c: Tramhalte
Verkeersbesluit Ja*
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Nee
* Geldt uitsluitend voor bushaltes
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen uitvoeringsvoorschriften voor dit afzonderlijke bord.
2. Bord L3 in de BABW
In artikel 12a, II van de BABW is per oktober 2012 opgenomen dat voor het aanwijzen of opheffen van een bushalte (plaatsing of verwijdering van bord L3 van bijlage 1 van het RVV 1990) voortaan een verkeersbesluit nodig is. Eerder heeft de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State uitgesproken dat het aanwijzen of opheffen van een bushalte een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (zie ABRS 4 juli 1996, nr. H01.95.0574). Tegen een dergelijk besluit staat voor belanghebbenden bezwaar en beroep open. Omdat er feitelijk geen verschil bestaat tussen een Awb-besluit en een verkeersbesluit, wordt vanwege de eenduidigheid voor het aanwijzen of opheffen van een bushalte ook een formeel verkeersbesluit vereist.
Wegbeheerders hoeven niet alsnog verkeersbesluiten te nemen in verband met de plaatsing van L3-borden die zij voor de inwerkingtreding van dit besluit (18 oktober 2012) hebben geplaatst.
3. Toepassing bord L3
Het bord L3 wordt geplaatst bij zowel bus- als tramhaltes. Het bord wordt direct nabij de halte geplaatst. Conform [ link ] mag een bestuurder bij een bord L3 ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, zijn voertuig niet laten stilstaan. Dit geldt niet voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers.
Bord L4: voorsorteren

[ link ]

(Figuratie dient als voorbeeld)

  1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
  2. Toepassing bord L4
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW

Plaatsing
  1. De plaatsing van een bord L4 geschiedt op enige afstand voor het begin van de voorsorteervakken.
2. Toepassing bord L4
Het bord L4 wordt geplaatst op onder andere kruispunten met verkeerslichten, waar de rijbaan wordt opgesplitst in twee of meer voorsorteervakken en waarbij de rijstrookindeling onverwacht is. Ook in situaties met bijvoorbeeld twee rijstroken zonder verkeerslichten is het mogelijk om een bord L4 (uiteraard met een andere figuratie) te plaatsen. Bij portaalbewegwijzering wordt bord L4 achterwege gelaten.
Bord L4 wordt derhalve niet geplaatst op kruispunten in enkelbaanswegen met alleen een linksafvak of alleen een rechtsafvak.
De rijstrookindeling dient duidelijk te worden ondersteund door markering op het wegdek. Hiervoor wordt verwezen naar CROW-publicatie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015’.
Bord L5: einde rijstrook

[ link ]

(Figuratie dient als voorbeeld)

Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW

Plaatsing
  1. De plaatsing van een bord L5 geschiedt voor het einde van de rijstrook of het begin van het verdrijvingsvlak.
2. Toepassing bord L5
Het bord L5 is van toepassing indien een rijstrook in zijn geheel wordt onttrokken aan het verkeer. Vanzelfsprekend wordt de figuratie (het aantal pijlen) op het bord aangepast aan het aantal rijstroken ter plaatse.
Het plaatsen van bord L5 gebeurt in combinatie van markering (verdrijvingsvlak en - pijlen) op het wegdek. Het bord wordt geplaatst bij het begin van de eerste verdrijfpijl, zie CROW-publicatie 207 ‘Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015’. Dit bord wordt aan weerszijden van de rijbaan geplaatst en geeft aan waar het ‘ritsen’ begint:
  • ‘Ritsen na ... m’ op een bepaalde afstand voor het wisseleindpunt (400 meter en 200 meter bij een ontwerpsnelheid van 100 km/h en 300 en 150 meter bij 80 km/h);
  • ‘Ritsen vanaf hier’ of ‘Geef ritser de ruimte’ op een afstand van 150 meter voor het wisseleindpunt.
Als de borden in een smalle middenberm moeten worden toegepast, kan de maatvoering van de borden niet voldoen aan de Uitvoeringsvoorschriften BABW. Met waarschuwingsborden (200 en 400 meter) kan de te geringe herkenningsafstand van te kleine borden worden gecompenseerd. De borden kunnen eventueel links van de weg worden geplaatst.
Borden L6: splitsing en L7: aantal doorgaande rijstroken

[ link ]

Bord L6

[ link ]

Bord L7

Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen uitvoeringsvoorschriften
2. Toepassing bord L7
Bord L7 wordt 50 meter tot 100 meter na het puntstuk van de samenvoeging geplaatst.
Het beginpunt van een inhaalstrook in een wegvak levert geen bijzondere problemen op. In feite betreft het een rijstrookverdubbeling. Het begin van de inhaalstrook moet worden aangeduid door bord L7, waarbij de figuratie op het bord is aangepast aan de situatie ter plaatse.
Borden L8: doodlopende weg en L9: vooraanduiding doodlopende weg

[ link ]

Bord L8

[ link ]

Bord L9

(Figuraties dienen als voorbeeld)
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen uitvoeringsvoorschriften.
2. Toepassing bord L8 en L9
De borden L8 en L9 worden niet geplaatst in combinatie met onderborden waarop een afstandsaanduiding wordt vermeld. Wel kunnen de borden L8 en L9 geplaatst worden uitgezonderd voor bijvoorbeeld fietsers door middel van een onderbord (OB52). Ook kan bord L8 met onderborden OB54 (‘uitgezonderd (brom) fietsers’) aan beide einden van een wegvak geplaatst worden indien er sprake is van afsluiting op een wegvak met fietsvoorziening (zie CROW-publicatie 723 ‘ASVV 2012, paragraaf 11.2.12 ‘Afsluiting op wegvak – met fietsvoorziening (1)’).
Op bord L9 is afhankelijk van de kruispuntsvorm verschillende figuraties mogelijk, bijvoorbeeld:
  • een T-aansluiting waarvan de rechterzijweg een doodlopende weg is;
  • een volledig kruispunt waarbij de linkerzijweg doodlopend is.
Bord L10: vooraanduiding verkeersmaatregel voor de aangegeven richting

[ link ]

(Figuratie dient als voorbeeld)

Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen uitvoeringsvoorschriften.
2. Toepassing bord L10
Het verkeersbord (de verkeersmaatregel) op bord L10 is een type kleiner dan wat normaal gesproken nodig is. Op bord L10 kunnen in beginsel de borden C1 t/m C22 worden aangebracht (bijvoorbeeld L10-02r-C07). Een voorbeeld is ook gegeven in afbeelding 38. Tevens is de wegfiguratie afhankelijk van de kruispuntsvorm, waarbij dan het verkeersteken in beginsel op elke tak van het kruispunt kan worden aangebracht.
[ link ]

Figuur 38

Het verdient de voorkeur om in plaats van bord L10 een van de borden D4 t/m D7 toe te passen, eventueel met een onderbord voor de aanduiding van de categorie. Daarnaast is een vooraanduiding door middel van informatiebord L10 nodig op het kruispunt waar het verkeer de mogelijkheid heeft om een alternatieve route te kiezen.
Tevens wordt bord L10 toegepast waar volwassenenbrigade werkzaam is over rijbaan met tweerichtingsverkeer, zie CROW-publicatie 723 ‘ASVV 2012’, paragraaf 16.3.14 ‘Draai-armen voor verkeersbrigade – over een rijbaan’.
Bij het toepassen van een BFA zijn beweegbare delen beperkt zichtbaar. Om de weggebruiker te attenderen op de BFA (in of net na een bocht of in een voetgangersgebied) wordt het plaatsen van (voor)waarschuwingsborden (L10) op de doorgaande weg aanbevolen (CROW-publicatie 268 ‘Selectieve toegang en doseren’).
Borden L11: verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook/rijstroken en L12: verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook

[ link ]

Bord L11

[ link ]

Bord L12

Verkeersbesluit Nee*
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
* wel een verkeersbesluit, indien voor het bord dat wordt afgebeeld op het bord L11 of L12, het nemen van een verkeersbesluit verplicht is gesteld
1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
Geen uitvoeringsvoorschriften
2. Toepassing bord L11 en L12
Op bord L11 en L12 kunnen de verschillende verkeersborden in de C-serie worden opgenomen zoals L11-3-01C18-2 of L12C18-2.
Het verkeersbord op bord L11 kan worden beëindigd met bord L5 (einde rijstrook), bord L7 (aantal doorgaande rijstroken) of bord F8 (einde van alle door verkeersborden aangegeven verboden).
Het verkeersbord op bord L11 of L12 is een type kleiner dan wat normaal gesproken nodig is.
Bord L13 t/m L19: Tunnelveiligheid

[ link ]

L13 Verkeerstunnel

[ link ]

L14 Vluchthaven

[ link ]

L15 Vluchthaven voorzien van een noodtelefoon en brandblusapparaat

[ link ]

L16 Noodtelefoon

[ link ]

L17 Brandblusapparaat

[ link ]

L18 Noodtelefoon en brandblusapparaat

[ link ]

L19l-50 Dichtstbijzijnde uitgang of twee dichtstbijzijnde uitgangen in de op het bord aangegeven richting en afstand.

[ link ]

L19r-50 Dichtstbijzijnde uitgang of twee dichtstbijzijnde uitgangen in de op het bord aangegeven richting en afstand.

Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Er bestaan Nederlandse en Europese regels en richtlijnen wat betreft de veiligheid in tunnels. De ‘Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels’ (Warvw) heeft een veiligheidskader voor tunnels met een gesloten gedeelte langer dan 250 meter. De Warvw is uitgewerkt in de ‘Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels’ (Rarvw). Daarnaast zijn eisen met betrekking tot tunnelveiligheid toegevoegd en ondergebracht in het Bouwbesluit 2012. Per 1 juli 2013 zijn zowel de Warvw als de Rarvw herzien. Meer informatie over de Nederlandse en Europese regels en richtlijnen, waaronder de wijzigingen die zijn doorgevoerd, is te vinden op de website van het [ link ]
De Warvw geeft invulling aan de verplichting van de EU-lidstaten om de [ link ] op te nemen in de nationale wet- en regelgeving. In deze richtlijn worden de minimale veiligheidseisen voor tunnels van het trans-Europese weggennet benoemd.
Bord L13: Verkeerstunnel
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L13

Toepassing
  1. Het bord wordt geplaatst voor elke tunnel, langer dan 250 meter.
  2. De lengte van de tunnel wordt vermeld in het onderste deel van het bord.
  3. De naam van de tunnel kan op het bord of op een onderbord worden aangegeven.
  4. Bij tunnels, langer dan 3000 meter, wordt de resterende lengte van de tunnel om de 1000 meter aangegeven.
Plaatsing
Het bord wordt aan elke ingang van de tunnel geplaatst.
Toepassing bord L13 en relevante bepalingen

Relevante bepaling(en) uit de Wet van 2 februari 2006, houdende regels met betrekking tot de veiligheid van voor het wegverkeer toegankelijke tunnels (Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels):
Artikel 2 lid 1: Deze wet is van toepassing op tunnels, langer dan 250 meter, uitsluitend dan wel mede bestemd voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994. [motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning] De lengte van de tunnel wordt bepaald door het langste omsloten gedeelte. Voor de wettekst, zie [ link ]
Plaatsing ten opzichte van actiepunt
Voor de plaatsing van bord L13 geldt de algemene informatie over de plaatsing van bebording.
Specifiek voor bord L13 geldt:
Uitgaande van een herkenningsafstand van 40 meter en het feit dat koers en snelheid kan worden behouden, wordt bord L13 geplaatst op ten minste 10 meter (bij 120 en 100 km/h) of 0 meter (bij lagere snelheden) voor het eerste herkenbare element van de tunnelconstructie.
De lengte van de tunnel wordt vermeld in het onderste deel van het bord. De lengteaanduiding van de tunnel worden afgerond. Hiervoor geldt het volgende:
  • Lengte van 250 tot 300 meter: afronden op veelvouden van 50 meter.
  • Lengte van 300 meter tot 1000 meter: afronden op veelvouden van 100 meter.
  • Lengte vanaf 1000 meter: afstand aangeven in kilometer, zo nodig met een decimaal.
Voorts geldt voor de afstandaanduiding:
  • Er komt een spatie tussen de cijfers en de ‘m’ of ‘km’.
  • Achter ‘m’ of ‘km’ komt geen ‘.’ (punt).
  • De afstandaanduiding wordt altijd zonder een toevoeging vermeld, dus ‘250 m’
  • De lengte van de tunnel wordt altijd gecentreerd, onderaan geplaatst.
Schrijfwijze van de naam van de tunnel: aansluiting zoeken bij CROW-publicatie 322 ‘Richtlijn bewegwijzering 2014’: eerste letter kapitaal rest onderkast.
Bord L14: Vluchthaven
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L14
Geen uitvoeringsvoorschriften.
Toepassing bord L14 en relevante bepalingen
[ link ]
Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 meter heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 meter. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 meter.
Idem [ link ]
Relevante bepaling uit CROW-publicatie 331 ‘Handboek wegontwerp 2013 – Regionale stroomwegen’, paragraaf 5.3.6 ‘Vluchthavens’:
Naast de vluchtzone moeten om de circa 1000 meter vluchthavens zijn aangebracht met een reguliere ver- harding. In de praktijk blijkt dat een groot deel van de gemaakte stops een vrijwillig karakter heeft. Op een vluchthaven kan veilig worden gestopt. Vluchthavens kunnen tevens worden gebruikt voor het uitvoeren van reparaties aan voertuigen. Het normaal ontwerp van een vluchthaven wordt weergegeven in figuur 5.15 van die paragraaf.
Relevante bepaling uit CROW-publicatie 330 Handboek wegontwerp 2013 – Gebiedsontsluitingswegen, paragraaf 7.4 ‘Vluchthavens’:
De NEN-commissie ‘Verkeerstekens’ heeft besloten dat het bord L14 ook gebruikt kan worden buiten tunnels, langs (snel)wegen. De plaatsing van bord L14 is in nieuwe situaties gewenst als vervanging van het verkeersbord BB06.


De NEN-commissie ‘Verkeerstekens’ heeft besloten dat het bord L14 ook gebruikt kan worden buiten tunnels, langs (snel)wegen. De plaatsing van bord L14 is in nieuwe situaties gewenst als vervanging van het verkeersbord BB06.
Bord L15: Vluchthaven voorzien van een noodtelefoon en brandblusapparaat
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L15

Toepassing

De aanwezigheid van noodtelefoons en brandblusapparaten wordt aangegeven met bord L15.
Toepassing bord L15 en relevante bepalingen

[ link ]
Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 meter heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 meter. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 meter.
Idem [ link ]
Relevante bepaling(en) uit het RVV 1990:
[ link ] Vluchthaven of vluchtstrook: door een doorgetrokken streep van de rijbaan van de autosnelweg of autoweg afgescheiden weggedeelte, dat bestemd is voor gebruik in noodgevallen, behoudens voor de duur van openstelling als spitsstrook/
[ link ] Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.
Bord L16: Noodtelefoon
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L16
Geen uitvoeringsvoorschriften
Toepassing bord L16 en relevante bepalingen
[ link ]
Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 meter heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 meter. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 meter. Idem [ link ]
Bord L17: Brandblusapparaat
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L17
Geen uitvoeringsvoorschriften
Toepassing bord L17 en relevante bepalingen
[ link ]
Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 meter heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 meter. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 meter. Idem [ link ]
Bord L18 Noodtelefoon en brandblusapparaat
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L18
Geen uitvoeringsvoorschriften
Toepassing bord L18 en relevante bepalingen

A [ link ]
Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 meter heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 meter. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 meter. Idem [ link ]

Bord L19: Dichtstbijzijnde uitgang of twee dichtstbijzijnde uitgangen in de op het bord aangegeven richting en afstand
Verkeersbesluit Nee
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW bord L19
(in de uitvoeringsvoorschriften BABW worden deze voorschriften ten onrechte gegeven voor het niet bestaande bord L20)
Toepassing en plaatsing
Het bord wordt om de 25 meter op een hoogte van ten hoogste 1,5 meter boven het wegdek op de tunnelwanden geplaatst om aan te geven waar zich de twee dichtstbijzijnde uitgangen bevinden.
Toepassing bord L19 en relevante bepalingen
De NEN-EN-ISO 7010:2012 en ‘Grafische symbolen – Veiligheidskleuren en -tekens – Geregistreerde veiligheidstekens (inclusief symbolen)’ beschrijft veiligheidssymbolen, onder andere de pictogrammen die voor een vluchtwegaanduiding gebruikt moeten worden.
CROW-publicatie 207 ’Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2015’ geeft in paragraaf 2.4.1 ‘Vluchtweg’ informatie over de toepassing en uitvoering van bord L19. De bebakening wordt uitgevoerd in retroreflecterend materiaal klasse II volgens NEN 3381.
De borden voor «Nooduitgangen» zijn overeenkomstig het [ link ]
Borden L20: uitwijkplaats rechts van de weg en L21: uitwijkplaats links van de weg
  1. Uitvoeringsvoorschriften BABW
  2. Toepassing bord L20 en L21
  3. Meer informatie
Verkeersbesluit Geen
Zonaal toepasbaar Nee
Retroreflectie Minimaal klasse I volgens Uitvoeringsvoorschriften BABW
Aanbevolen minimaal klasse II
Uitvoeringsvoorschriften BABW
Toepassing
De borden worden uitsluitend toegepast op wegen buiten de bebouwde kom met een breedte van minder dan 4 m.
Plaatsing
Deze borden worden aan de rechterkant, respectievelijk linkerkant, haaks op de as van de rijbaan geplaatst op ca 20 m voor de uitwijkplaats.
Uitvoering
Deze borden worden uitgevoerd in minimaal type 0.