Waarom faunavoorzieningen Wegen doorsnijden ons landschap en daarmee ook het leefgebied van dieren. Zeker bij grotere wegen (rijkswegen, provinciale wegen) kan dit ertoe leiden dat: - er barrières ontstaan voor de trek
- er barrières ontstaan voor het bereiken van het foerageergebied
- het leefgebied van dieren te klein wordt
- (groepen) dieren geïsoleerd raken
- dieren de oversteek riskeren en worden aangereden
- de veiligheid van weggebruikers in het geding komt door een aanrijding met een dier of door het ontwijken ervan (zie factsheet Dieren in de berm)
Faunavoorzieningen worden aangelegd om dieren veilig de weg te laten passeren. Zo worden individuele dieren gered. Dat is belangrijk voor het in stand houden van de populatie en daarmee voor het gehele ecosysteem. Het is ook veiliger voor de weggebruiker. Ecologische Hoofdstructuur en Natuurnetwerk Nederland Ambitie van de Rijksoverheid is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te versterken en te ontwikkelen tot een Natuurnetwerk Nederland. Men wil dit Natuurnetwerk in 2027 gerealiseerd hebben. Het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) speelt hierbij een belangrijke rol. Het MJPO heeft als doel barrières op te heffen en ecologische verbindingen te herstellen door de aanleg van diverse faunavoorzieningen. Rijkswaterstaat en de provincies zijn betrokken met het MJPO. Soorten faunavoorzieningen Faunavoorzieningen worden aangelegd door Rijkswaterstaat en provincies, en (in veel mindere mate) door gemeenten, waterschappen en natuurbeschermende organisaties. Faunavoorzieningen zijn onder te verdelen in drie soorten: - voorzieningen over de weg heen
- voorzieningen onder de weg door
- gelijkvloerse faunavoorzieningen
Faunavoorzieningen – bovenlangs Voorbeelden van faunavoorzieningen die over de weg heen gaan zijn: - Ecoduct/wildwissel/natuurbrug
- voor grote zoogdieren (zwijnen, herten, reeën), kleinere zoogdieren (vossen, dassen, marters, wezels, hermelijnen, egels, konijnen, muizen), amfibieën, reptielen en insecten
- viaduct voor dieren dat is ingericht als natuur, verbindt de twee leefgebieden aan weerszijden van de weg
- voorbeeld: over de A50 bij De Woeste Hoeve (uit 1988, eerste in Nederland)
- Boombrug
- voor eekhoorn en boommarters
- smalle brug hoog boven de weg, tussen bomen
- voorbeeld: boven de A12 bij Driebergen/Maarn (uit 2004, eerste in Nederland)
Faunavoorzieningen – onderlangs Voorbeelden van faunavoorzieningen die onder de weg door gaan zijn: - Faunatunnel/wildtunnel
- voor middelgrote dieren (dassen), voor kleine zoogdieren, amfibieën, reptielen en/of insecten
- ondergrondse oversteekplaats, vaak door middel van een buis
- voorbeeld: onder de Nijmeegsebaan in Groesbeek (uit 2013)
- Herpetoduct
- voor reptielen en amfibieën
- faunatunnel met veel lichtinval en onder meer stobbenwallen
- voorbeeld: bij de Elspeetsche Heide (uit 2009, eerste in Nederland)
Faunavoorzieningen – gelijkvloers Voorbeeld van faunavoorzieningen die zich op hetzelfde niveau als de weg bevinden zijn: - Faunapassage met elektronische signalering
- voor met name grote zoogdieren (zwijnen, herten, reeën)
- oversteekplaats voor dieren, weggebruikers worden via ledborden geïnformeerd als ze langzamer moeten gaan rijden omdat er een dier oversteekt
- voorbeeld: proeflocaties in de provincie Gelderland
- Virtueel hekwerk
- voor met name grote zoogdieren (zwijnen, herten, reeën)
- dieren worden afgeschrikt en verjaagd met geluid en visuele waarschuwingen zodra er een voertuig nadert
- voorbeeld: proeflocaties in de provincie Gelderland
Geleidende beplanting In de buurt van een faunavoorziening staat meestal geleidende beplanting. Doel daarvan is de dieren naar de voorziening te leiden. De samenstelling en structuur van deze begroeiing moet zijn afgestemd op de diersoorten waarvoor de faunavoorziening is bedoeld. De geleidende beplanting staat deels in de berm en maakt in dat geval deel uit van het beheer van de berm. Rasters Behalve geleidende beplanting zijn er vaak rasters of schermen. Deze hebben een dubbele functie: - voorkomen dat dieren op de weg komen
- dieren geleiden naar de faunavoorziening
Ook deze rasters staan meestal in de berm en moeten beheerd en onderhouden worden. Ze mogen niet overgroeien, omdat sommige dieren dan over het raster kunnen klimmen. Bovendien zijn bij overgroeiing eventuele beschadigingen aan het raster bij inspectie niet goed zichtbaar. Vaak zitten er in het raster terugkeervoorzieningen. Hierdoor kan een dier dat aan de wegzijde terecht is gekomen veilig terugkeren naar het groen. |