Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Verkeersveiligheid
Deze tekst is gepubliceerd op 21-06-13

30 km/h-zones

Veel mensen vinden hun woonomgeving verkeersonveilig. Vaak gaat het dan om oudere, traditioneel vormgegeven woonwijken. Uit onderzoek blijkt dat circa 75% van alle klachten uit de woonomgeving betrekking heeft op het verkeer. Door middel van een goede weginrichting is dus veel aan de kwaliteit van de woonomgeving te verbeteren.
Een verblijfsgebied (woon- en winkelomgeving) is een aaneengesloten gebied dat primair een functie heeft ten behoeve van het ‘verblijven’. De wegen binnen een verblijfsgebied hebben uitsluitend een erftoegangsfunctie [7.5]. Tot het verblijven worden activiteiten gerekend die direct samenhangen met de aard van de aanwezige bebouwing: lopen, wandelen, praatje maken, spelen, fietsen (kinderen), auto wassen, winkelen. Het (gemotoriseerde) verkeer is wel aanwezig in het verblijfsgebied, doch dient een ondergeschikte rol te spelen.
Een verblijfsgebied moet zo groot mogelijk zijn. Kwetsbare verkeersdeelnemers als kinderen en ouderen moeten hun bestemmingen (kinderen-school; ouderen-buurtwinkels) kunnen bereiken zonder een gebiedsontsluitingsweg te hoeven oversteken.
De verkeersonveiligheid in verblijfsgebieden is meestal voor een belangrijk deel subjectief van aard en wordt veroorzaakt door perceptie van te hoge rijsnelheden en intensiteiten van het autoverkeer. Ongevallen komen zeker wel voor, doch vinden meestal verspreid in het gebied plaats. De gevoelens van onveiligheid bij de bevolking moeten worden teruggedrongen en alle activiteiten die samenhangen met de verblijfsfunctie van het gebied moeten een zo goed mogelijke kans krijgen.
Binnen een verblijfsgebied moeten in beginsel geen verkeerstekens worden toegepast. Als er al bepaalde verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn, dan moeten deze fysiek worden gerealiseerd. Door de geringe verkeersintensiteiten en de lage prioriteit van verkeershandhaving door de politie zullen bewoners verkeersborden immers al spoedig negeren. Voor de inrichting van een verblijfsgebied staan er twee juridische kaders ter beschikking:
  1. de 30 en 60 km/h-regeling (bord A1RVV1990);
  2. de ervenregeling (woon- en winkelerven), borden G5 en G6 RVV1990.
De wettelijke voorwaarden voor een 30 km/h-zone en een 60 km/h-zone (Uitvoeringsvoorschriften BABW) zijn onder meer:
  • De maximumsnelheid moet in overeenstemming zijn met het wegbeeld ter plaatse. Dit betekent dat waar nodig de omstandigheden op zodanige manier moeten zijn aangepast dat de beoogde snelheid redelijkerwijs voortvloeit uit de aard en de inrichting van de betrokken weg en zijn omgeving.
  • Bij 30 km/h (-wegen) en 30 km/h-zones, 60 km/h (- wegen) en 60 km/h-zones mag bord A1 (30 km/h binnen en buiten de bebouwde kom en 60 km/h buiten de bebouwde kom) op wegvakken slechts worden toegepast als wordt voldaan aan de bepaalde eisen (zie Uitvoeringsvoorschriften BABW).
De belangrijkste eisen van een erf (zie Uitvoeringsvoorschriften BABW) hebben betrekking op de verblijfsfunctie en de snelheid. Een erf moet voornamelijk een verblijfsfunctie hebben. Dit houdt voor het gemotoriseerde verkeer in dat de wegen binnen een erf slechts een functie mogen hebben voor verkeer dat zijn bestemming of zijn vertrekpunt binnen het erf heeft en dat de intensiteit van het verkeer het karakter van het erf niet mag aantasten. De aard van de wegen in het erf moet (eventueel door snelheidsbeperkende voorzieningen) zodanig zijn dat stapvoets rijden redelijkerwijze uit de omstandigheden voortvloeit (gelijkwaardigheid van weggebruikers).
Uit voor en na-onderzoek in 30 km/h-zones is gebleken dat het instellen van dergelijke zones zowel de verkeersveiligheid, de leefbaarheid als de mobiliteit van de zwakkere verkeersdeelnemers bevordert. De 30 km/h-zones scoren onder de buurtbewoners hoog ten opzichte van 50 km/h-wegen. Ruim 85% vindt de gekozen snelheidslimiet juist en 80 à 90% is van mening dat trottoirs noodzakelijk of op zijn minst wenselijk zijn.
Thans genieten 30 km/h-zones voor wegbeheerders en stedenbouwkundigen de voorkeurboven erven. Ze zijn goedkoper in aanleg en onderhoud en voldoen aan de eisen voor de inrichting van een verblijfsgebied. Hoewel erven op dit moment stedenbouwkundig minder in trek zijn, bieden zij voor spelende kinderen wel de maximale expliciet geoorloofde ruimte. Dat is meestal niet het geval in 30 km/h-zones.
Verkeerscirculatie in een gebied
Veel woonwijken zijn via verschillende routes te doorkruisen. Vaak zijn die routes korter in afstand of tijd dan de route ‘buitenom’ via de gebiedsontsluitingswegen. Ook het vermijden van verkeerslichten kan daarbij een rol spelen [7.5, 7.27, 7.28]. Zonder verdere maatregelen voor de verkeerscirculatie zal moeilijk een goed verblijfsklimaatkunnen ontstaan. Structurele maatregelen hebben tot doel:
  • het weren van verkeer dat niet in het verblijfsgebied thuishoort;
  • het via de zo kort mogelijke route leiden van herkomst- en bestemmingsverkeer naar het omliggende hoofdwegennet zodat dit wijkgebonden verkeer het gebied zo min mogelijk belast.
De entree van het verblijfsgebied (de ‘poort’)
De entree van het verblijfsgebied, de ‘poort’, vraagt bijzondere aandacht. De poort moet duidelijk maken dat daarachter een gebied ligt met een ander karakter en een lagere maximumsnelheid.
[ link ]

Figuur 7.10. Voorbeelden van structurele maatregelen in verblijfsgebieden

[ link ]

Figuur 7.11. Poort 30 km/h-zone door middel van een uitritconstructie

Bij de vormgeving van de poort moet goed worden gelet op de voorrangsregeling:
  1. poort met in- en uitritconstructie waar verkeer van en naar het verblijfsgebied vrije doorgang moet verlenen aan het overig verkeer;
  2. poort zonder uitritconstructie; om onduidelijkheid te voorkomen moet dan de voorrang worden geregeld door middel van verkeerstekens (voorrangskruispunt).
Inrichting van een gebied
Het is belangrijk dat er maatregelen worden getroffen op plaatsen waar de kans op ongevallen het grootst is, bijvoorbeeld op een kruispunt, een doorsteekje voor voetgangers tussen twee huizen, schoolroutes, schooluitgang en buurtwinkels. Daar zijn de voorzieningen het meest kosteneffectief. De snelheid is dan immers het laagst op plaatsen waar de kans op een ongeval het grootst is. Bovendien komen de maatregelen voor de automobilist dan geloofwaardiger over.
In een gebied mogen de snelheidsverlagende voorzieningen niet te ver uit elkaar liggen om te voorkomen dat de snelheden tussen de voorzieningen te hoog worden [7.31, 7.32]. Het gewenste snelheidsniveau en de mate van snelheidsremming van de voorziening (de passeersnelheid) bepalen de onderlinge afstand. Verder is de sfeer die de straat uitstraalt belangrijk. De maximumsnelheid van 30 km/h moet logisch voortvloeien uit de hele inrichting van het straatbeeld.
[ link ]

Figuur 7.12. Plateaus en verkeersdrempels, de meest toegepaste snelheidsverlagende voorzieningen

Childstreet
De wegen in verblijfsgebieden worden niet alleen gebruikt voor verkeer, maar worden ook gebruikt voor recreatie en spel. Een omgeving waarin kinderen veilig kunnen opgroeien en zich op een natuurlijke manier kunnen ontplooien is geen luxe, maar is hard nodig.
Kinderen hebben (wereldwijd) het grootste deel van hun traditionele natuurlijke bewegingsvrijheid in de buitenruimte verloren. Dit is in belangrijke mate veroorzaakt door de toename van het gemotoriseerd verkeer. Zelfstandige mobiliteit van kinderen is van essentieel belang voor hun gezonde ontwikkeling, zowel lichamelijk als geestelijk. Een toekomstgerichte samenleving hecht hieraan belang. Dit stelt nadrukkelijk voorwaarden aan de inrichting van de stedelijke openbare ruimte en aan het verkeer in het bijzonder.
Het Delft Manifesto heeft handreikingen gegeven voor een integraal beleid voor een kindvriendelijke stedelijke buitenruimte. Hierop gebaseerd levert Childstreet voor de Nederlandse situatie aanbevelingen voor het (her) ontwerp van de openbare en de verkeersruimte die aanvullend zijn op Duurzaam Veilig binnen de bebouwde kom. Childstreet beschouwt de stedelijke openbare ruimte vanuit de zelfstandige mobiliteit van kinderen. Er wordt een geïntegreerde aanpak voorgestaan gericht op inrichting, educatie en handhaving.
Inrichting
Uit het oogpunt van kinderen verdient het verblijfsgebied binnen Duurzaam Veilig (maximaal 30 km/h) verdere uitwerking.
Omdat 30 km/h voor kinderen nog altijd geen veilige snelheid is, zijn 30 km/h-straten niet de verblijfsruimtes waar kinderen altijd zorgeloos kunnen spelen. Om kinderen bewegingsruimte te bieden zijn erven waarin verkeer slechts stapvoets mag rijden daarom nog steeds een belangrijk onderdeel van de stedelijke verblijfsruimte. Bij 30 km/h-gebieden moet er aandacht zijn voor inrichting, voorlichting en handhaving. 30 km/h-straten moeten altijd over voldoende trottoir beschikken (en als dat niet mogelijk is, kan er beter gekozen worden voor een inrichting als erf).
50 km/h-wegen moeten zijn voorzien van fietspaden, bij kruisingen met zijstraten moeten deze op een plateau zijn aangelegd. Verder moeten er voldoende trottoir en voldoende veilige oversteekvoorzieningen zijn.
Aandacht voor verkeerseducatie
Basisscholen, ouders en overheid moeten gezamenlijk de verkeersopvoeding sterker ter hand nemen opdat alle kinderen op de basisschool het praktisch verkeersexamen op de fets doen en fetsvaardig de school verlaten.
Handhaving
Childstreet streeft naar evenredige handhaving in verblijfsgebieden en ijvert voor proportionele boetes bij snelheidsovertredingen: 10 km/h te hard in een verblijfsgebied is een ernstigere overtreding dan 10 km/h te hard op de autosnelweg (zie hoofdstuk 9).
Om het Childstreet concept tastbaar te maken is KiSS, de Kinder Straat Scan ontwikkeld. Straten worden aan de hand van indicatoren op zes aspecten beoordeeld: Bescherming, Bewegingsvrijheid, Beloopbaarheid, Befietsbaarheid, Bespeelbaarheid en Belevingswaarde. Elk aspect levert een rapportcijfer op [7.40, 7.43–7.45].