Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Verkeersveiligheid
Deze tekst is gepubliceerd op 21-06-13

Bermen en obstakelvrije zone

De afloop van incidenten waarbij voertuigen van de rijbaan raken, is wat de berm betreft sterk afhankelijk van:
  • de afstand vanuit de nabijgelegen rijstrook totdeobstakels;
  • de draagkracht en de wrijvingscoëfficiënt van de berm;
  • de dichtheid en de aard van de vaste voorwerpen/obstakels;
  • de bermgeometrie.
Wanneer een voertuig van de eigen rijbaan raakt, kunnen weggebruikers op naast- of onderliggende verkeersbanen worden geraakt. Ook die banen moeten als gevarenzones worden aangemerkt.
Vergevingsgezindheid van de wegomgeving houdt in dat die zo is ingericht dat eventuele botsingen met obstakels zo gunstig mogelijk aflopen [7.16]. Een obstakel is een vast voorwerp (kolom, mast), een beplantingselement (boom) of een dwarsprofelelement (talud, sloot) dat bij aanrijding grote voertuigvertragingen veroorzaakt en daarmee ernstige schade aan het voertuig en/of letsel aan de inzittenden kan veroorzaken. Deze obstakels kunnen staan op middengeleiders of in middenbermen, in tussenbermen of aan weerszijden van de rijbaan (in zijbermen). De inrichting van de geleiders en de bermen bepaalt in hoge mate de ongevalkans voor een voertuig dat om welke reden dan ook uit de koers is geraakt. Deze kans is vooral afhankelijk van de breedte van de obstakelvrije zone: het gebied buiten de kantstreep, blokmarkering of rijbaan zonder obstakels.
Binnen de bebouwde kom
Gezien de beperkte snelheid binnen de bebouwde kom hoeft hier alleen rekening te worden gehouden met de objectafstand [7.11]. Objecten of vaste voorwerpen die langs de rijbaan staan kunnen van invloed zijn op de zijdelingse positie die de bestuurder op de rijbaan kiest of op de doorstroming van het verkeer. De bestuurder remt bij te kleine objectafstanden (sterk) af (turbulenties).
Dit geldt ook voor elkaar tegemoetkomende voertuigen en voor het passeren van een stilstaand voertuig. De mate van objectvrees en daarmee de aangehouden objectafstand is afhankelijk van de volgende omstandigheden:
  • hoe hoger de snelheid is, hoe groter de aangehouden afstand;
  • een continu object in langsrichting zoals een hek of geleiderailconstructie veroorzaakt minder objectvrees dan een solitair obstakel;
  • de vrees voor een massieve betonnen ondersteuning van een kunstwerk is groter dan bijvoorbeeld voor een verkeersbord of een bermplank.
De objectafstand waarmee gerekend moet worden bedraagt op gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom bij een ontwerpsnelheid van 50 km/h ten minste 1 m. Voor fietsers kan een afstand van 0,50 m worden aangehouden.
Buiten de bebouwde kom
Naast de objectafstand (> 1 m) is vooral op stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom de obstakelvrije zone van belang. De uit de koers geraakte bestuurder wordt bij goed ingerichte bermen de mogelijkheid geboden op een redelijk veilige wijze te stoppen of de controle over het voertuig te herwinnen en naar de rijbaan terug te keren [7.16].
De breedte van de obstakelvrije zone moet afgestemd zijn op de afstand waarbinnen de meeste voertuigen blijven die de vlakke draagkrachtige (gras) bermen zonder obstakels oprijden (zie tabel 7.5).
Bij het terugdringen van bermongevallen zijn drie invalshoeken te onderscheiden:
  1. voorkomen dat bestuurders van de rijbaan raken;
  2. wanneer een bestuurder van de rijbaan raakt, minimaliseren van de kans dat het voertuig tegen een obstakel botst of een frontaal ongeval veroorzaakt;
  3. wanneer het voertuig een obstakel raakt, minimaliseren van de kans op ernstig letsel.
Per invalshoek zijn tal van maatregelen mogelijk. Het afschermen van een (onvermijdbare) gevarenzone met een geleideconstructie of een obstakelbeveiliger is de minst in aanmerking komende maatregel. Dit geldt voor de erftoegangsweg in veel sterkere mate dan voor de stroomweg. Een geleideconstructie of een obstakelbeveiliger is weliswaar een relatief botsveilig object, maar levert bij aanrijding altijd nog een ongeval met letselrisico op.
Tabel 7.2. Breedte obstakelvrije zone per wegcatgorie (bubeko)
BandbreedteObstakelvrije zone (m)
Autosnelweg
130 km/h
Autoweg
100 km/h
Gebiedsontsluitingsweg
80 km/h
Erftoegangsweg
60 km/h
gewenst13,0010,00 6,00 2,50
minimaal10,00 8,00 4,50 1,50
Een bijzondere categorie ongevallen is die waarbij een auto in diep water terechtkomt.
Preventieve maatregelen hiervoor zijn:
  • afschermingsconstructies bij open water in bochten van de weg;
  • adequaat wegontwerp;
  • vervanging van zachte berm door semiverhardingen;
  • educatie over wat te doen als je met de auto te water bent geraakt [7.6].