Leertheorieën
Binnen de leertheorieën zijn twee stromingen te onderscheiden. De eerste stroming is gericht op gedrag en op associatie en omvat behavioristische theorieën gericht op aangeleerd gedrag (het Engelse woord voor gedrag is ‘behaviour’) zoals de theorieën over klassieke en operante conditionering en daarnaast theorieën over associatief leren.
De tweede stroming is gericht op het denken en omvat theorieën over informatieverwerking en cognitieve theorieën.
De tweede stroming is gericht op het denken en omvat theorieën over informatieverwerking en cognitieve theorieën.
Klassieke en operante conditionering
Bij klassieke conditionering wordt een in principe neutrale zintuiglijke prikkel gekoppeld aan een reeks van responsen. Deze vorm van leren werd voor het eerst aangetoond door de Russische onderzoeker Pavlov die ontdekte dat een hond niet alleen ging kwijlen als hij voedsel kreeg voorgezet, maar ook al op het moment dat hij het belsignaal hoorde dat voorafging aan het brengen van voedsel.
Bij klassieke conditionering wordt een in principe neutrale zintuiglijke prikkel gekoppeld aan een reeks van responsen. Deze vorm van leren werd voor het eerst aangetoond door de Russische onderzoeker Pavlov die ontdekte dat een hond niet alleen ging kwijlen als hij voedsel kreeg voorgezet, maar ook al op het moment dat hij het belsignaal hoorde dat voorafging aan het brengen van voedsel.
De hond had geleerd het belsignaal te associëren met voedsel en vertoonde de bijbehorende respons. Reclamespotjes en voorlichtingscampagnes spelen in op dit principe door een stimulus (het tonen van een product of maatregel) te koppelen aan een positieve ervaring, bijvoorbeeld een bepaald sfeerbeeld. Na herhaalde koppeling van merk/productnaam en het gevolg, is alleen het zien van het merk of het product al genoeg om de associatie met het sfeerbeeld tot stand te brengen.
Operante conditionering berust op hetzelfde principe als klassieke conditionering, namelijk dat een neutrale stimulus een respons kan oproepen. Bij operante conditionering gaat het echter ook omnieuwe responsen, terwijl klassieke conditionering bestaande responsen koppelt aan een stimulus. Bij operante conditionering wordt nieuw gedrag gecreëerd of bestaand gedrag aangepast door de positieve of negatieve gevolgen die eraan worden gekoppeld. Het dragen van de autogordel in de auto kan bijvoorbeeld worden versterkt door het belonen van dit gedrag. Ook op andere gebieden zijn positieve effecten gevonden van belonen in het verkeer. Het moet hierbij wel gaan om specifieke gedragingen: het belonen van het dragen van de autogordel betekent niet dat men zich ook beter houdt aan de snelheidslimiet. Tevens houdt men weer met het gedrag op zodrade beloning verdwenen is. Ook verkeershandhaving kan worden gezien als een vorm van operante conditionering: aan ongewenst gedrag worden negatieve gevolgen gekoppeld. In hoofdstuk 10 wordt verder ingegaan op verkeershandhaving en beloning in verkeersveiligheidsbeleid.
Informatieverwerkingstheorieën en cognitieve theorieën
De achtergrond van informatieverwerkingstheorieën is dat de principes van het functioneren van een machine (de functionele componenten en hun organisatie) in feite dezelfde zouden kunnen zijn als de principes van het functioneren van een levend organisme zoals de mens. De theorie van Anderson [9.13] is een informatieverwerkingstheorie. Deze theorie stelt dat er in het proces van aanleren van vaardigheden onderscheid moet worden gemaakt tussen declaratieve en procedurele kennis. Declaratieve kennis omvat feiten en gegevens. Het gedrag wordt uitgevoerd op basis van deze feiten. Procedurele kennis omvat informatie over ketens van gebeurtenissen in de vorm van als-danstellingen: als ik dit doe, dan gebeurt er dat. Procedurele kennis is veel minder gevoelig voor fouten dan declaratieve kennis omdat ze minder beroep doet op het werkgeheugen.
De achtergrond van informatieverwerkingstheorieën is dat de principes van het functioneren van een machine (de functionele componenten en hun organisatie) in feite dezelfde zouden kunnen zijn als de principes van het functioneren van een levend organisme zoals de mens. De theorie van Anderson [9.13] is een informatieverwerkingstheorie. Deze theorie stelt dat er in het proces van aanleren van vaardigheden onderscheid moet worden gemaakt tussen declaratieve en procedurele kennis. Declaratieve kennis omvat feiten en gegevens. Het gedrag wordt uitgevoerd op basis van deze feiten. Procedurele kennis omvat informatie over ketens van gebeurtenissen in de vorm van als-danstellingen: als ik dit doe, dan gebeurt er dat. Procedurele kennis is veel minder gevoelig voor fouten dan declaratieve kennis omdat ze minder beroep doet op het werkgeheugen.
Bij de behavioristen gaat het vooral om wel of niet versterkte reacties en responses, en binnen de informatieverwerkingstheorieën is er meer aandacht voor een hiërarchische organisatie van taken en doelgerichte acties van een persoon. Belonen en/of straffen neemt bij de laatste dan ook een veel minder centrale positie in.
Cognitieve psychologie houdt zich bezig met cognitie: het verwerven van kennis over de wereld en het gebruiken van die kennis voor het nemen van beslissingen en het uitvoeren van handelingen. Cognitieve psychologen proberen te begrijpen hoe kennis wordt georganiseerd en hoe leren werkt. Deze benadering heeft bij verkeerseducatie vooral bijgedragen aan de analyse van het verkeersgedrag en de indeling daarvan in verschillende niveaus zoals de indeling naar operationeel of controleniveau (bediening van het voertuig), manoeuvreniveau (voorkomen conflicten op de weg) en strategisch niveau (navigeren en routekeuze) en de indeling van taakuitvoering naar skill-based (automatisch), rule-based (regelgestuurd) en knowledge based (beredeneerd), zie paragraaf 1.2.2. Deze indelingen vormen de basis voor het ontwikkelen van leerstrategieën die zich bijvoorbeeld richten op het verkrijgen van specifieke cognitieve vaardigheden zoals gevaarherkenning of situation awareness.
Sociaal leren
De sociaal leren-theorie gebruikt principes uit de behavioristische theorieën (gedragsmodificatie; leren door doen) en principes uit de cognitieve psychologie. Ze geeft een gebalanceerde tussenweg tussen beide benaderingen van menselijk leren. De theorie is ontwikkeld door Bandura [9.14] en gaat ervan uit dat mensen leren door anderen te observeren en na te doen, ook zonder directe bekrachtiging of beloning. Ook de principes van operante conditionering komen terug in het sociaal leren: mensen kunnen bepaald gedrag gaan vertonen omdat zij zien dat anderen daarvoor worden beloond. De vier onderdelen van sociaal leren zijn:
De sociaal leren-theorie gebruikt principes uit de behavioristische theorieën (gedragsmodificatie; leren door doen) en principes uit de cognitieve psychologie. Ze geeft een gebalanceerde tussenweg tussen beide benaderingen van menselijk leren. De theorie is ontwikkeld door Bandura [9.14] en gaat ervan uit dat mensen leren door anderen te observeren en na te doen, ook zonder directe bekrachtiging of beloning. Ook de principes van operante conditionering komen terug in het sociaal leren: mensen kunnen bepaald gedrag gaan vertonen omdat zij zien dat anderen daarvoor worden beloond. De vier onderdelen van sociaal leren zijn:
- aandacht (een persoon moet een bepaalde stimulus waarnemen);
- retentie/vasthouden (de stimulus krijgt een naam of beeld zodat men het kan onthouden en cognitief gezien weet wat men doet);
- vaardigheid (aanleren van de (sequentie van de) handelingen);
- motivatie en reinforcement (het versterken en verder verfijnen van de vaardigheid).
Deze aanpak leent zich door de combinatie van technieken zeer goed voor het ontwikkelen van verkeerseducatieprogramma's of onderdelen daarvan.