Aarding
Een metalen lichtmast moet geaard zijn. Vaak wordt de aarding gerealiseerd op de achterwand van de mast (glijrail) of op een apart aangebrachte aardingsvoorziening, links naast de deur, in het montagecompartiment. Deze voorziening moet volgens de NEN-normen (NEN-EN 40-2 en NEN 1010):
In de praktijk blijken bij een in-uit-montagesysteem de aardingsvoorzieningen niet of nauwelijks zichtbaar en toegankelijk te zijn als de voorziening aangebracht is op de glijrail. Vaak komt dit door het gebruik van vrij dikke energiegrondkabels en de aan te brengen trekontlasting.
- herkenbaar zijn als aardingsvoorziening,
- duidelijk zichtbaar en makkelijk toegankelijk zijn,
- uitgevoerd worden als een boutverbinding in minimaal M8 maatvoering.
In de praktijk blijken bij een in-uit-montagesysteem de aardingsvoorzieningen niet of nauwelijks zichtbaar en toegankelijk te zijn als de voorziening aangebracht is op de glijrail. Vaak komt dit door het gebruik van vrij dikke energiegrondkabels en de aan te brengen trekontlasting.
Met het oog op de montagevoordelen en een duidelijke aarding is het advies de aarding op een vaste plaats aan te brengen: links onder naast de mastdeur (zie positie A, bijlage I. De exacte hoogte ten opzichte van het maaiveld wordt niet aangegeven, maar als uitgangspunt geldt dat de aardingsvoorziening daar moet komen waar de deuropening het breedst is.
Dit heeft een reden: in de praktijk wordt de voedende kabel standaard aan de linkerkant van de montagekast afgemonteerd. Daarom is het logisch en praktisch de aarding ook links aan te brengen in het compartiment achter de deur.
De hoogte van de aardvoorzieningen is bij keuze A afhankelijk van de afronding van de deuropening.
Dit heeft een reden: in de praktijk wordt de voedende kabel standaard aan de linkerkant van de montagekast afgemonteerd. Daarom is het logisch en praktisch de aarding ook links aan te brengen in het compartiment achter de deur.
De hoogte van de aardvoorzieningen is bij keuze A afhankelijk van de afronding van de deuropening.
In de praktijk hoeft bij een lichtmast met twee of meer mastdeuren alleen achter de onderste mastdeur een aardingsvoorziening aangebracht te worden.
Het mastlichaam van een niet-metalen lichtmast hoeft niet geaard te worden.
Lichtmast met aarding die niet duidelijk aanwezig en toegankelijk is
Detail duidelijke aarding
Lichtmast met goed zichtbare aarding