Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek lichtmasten
Deze tekst is gepubliceerd op 27-09-11

Botsveiligheid

Het kan nodig zijn een lichtmast af te schermen met een geleide(rail)constructie. Dat hangt ervan af in hoeverre de mast een obstakel vormt. Lichtmasten waarvan de obstakelwerking binnen aanvaardbare normen blijft, hoeven niet afgeschermd te worden. Deze masten zijn in de obstakelvrije zone van de berm te plaatsen.
Obstakels
De regels hieromtrent staan omschreven in ‘Veilige inrichting van bermen’. Deze richtlijnen pleiten bij het ontwerpen van wegen voor zoveel mogelijk obstakelvrije zones langs de weg. Obstakels zijn objecten en vaste voorwerpen die bij aanrijding grote vertragingen en daarmee een grote kans op letsel voor de inzittenden van voertuigen opleveren.
Het is raadzaam om te onderzoeken of een obstakel dat echt in de obstakelvrije zone moet komen, qua constructie aangepast kan worden, zodat het niet langer een obstakel vormt. Obstakels waarvan de constructie niet aan te passen is, hebben doorgaans afscherming nodig.
Toetsing
Op constructies voor weguitrustingen en aanpassingen daarvan is de NEN-EN 12767 van toepassing. In deze norm zijn eisen en beproevingsmethoden voor de passieve veiligheid van dit soort constructies vastgelegd. De NEN-EN 12767 biedt tal van mogelijkheden voor het classificeren van constructies langs de weg.
Zo onderscheidt de norm:
  • drie snelheidsklassen: 50, 70 en 100 km/h;
  • voor het botsabsorptievermogen: per snelheidsklasse drie categorieën in het kunnen opnemen van botsenergie: veel (HE), weinig (LE) en geen (NE). Het absorptievermogen uit zich in een restsnelheid na aanrijding van het object. Deze restsnelheid kan een rol spelen bij het voorkomen van secundaire ongevallen in de obstakelvrije zone. De risico's daarvan moeten echter primair getoetst worden aan de noodzaak van de obstakelvrije zone;
  • per categorie vier subcategorieën naar risico voor inzittenden van voertuigen.
Risico's voor derden
Naast de beperkte risico's voor inzittenden kunnen bij aanrijding van een botsveilige lichtmast ook risico's voor derden optreden. Er zijn risico's voor derden als de lichtmast of delen daarvan na een aanrijding in het overige verkeer terechtkomen.
Als gevolg van het ontwerp en het materiaal van de lichtmast kan bij aanrijding het gedrag van een lichtmast bij een zelfde classificatie (bijvoorbeeld 100, LE, 3) wezenlijk verschillen. Dit gedrag moet blijken uit een testrapport conform de NEN-EN 12767. De lichtmastfabrikant moet dit rapport kunnen overleggen.
Bij de afwegingen voor plaatsing van lichtmasten moeten ook de risico's meewegen die kunnen ontstaan wanneer een voertuig van de weg raakt en de lichtmast niet aanrijdt, maar in de zone erachter belandt.
Met het oog op dit risico is de lichtmast eventueel op of achter een afschermingsconstructie te plaatsen. Voor de passieve veiligheid van de lichtmast gelden in dat geval geen bijzondere eisen. Wel is het zaak te voorkomen dat bij een aanrijding de afgeschermde lichtmast in tweede instantie afbreekt en in het overige verkeer terechtkomt.
Lichtmasten die als obstakel getoetst en geclassificeerd zijn volgens de NEN-EN 12767, zijn als botsveilig aan te merken. Botsveilige lichtmasten hebben vele voordelen. Daarom is bij aanschrijving binnen Rijkswaterstaat geregeld dat waar mogelijk de keus moet vallen op botsveilige masten.
Eerder opgestelde aanbevelingen
In het verleden zijn aanbevelingen, met betrekking tot botsveiligheid, opgesteld voor de toepassing van verschillende typen lichtmasten. Deze komen in grote lijnen overeen met de hierboven geschetste uitgangspunten. Een verregaande classificatie zoals in de NEN-EN 12767 is opgenomen, is in deze aanbevelingen niet doorgevoerd.