Plaatsing
Masten kunnen niet overal staan. Meestal staan zij buiten de verkeersruimte van een weg en bij voorkeur ook buiten het ‘profiel van vrije ruimte’. Dit is de strook langs een weg waarin voor de verkeersveiligheid geen obstakels mogen staan. Dat betekent vaak dat lichtmasten een plek krijgen tussen de geleiderailconstructies in de middenberm of dat botsveilige lichtmasten in de buitenberm geplaatst worden.
Bij de inrichting van stedelijk gebied kunnen er andere afwegingen zijn om te kiezen voor plaatsing van lichtmasten dan bij verkeerswegen. Hierbij valt te denken aan woonerven, woonstraten, pleinen, winkelcentra en dergelijke.
Instructies
Het is raadzaam bij het plaatsen de onderstaande instructies te volgen, om beschadiging te voorkomen. Ook wordt het vullen van een ondergronds deel toegelicht. Deze instructies gelden voor masten waarvan de fabrikant geen afwijkende eisen stelt omtrent de botsveiligheid of de montage-instructie.
- Tijdens het takelen van de lichtmast mag het gewicht van de lichtmast niet gedragen worden door middel van slechts één hijshaak in één deuropening.
- Tijdens het plaatsen van de lichtmast mag de lichtmast niet beschadigd worden door een kraantop. De kraantop moet afdoende beschermd zijn om dit te voorkomen.
- De mast moet na plaatsing in het mastgat met schoon brekerzand gevuld worden:
- tot het kabelinvoergat bij aluminium; - tot maaiveldniveau bij staal. - Het mastgat moet na het plaatsen van de lichtmast en het afvullen van het ondergrondse deel van de lichtmast aangevuld en verdicht worden.
- Het is zaak eventuele beschadiging van de aangebrachte coating aan een ondergronds deel direct te herstellen.