Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 19-08-24

BABW

Het BABW bevat de basisregels voor verkeersbesluiten. Daarnaast zijn er onder meer regels voor de gehandicaptenparkeerkaart en voor verkeersregelaars en verkeersbrigadiers. In de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens zijn regels opgenomen voor het plaatsen/aanbrengen en verwijderen van verkeerstekens (borden, lichten en tekens op het wegdek). Voor verkeerslichten zijn bijzondere bepalingen opgenomen in de ‘Regeling verkeerslichten’.
In artikel 12 BABW is opgenomen voor welke borden en verkeerstekens op het wegdek een verkeersbesluit moet worden genomen. In het BAWB staan tevens inhoudelijke en aanvullende procedurele regels. Enkele belangrijke aspecten daaruit zijn hierna kort aangegeven. Als een grotere impact van het verkeersbesluit verwacht wordt, kan men kiezen om een zogenoemde voorbereidingsprocedure te volgen.
Onderbouwing en doelstellingen
In artikel 21 BABW staat dat verkeersbesluiten onderbouwd moeten zijn en dat het doel van het besluit aangegeven moet zijn. In ieder geval moet zijn opgenomen welke van de belangen uit artikel 2 WVW 1994 ten grondslag liggen aan het besluit en dat verschillende belangen afgewogen zijn.
Overleg en handhaving
De artikelen 23, 24 en 25 uit het BABW bevatten regels voor overleg dat vanuit de beginselen van behoorlijk bestuur moet worden gevoerd. Artikel 24 bevat de verplichting om overleg te voeren met de politie. Daarbij zal met name de handhaving naar voren komen. Er kan niet van worden uitgegaan dat de politie administratieve/juridische maatregelen zomaar handhaaft. Strikt genomen hoeft de wegbeheerder het advies van de politie niet te volgen. Een dergelijke afwijking van het advies van de politie moet dus goed doordacht zijn.
Bekendmaking en inwerkingtreding
Bekendmaking van verkeersbesluiten vindt plaats door een mededeling in de Staatscourant (artikel 26 BABW). Er zijn twee momenten wanneer een besluit van kracht wordt. De meeste besluiten worden van kracht nadat ze bekend zijn gemaakt (artikel 3:40 Awb). Een uitzondering daarop is een besluit voor een infrastructurele maatregel. Artikel 27 BABW vermeldt dat deze verkeersbesluiten zes weken na bekendmaking van kracht worden.
Bezwaar en beroep
Voor het aantekenen van bezwaar en (administratief) beroep zijn de regels uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De termijn voor het instellen van bezwaar of beroep is zes weken (artikel 6:7 Awb). In eerste instantie kan een belanghebbende bezwaar aantekenen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. De meeste verkeersbesluiten worden door of namens het college van burgemeester en wethouders genomen.
Voordat het bestuursorgaan (veelal de wegbeheerder) kan beslissen op het bezwaar, stelt het de belanghebbende in de gelegenheid om te worden gehoord (artikel 7:2 en 7:3 Awb). Er moet binnen zes weken over het bezwaarschrift worden besloten. Alleen als er een speciale adviescommissie is ingesteld op grond van artikel 7:13 Awb, moet binnen tien weken besloten worden over het bezwaarschrift.
Tegen het besluit op het bezwaar, kan de belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank (artikel 20 WVW en 8:1 Awb). De behandeling van het beroep door de rechtbank is uitgewerkt in afdeling 8:2 van Awb. De beroepsprocedure eindigt als de rechter (mondeling of schriftelijk) uitspraak heeft gedaan.
Voorlopige voorziening/schorsing
Het indienen van bezwaar of beroep heeft geen schorsende werking (artikel 6:16 Awb). Dit betekent dat het besluit gewoon in werking treedt, ook als bezwaar is aangetekend. Om de inwerkingtreding te voorkomen, kan de belanghebbende een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de president van de rechtbank, waarin verzocht wordt om schorsing van het genomen besluit (artikel 8:81 Awb). Voorwaarde is wel dat er een spoedeisend belang is om de inwerkingtreding aan te houden. De beslissing van de president van de rechtbank over de voorlopige voorziening is een zelfstandig besluit en heeft geen gevolgen voor beslissingen van de rechter in de beroepsprocedure. Tegen de beslissing over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open. Bij een positieve beslissing over de voorlopige voorziening beslist de rechter tevens over de duur van de voorlopige voorziening (eventueel tot definitieve inwerkingtreding van het besluit).
Hoger beroep
Tegen de uitspraak van de rechter kan de belanghebbende (en het betreffende bestuursorgaan) hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 37 Wet RvS). Ook hier kan om een voorlopige voorziening worden verzocht als een spoedeisend belang aan de orde is (tenzij een eerdere voorlopige voorziening nog geldt).
Voorbereidingsprocedure
Er zijn voor verkeersbesluiten geen wettelijke regels die de wegbeheerder voorschrijven hoe een voorbereidingsprocedure doorlopen moet worden. De gemeente, de provincie of het waterschap mag zelf beslissen of dit in een specifiek geval gewenst is; het is dus niet verplicht. Echter, indien het een omstreden verkeersbesluit betreft dat ingrijpende gevolgen heeft voor grote aantallen belanghebbenden, wordt wel aangeraden om een voorbereidingsprocedure te volgen (vaak op grond van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Dit in verband met de zorgvuldigheid en een goede afweging van belangen. Artikel 3.2 van de Awb schrijft wel voor dat het bestuursorgaan altijd de nodige kennis omtrent relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Een voorbereidingsprocedure kan hieraan bijdragen.
Openbare kennisgeving
Terinzagelegging van ontwerpbesluit (het voornemen om een specifiek verkeersbesluit te nemen) voor ten minste vier weken.
Gelegenheid bieden voor belanghebbenden om naar keuze een mondelinge of schriftelijke zienswijze naar voren te brengen (verslag maken van mondelinge zienswijzen).
Na de voorbereidingsprocedure neemt de gemeente het daadwerkelijke verkeersbesluit. Het voordeel van het volgen van de voorbereidingsprocedure is dat de belanghebbenden bekend zijn. In afwijking van de regels voor bezwaar en beroep bij een ‘normaal’ verkeersbesluit moet na een voorbereidingsprocedure direct beroep bij de rechter worden aangetekend.
Infrastructurele maatregelen met een verkeersbesluit
Er is een uitzondering voor maatregelen die strekken tot ondersteuning van een verkeersregel of een reeds geplaatst verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt (artikel 12 BABW). Infrastructurele maatregelen hebben de voorkeur boven het plaatsen van verkeerstekens. In artikel 15 lid 2 WVW 1994 staat dat voor maatregelen die ‘leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken’ een verkeersbesluit moet worden genomen. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van afsluitpaaltjes waardoor doorgaand verkeer op een weg wordt voorkomen en het maken van wegversmallingen waardoor vrachtverkeer geen gebruik meer kan maken van een weg. Soms kan een infrastructurele maatregel nodig zijn waarbij ogenschijnlijk geen categorieën worden uitgesloten, maar wel een verkeersbesluit nodig is. Bijvoorbeeld bij het aanbrengen van een wegversmalling waarbij geen categorieën worden uitgesloten, maar wel een aantal parkeerplaatsen worden opgeheven. De rechter is dan van oordeel dat er belangenschade kan ontstaan en vindt het nemen van een verkeersbesluit toch nodig.
Tijdelijke maatregelen
Artikel 17 WVW 1994 bevat de basis voor de tijdelijke maatregelen. In het BABW is dit verder uitgewerkt. Tijdens bepaalde omstandigheden kunnen verkeerstekens worden geplaatst en maatregelen worden uitgevoerd zonder dat daarvoor een verkeersbesluit is genomen.
Dringende omstandigheden van voorbijgaande aard
Het betreffen hier steeds dringende omstandigheden van voorbijgaande aard die geen uitstel dulden. Ze zijn zo urgent dat er onmiddellijk actie moet worden ondernomen. Artikel 34 BABW noemt de omstandigheden: de uitvoering van werken (omdat er bijvoorbeeld een gat in de weg is gevallen), opdooi, de doorweekte toestand van een weg of weggedeelte of dreigend gevaar of andere dringende omstandigheden van voorbijgaande aard. Ook door het wegverkeer tijdelijk veroorzaakte ernstige overlast, hinder of schade zijn als omstandigheid genoemd. Te denken valt hier aan milieuschade door smogvorming bij bepaalde weersomstandigheden of de afsluiting van een weg bij een grote brand met milieurisico’s. Daarnaast kunnen er andere dringende omstandigheden van voorbijgaande aard zijn die het vooraf nemen van een verkeersbesluit onmogelijk maken.
Maatregel langer dan vier maanden
Om tot uitdrukking te laten komen dat het hier uitsluitend gaat om bijzondere omstandigheden, benadrukt artikel 37 BABW het tijdelijke en incidentele karakter van deze maatregelen nog eens. Als de maatregelen als bedoeld in artikel 34 langer dan vier maanden duren of zich regelmatig voordoen (bijvoorbeeld de jaarlijkse kermis of braderie), moet (alsnog) een verkeersbesluit worden genomen.
Het nemen van een verkeersbesluit bij tijdelijke werkzaamheden is relevant omdat belanghebbenden eventuele problemen die zij hebben met deze werkzaamheden kunnen inbrengen. Dat kan voor de wegbeheerder aanleiding zijn de werkzaamheden in een andere periode of op een andere manier uit te voeren. Daarnaast is het nemen van een verkeersbesluit hier nodig om eventuele handhaving van maatregelen door de politie juridisch mogelijk te maken. Er mag van een zorgvuldig werkend bestuursorgaan verwacht worden dat zij de burgers informeert en met hun belangen rekening houdt.
Het is dus belangrijk om vast te stellen of er sprake is van mogelijke belangenschade bij deze tijdelijke werkzaamheden. Is dat zeker niet het geval, dan zou kunnen worden afgezien van het nemen van een verkeersbesluit.
Figuur 5.1 kan als hulpmiddel dienen om te bepalen of voor een maatregel al dan niet een verkeersbesluit moet worden genomen. Dit schema is gebaseerd op artikel 12 BABW en artikel 15 WVW 1994.
[ link ]

Figuur 5.1 Schema voor bepaling noodzaak verkeersbesluit