Fietspaden
Fietspaden zijn te herkennen aan het bord ‘Verplicht fietspad’ (G11, bijlage 1, RVV 1990) of het bord ‘Onverplicht fietspad’ (G13). Deze borden worden herhaald na ieder kruispunt. Fiets/bromfietspaden zijn te herkennen aan het bord ‘Fiets/bromfietspad’ (G12a). Wegvakken die eruit zien als fietspaden maar niet voorzien zijn van een van bovengenoemde borden, zijn juridisch gezien geen fietspad of fiets/bromfietspad.
Solitaire of vrij getraceerde fietspaden volgen een eigen tracé en zijn bedoeld voor uitsluitend fietsers (fietspad) of voor fietsers en bromfietsers (fiets-/bromfietspad). Het gaat dan bijvoorbeeld om een snelle fietsverbinding tussen plaatsen of een recreatieve route. Solitaire paden worden soms verward met vrijliggende paden. Een belangrijk verschil is dat een vrijliggend fietspad of fiets-/bromfietspad parallel aan de naastgelegen rijbaan ligt en is daarvan gescheiden is door een tussenberm. Of een fietspad of fiets-/bromfietspad in juridische zin bij de weg hoort, hangt af van ‘hoe het wegbeeld zich aan de weggebruikers voordoet’. Een vuistregel is dat een fietspad niet meer bij een rijbaan hoort als de afstand tot die rijbaan meer dan 10 meter bedraagt.
Een- of tweerichtingsverkeer
De afweging tussen een fietspad of fiets-/bromfietspad met eenrichtings- of tweerichtingsverkeer, is dikwijls moeilijk. Vanwege comfort, veiligheid, stimulering fietsverkeer, uniformiteit en continuïteit, gaat de voorkeur bij vrijliggende fietspaden of fiets-/bromfietspaden uit naar twee parallel gelegen fietspaden met eenrichtingsverkeer langs de rijbaan. Solitaire fietsvoorzieningen zijn in principe altijd bedoeld voor verkeer in twee richtingen.
Op fiets-/bromfietspaden met tweerichtingsverkeer, vormen elkaar tegemoetkomende fietsers en snor- en bromfietsers een risicovol potentieel conflict. De snelheden en de toenemende drukte op dit soort fietspaden vergroten het probleem. Breng asmarkering aan op een tweerichtingspad om aan weggebruikers duidelijk te maken dat zij verkeer uit de tegenovergestelde richting kunnen verwachten. Het is nog beter als er een smalle, vergevingsgezinde middenberm aanwezig is tussen de twee fietsrichtingen.
Uiteraard moet het pad voldoende breed zijn en moeten (brom-/snor)fietsers indien nodig veilig kunnen uitwijken naar de berm. Vergevingsgezinde bermen zijn essentieel. Daarnaast is aandacht nodig voor zijwegen en andere aansluitingen. Maak op al deze punten expliciet aan alle weggebruikers duidelijk dat er (brom-/snor)fietsverkeer uit twee richtingen kan komen.
Maatvoering
De aanbevelingen voor de breedte van fietspaden en fiets-/bromfietspaden zijn gebaseerd op onderzoeken naar de kans op conflicten, de relatie tussen breedte en ongevallen en de beleving van fietsers ().
De uitkomsten van die onderzoeken hebben geleid tot de breedtematen in tabel 14.12. Hiermee is voor verschillende fietsnetwerken eenvoudig te bepalen hoe breed een fietspad of fiets-/bromfietspad moet zijn (basisnetwerk, hoofdfietsroutes, recreatieve paden, solitaire fietspaden). Veel wegbeheerders stellen extra hoge eisen aan regionale fietsverbindingen. Formeel heten dit 'doorfietsroutes', maar er worden ook andere termen gebruikt, zoals doorstroomroutes, fietssnelwegen of metropolitane routes.
Tabel 14.12 Aanbevelingen effectieve breedte (m) van fiets-/bromfietspaden
Eenrichtingsfietspad | Tweerichtingsfietspad | |
Basisnetwerk | 2,90 (2,30) 1) | 3,60 (2,70) |
Hoofdfietsnetwerk | 2,90 | 4,00 |
Doorfietsroutes | 3,60 | 4,80 |
Recreatief fietspad 2) | 2,60 (2,30) 1) | |
1 ) Tot een breedte van 2,50 m heeft een pad aan beide zijden een overrijdbare berm, zodat fietsers de mogelijkheid hebben om uit te wijken2 ) Dit is een solitair fiets-/bromfietspad met een zeer lage intensiteit door een natuurgebied, wat uitsluitend wordt gebruikt door recreatief fietsverkeer |
De maten tussen haakjes geven de breedte van een fietspad zonder bromfietsen en/of speed-pedelecs aan.
Uitgangspunten bij tabel 14.12
Houd bij het toepassen van de tabel rekening met de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de aanbevelingen:
- De minimale breedte die twee fietsers nodig hebben om veilig en comfortabel naast elkaar te kunnen fietsen, ongeacht de intensiteit, is vastgesteld op 2,30 meter.
- Beide zijden van het fietspad of fiets-/bromfietspad hebben een obstakelvrije ruimte van minimaal 0,50 meter. Maak het fietspad breder als er wel obstakels in deze zone aanwezig zijn.
- Bij doorfietsroutes is voor tweerichtingspaden het uitgangspunt genomen dat twee fietsers naast elkaar kunnen rijden terwijl ze twee naast elkaar rijdende fietsers passeren.
Overige aandachtspunten
- In bochten, op hellingen en nabij kruispunten is voldoende breedte extra belangrijk. Frontale botsingen op tweerichtingsfietspaden komen hier relatief veel voor.
- Medegebruik door voetgangers stelt hogere eisen aan de breedte. Als er geen aparte voorziening voor voetgangers aanwezig is, bekijk dan of een substantieel aantal voetgangers gebruikmaakt van het fietspad (bijvoorbeeld hardlopers of hondeneigenaren). Tel dan minimaal 1,00 meter op bij de breedte. Zie ook Fietsberaadnotitie [ link ]
- Op tweerichtingsspaden kan (dubbele) asmarkering er mogelijk aan bijdragen dat (duo-)fietsers meer rechts houden, zodat de beschikbare verhardingsbreedte efficiënter gebruikt wordt. Zie ook CROW-Fietsberaadnotitie [ link ] .
Tussenberm
Voor fietsers is het prettig en gezonder als zij op enige afstand van het autoverkeer kunnen fietsen. De afstand tussen fietspad en hoofdrijbaan moet echter niet zo groot worden dat het fietspad buiten de invloedssfeer van de hoofdrijbaan komt; in verband met de sociale controle is het gewenst dat automobilisten zicht houden op het fietspad. De ruimte tussen het fietspad en de rijbaan heet de tussenberm. Deze heeft een ‘opvangfunctie’ voor voertuigen die van de hoofdrijbaan raken en voor (brom)fietsers die van het fietspad of fiets-/bromfietspad raken. Daarnaast heeft de tussenberm een ‘bufferfunctie’ voor het voorkomen van ongevallen tussen fietsers en gemotoriseerd verkeer.
Tabel 14.13 beveelt een aantal breedtes aan voor een goed functionerende tussenberm. Deze breedtes helpen bij tweerichtingsfietspaden eveneens om verblinding te voorkomen van fietsers aan de linkerkant van de weg door de koplampen van tegemoet rijdende motorvoertuigen. Als niet aan de eisen van de tussenbermbreedte kan worden voldaan, is een afschermingsconstructie gewenst.
Tabel 14.13 Aanbevolen breedtes voor tussenbermen (tussen rijbaan en fietspad) buiten de bebouwde kom
Breedte tussenberm (m) | ||
Wegcategorie | Aanbevolen | Minimaal |
Stroomweg | 10,00 | 8,00 |
Gebiedsontsluitingsweg | 6,00 | 4,50 |
Erftoegangsweg | > 1,50 | 1,50 |