Fietsstraten
Ook buiten de bebouwde kom is er soms aanleiding een fietsstraat te overwegen. Op drukke fietsroutes met een beperkte functie voor het gemotoriseerd verkeer kan een fietsstraat meerwaarde kunnen bieden. Parallelwegen langs gebiedsontsluitingswegen zijn hier een voorbeeld van.
Voor deze erftoegangswegen kunnen dezelfde functionele eisen gelden als voor fietsstraten binnen de bebouwde kom. Een fietsstraat is een erftoegangsweg voor het gemotoriseerd verkeer die deel uitmaakt van het hoofdfietsnetwerk (). Doordat het gaat om belangrijke fietsroutes, zijn er vanzelfsprekend veel fietsers. Zij hebben in ieder geval voorrang op de fietsroute.
Uitvoering
Er zijn twee typen fietsstraten mogelijk op erftoegangswegen:
Toepassingscriteria
Uit onderzoek naar fietsstraten buiten de bebouwde kom blijkt dat fietsers erg tevreden zijn over het fietsen over fietsstraten en ze ervaren doorgaans minder hinder van gemotoriseerd verkeer, mits de rijloper voldoende breed is ().
Voor een fietsstraat gelden de volgende voorwaarden:
- Alleen op hoofdfietsroutes;
- Alleen op erftoegangsweg type 2;
- Niet meer dan 1000 mvt/etmaal;
- Niet in combinatie met doorgaande landbouwroute;
- Maximumsnelheid 30 km/h (optioneel).
Ad 1 Alleen op hoofdfietsroutes
Pas fietsstraten buiten de kom alleen toe op hoofdfietsroutes. Dit is in lijn met fietsstraten binnen de bebouwde kom. De belangrijkste meerwaarde is de continuïteit en herkenbaarheid van de route. De fietsstraat biedt de mogelijkheid om de kenmerken van de fietsroute (kleur, bebording, eventueel aankleding) toe te passen op wegen met gemengd verkeer. Buiten de bebouwde kom gaat het dan om regionale hoofdfietsroutes (bijvoorbeeld het Provinciale kern- of hoofdnet).
Ad 2 Alleen op erftoegangswegen type 2
Op gebiedsontsluitingswegen buiten de kom zijn altijd gescheiden fietsvoorzieningen nodig en is toepassing van fietsstraten niet mogelijk. Erftoegangswegen buiten de bebouwde kom zijn niet allemaal geschikt voor een inrichting als fietsstraat. Dit heeft te maken met de intensiteit van het gemotoriseerde verkeer (zie voorwaarde ‘Ad 3 Maximaal 1000 mvt/etmaal’) en met de functie van de weg. Pas fietsstraten alleen toe op erftoegangswegen type 2. Het kan daarbij eventueel ook gaan om parallelwegen van gebiedsontsluitingswegen.
Ad 3 Maximaal 1000 mvt/etmaal
Fietsstraten buiten de bebouwde kom met een intensiteit van het gemotoriseerde verkeer tot 1000 mvt/etmaal functioneren goed. Het gaat in de eerste plaats om de intensiteiten op het drukste (spits)moment van de dag. Omgerekend betekent dit dat fietsstraten buiten de bebouwde kom mogelijk zijn op wegen met een intensiteit van het gemotoriseerd verkeer tot maximaal 100 mvt/spitsuur.
Ad 4 Niet in combinatie met hoofdnet landbouwverkeer
Landbouwverkeer heeft in veel gevallen een grote massa en omvang, waardoor de menging met fietsverkeer een risico oplevert voor de verkeersveiligheid, zowel objectief als subjectief. Landbouwverkeer met een lokale functie is op fietsstraten buiten de kom niet te vermijden. Het bundelen van doorgaand landbouwverkeer en fietsverkeer op dezelfde route op een fietsstraat is echter niet gewenst. Probeer de hoofdroutes voor landbouwverkeer en fietsverkeer te ontvlechten (of kies voor een gescheiden fietsvoorziening) door op netwerkniveau keuzes te maken. Kies bij een fietsstraat in ieder geval een brede variant als er (relatief) veel vracht- en landbouwverkeer te verwachten is. In de 'Handreiking land- en bosbouw verkeer' () staat wanneer er sprake is van een doorgaande hoofdlandbouwroute.
Ad 5 Maximumsnelheid 30 km/h
Buiten de bebouwde kom is de snelheid van het gemotoriseerd verkeer meestal 60 km/h op een erftoegangsweg. Dit is hoog voor een veilige en comfortabele fietsomgeving. De inrichting van de weg als fietsstraat leidt vaak al tot een lagere gemiddelde snelheid en de middenstrook zorgt ervoor dat gemotoriseerd verkeer voorzichtiger inhaalt (). Er zijn vaak wel extra snelheidsremmende maatregelen nodig om de veiligheid te waarborgen. Wanneer de omgevingskenmerken ondersteunend genoeg zijn, is het wenselijk om plaatselijk het snelheidsregime terug te brengen naar 30 km/h. Buiten de bebouwde kom is het ook mogelijk om 30 km/h als maximumsnelheid in te stellen; de wettelijke voorwaarden (uitvoeringsvoorschriften BABW) zijn gelijk voor situaties binnen en buiten de bebouwde kom.