Hoofdeisen voor loopvriendelijke infrastructuur
Gebaseerd op basiskenmerken van voetgangers en lopen, zijn de volgende vijf hoofdeisen voor loopvriendelijke (voetgangersvriendelijke) infrastructuur geformuleerd:
- Directheid: de route is niet te lang en voorkomt (onnodig) omlopen en wachten.
- Begaanbaarheid: de route is toegankelijk en goed begaanbaar voor verschillende typen voetgangers.
- Leesbaarheid: de route is zodanig vormgegeven dat voetgangers de omgeving begrijpen en hun weg gemakkelijk kunnen vinden.
- Veiligheid: de route is verkeersveilig voor voetgangers en is zodanig vormgegeven en in de omgeving ingepast, dat deze sociaal veilig is. Ook gezondheidsrisico’s vallen hieronder.
- Aantrekkelijkheid: de route is zodanig vormgegeven en in de omgeving ingepast dat lopen aangenaam en aantrekkelijk is.
De keten is zo sterk als de zwakste schakel. Dat betekent dat alle eisen van belang zijn bij het realiseren van loopvriendelijke infrastructuur. Voetgangers vormen een zeer heterogene groep; ga bij het ontwerp daarom uit van het principe van ‘design for all’. Pas de infrastructuur aan wanneer voor een van de vijf hoofdeisen niet aan het minimumniveau kan worden voldaan.
Directheid
Directheid gaat over vragen als: is een bestemming überhaupt lopend te bereiken? Is de afstand kort genoeg? Sta ik niet ergens onnodig lang te wachten? Kan ik in mijn eigen tempo doorlopen?
Directheid is onderverdeeld in 'directheid in afstand' en 'directheid in tijd'. Beide aspecten moeten op orde zijn. Een route die in afstand heel direct is, maar die in tijd heel lang duurt, bijvoorbeeld omdat een voetganger een aantal keer heel lang moet wachten om over te kunnen steken, wordt niet gebruikt.
De aspecten die bepalend zijn voor de directheid in afstand gaan vooral over planning op netwerkniveau (bebouwingsdichtheid, aanwezigheid van verschillende functies, netwerk van beloopbare routes). Directheid in tijd wordt veel meer bepaald door keuzes die gemaakt zijn in het ontwerp van de routes.
Directheid is onderverdeeld in 'directheid in afstand' en 'directheid in tijd'. Beide aspecten moeten op orde zijn. Een route die in afstand heel direct is, maar die in tijd heel lang duurt, bijvoorbeeld omdat een voetganger een aantal keer heel lang moet wachten om over te kunnen steken, wordt niet gebruikt.
De aspecten die bepalend zijn voor de directheid in afstand gaan vooral over planning op netwerkniveau (bebouwingsdichtheid, aanwezigheid van verschillende functies, netwerk van beloopbare routes). Directheid in tijd wordt veel meer bepaald door keuzes die gemaakt zijn in het ontwerp van de routes.
Relevante kenmerken: energie en spierkracht, uithoudingsvermogen en de mate waarin mensen de keuze hebben voor modaliteiten die minder inspanning vergen.
Begaanbaarheid
Een route is begaanbaar als deze toegankelijk is: kan ik erlangs, kan ik hoogteverschillen overbruggen? Begaanbaarheid is heel persoonsgebonden. Mensen zonder hulpmiddelen hebben al snel voldoende loopruimte en stappen makkelijk het trottoir af en weer op; mensen in een rolstoel hebben meer ruimte nodig en zijn afhankelijk van hellingbanen om hoogteverschillen te kunnen overbruggen. De begaanbaarheid hangt ook samen met het doel van de verplaatsing. Als het belangrijk is om met twee of meer naast elkaar te kunnen lopen, kan een smalle route onbegaanbaar zijn. Ook de omstandigheden spelen een rol. Denk aan gladheid bij winterse weersomstandigheden. Voor de een is dit slechts vervelend, voor de ander betekent het dat de route ontoegankelijk is. Dit geldt ook voor paden met oneffenheden. Voor iemand met een rolstoel kunnen te grote oneffenheden de route onbegaanbaar maken; voor iemand die goed ter been is, is dit slechts oncomfortabel. Sterker nog: gezonde, fitte wandelaars zullen een onverhard pad soms juist verkiezen boven een netjes bestrate route, zeker als ze lopen als vorm van recreatie. Maar ook dan moet het pad niet vol met hobbels, kuilen en plassen water zitten. Andere aspecten die de begaanbaarheid beïnvloeden, zijn bijvoorbeeld drukte, het al of niet moeten slalommen om obstakels, of de aanwezigheid van voldoende rustpunten.
Als 'design for all' het uitgangspunt is, betekent begaanbaarheid dus dat aan alle aanbevelingen uit de Richtlijn toegankelijkheid () wordt voldaan.
Als 'design for all' het uitgangspunt is, betekent begaanbaarheid dus dat aan alle aanbevelingen uit de Richtlijn toegankelijkheid () wordt voldaan.
Relevante kenmerken: voetgangers vormen een zeer heterogene groep en zijn soms slecht ter been of gebruiken een hulpmiddel. Voetgangers zijn wendbaar en stoppen makkelijk, maar moeten ook zelf balans houden. Ze nemen als individu relatief weinig ruimte in beslag, maar willen vaak (of moeten soms) samen kunnen lopen.
Leesbaarheid
Leesbaarheid heeft te maken met oriëntatie en het snappen van hoe de omgeving (of de wijk, de stad of zelfs de regio) in elkaar steekt, doordat deze herkenbaar, logisch en overzichtelijk is. Hoe vind ik mijn weg? Waar moet ik lopen? Waar kan ik wel/niet langskomen? Waar kan ik bescherming/veiligheid vinden? Wat wordt van mij verwacht en wat kan ik van andere weggebruikers verwachten?
Voor de leesbaarheid van de omgeving zijn lange lijnen van belang, zoals een singel, een gracht, een laan of een park langs een spoor. Het is makkelijker om de omgeving te begrijpen als er dergelijke structuren zijn om op terug te kunnen vallen. Daarnaast heeft iedereen in het donker voldoende licht nodig. Voor slechtzienden is dit extra belangrijk. Zij hebben ook voldoende kleurcontrast nodig, bijvoorbeeld tussen looproute en fietspad, of bij obstakels. Blinden hebben goede gids- en/of geleidelijnen nodig. Voor voetgangers die zich in een onbekende omgeving bevinden, zijn goede bewegwijzering, herkenningspunten (landmarks) en straatnaamborden noodzakelijk.
Voor de leesbaarheid van de omgeving zijn lange lijnen van belang, zoals een singel, een gracht, een laan of een park langs een spoor. Het is makkelijker om de omgeving te begrijpen als er dergelijke structuren zijn om op terug te kunnen vallen. Daarnaast heeft iedereen in het donker voldoende licht nodig. Voor slechtzienden is dit extra belangrijk. Zij hebben ook voldoende kleurcontrast nodig, bijvoorbeeld tussen looproute en fietspad, of bij obstakels. Blinden hebben goede gids- en/of geleidelijnen nodig. Voor voetgangers die zich in een onbekende omgeving bevinden, zijn goede bewegwijzering, herkenningspunten (landmarks) en straatnaamborden noodzakelijk.
Relevante kenmerken: er is een grote diversiteit aan mensen. Mensen met een mentale of cognitieve beperking (zoals dementie) moeten het snappen en ook mensen met auditieve en visuele beperkingen moeten hun weg kunnen vinden.
Veiligheid
Veiligheid gaat over het risico op vallen, verkeersveiligheid en sociale veiligheid, zowel objectief als subjectief. Ook gezondheidsrisico’s vallen hieronder. Goede loopinfrastructuur is (bij normaal gebruik) zelf nooit de oorzaak van valpartijen en ongevallen. Vlakheid en stroefheid van het loopoppervlak is dus van groot belang. Daarnaast is het belangrijk dat voetgangers veilig kunnen oversteken (en dat ook zo ervaren). Maar ook of voetgangers zich veilig genoeg voelen om gebruik te maken van een route of bang zijn om te worden overvallen, spelen bij deze hoofdeis een rol. Veiligheid is persoonsgebonden, maar tegelijkertijd ook situatiegebonden. Overdag kan een route bijvoorbeeld veilig voelen, maar ’s nachts onveilig door gebrek aan verlichting. Houder rekening mee dat sociale veiligheid voor meisjes en vrouwen anders werkt dan voor jongens en mannen.
Het reduceren van gezondheidsrisico’s valt ook onder de hoofdeis veiligheid. Blootstelling aan luchtvervuiling en geluidsoverlast (bijvoorbeeld afkomstig van gemotoriseerd verkeer) brengen de gezondheid van voetgangers in gevaar. Ook stress in onoverzichtelijke verkeerssituaties kan een gezondheidsrisico vormen. Daarnaast vormt hitte een reëel gezondheidsrisico voor voetgangers.
Het reduceren van gezondheidsrisico’s valt ook onder de hoofdeis veiligheid. Blootstelling aan luchtvervuiling en geluidsoverlast (bijvoorbeeld afkomstig van gemotoriseerd verkeer) brengen de gezondheid van voetgangers in gevaar. Ook stress in onoverzichtelijke verkeerssituaties kan een gezondheidsrisico vormen. Daarnaast vormt hitte een reëel gezondheidsrisico voor voetgangers.
Relevante kenmerken: kwetsbaarheid; voetgangers hebben geen omhulsel. Het gaat om relatief veel kwetsbare mensen, namelijk kleine kinderen (die kunnen zelf nog niet goed genoeg interpreteren wat ze zien en je ziet ze ook sneller over het hoofd) en ouderen die sneller iets breken. Ook kunnen voetgangers door hun relatief geringe snelheid minder snel vluchten.
Aantrekkelijkheid
Aantrekkelijkheid gaat over de prikkeling van een of meer zintuigen: is er wat te beleven? Dit gaat over de looproute zelf en over de omgeving. In hoeverre zijn voetgangers beschermd tegen weersinvloeden? Is de omgeving aangenaam? Hebben zij last van stank of geluid? Is de bestrating mooi? Is het straatmeubilair aantrekkelijk? Is er goed onderhouden groen of water langs de route? Is de architectuur afwisselend? Is er iets te zien of te doen onderweg?
Aantrekkelijkheid gaat enerzijds over het beperken van overlast en anderzijds over positieve prikkels. Ook hier geldt dat aantrekkelijkheid persoonsgebonden is, en dat ook de omstandigheden van invloed zijn. Heeft iemand haast, dan zijn activiteiten onderweg storend; gaat diezelfde persoon naar de stad om iets te beleven, dan kunnen activiteiten juist heel aantrekkelijk zijn. Daarnaast zijn weersomstandigheden van invloed op hoe aantrekkelijk het lopen is. Schaduw is prettig op een warme zomerdag maar voetgangers lopen liever in de zon als de temperatuur lager ligt. Een zomerse bries is lekker, harde wind vervelend.
Aantrekkelijkheid gaat enerzijds over het beperken van overlast en anderzijds over positieve prikkels. Ook hier geldt dat aantrekkelijkheid persoonsgebonden is, en dat ook de omstandigheden van invloed zijn. Heeft iemand haast, dan zijn activiteiten onderweg storend; gaat diezelfde persoon naar de stad om iets te beleven, dan kunnen activiteiten juist heel aantrekkelijk zijn. Daarnaast zijn weersomstandigheden van invloed op hoe aantrekkelijk het lopen is. Schaduw is prettig op een warme zomerdag maar voetgangers lopen liever in de zon als de temperatuur lager ligt. Een zomerse bries is lekker, harde wind vervelend.
Relevante kenmerken: voetgangers hebben geen omhulsel, waardoor alles heviger binnenkomt dan in een auto. Zij hebben een lage snelheid en lopen vergt relatief weinig aandacht, dus is er meer behoefte aan afwisseling.