Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 26-06-23

Maatvoering van parkeervoorzieningen

De volgende parkeervoorzieningen zijn geschikt langs wegen buiten de bebouwde kom:
  • parkeerstrook (langsparkeren of onder een hoek)
  • parkeerterrein
  • carpoolplaats
  • verzorgingsplaats
Parkeervoorzieningen zijn in beginsel opgebouwd uit twee elementen: de parkeerplaats(en) en de parkeerweg(en). De eisen waaraan deze elementen afzonderlijk moeten voldoen en de samenhang tussen beide, bepalen de dimensionering.
Let bij de aanleg van de voorzieningen op:
  1. breedte van de parkeerplaats;
  2. lengte van de parkeerplaats;
  3. breedte van de parkeerweg;
Ad 1 Breedte van de parkeerplaats
Een parkeerplaats is in de breedte (denkbeeldig) op te delen in de ruimte die voor het voertuig zelf nodig is en de ruimte voor het in- en uitstappen. Ga voor de afmetingen van de voertuigruimte in beginsel uit van het ontwerpvoertuig (zie hoofdstuk 3). De breedte van personenauto's varieert relatief sterk. De gemiddelde breedte is 1,70 meter; de 95-percentielbreedte bedraagt 1,83 meter. Ga bij langsparkeren uit van de 95-percentielbreedte. Bij de aanname dat bij haaks en gestoken parkeren de grotere en kleinere auto's zich gelijkmatig over de parkeerplaatsen verdelen, kan voor de breedte van de voertuigruimte de gemiddelde voertuigbreedte worden aangehouden. Houd bij locaties, waar veel grote personenauto's te verwachten zijn, de 95-percentielbreedte aan. Bedenk daarbij dat bedrijfsbusjes wettelijk gezien ook in de categorie personenauto vallen, dus ook bij parkeervoorzieningen.
In- en uitstapruimte
Het ruimtebeslag van geopende portieren, het lopen rondom de auto, het in- en uitladen van goederen, enzovoort bepalen de breedte van de in- en uitstapruimte. Deze breedte bedraagt 0,65 à 0,90 meter voor personenauto's en 1,00 à 1,50 meter voor vrachtauto's en bussen.
[ link ]

Figuur 17.6 Opdeling van parkeerplaatsen

Bij langsparkeren hoeft met de in- en uitstapruimte geen rekening te worden gehouden, tenzij een verticale wand of een hoge groenvoorziening het parkeervak of de parkeerstrook begrensd. Voor obstakelvrees ten opzichte van de zijkant van een parkeervak (bijvoorbeeld trottoirband) bedraagt de aan te houden breedte 0,05 à 0,25 meter voor personenauto's en 0,25 à 0,50 meter voor bussen en vrachtauto's.
Stel een parkeerverbod in op het hoofdfietsnetwerk en langs doorfietsroutes. Geparkeerde voertuigen zijn niet alleen hinderlijk voor fietsers, maar vormen ook een bron van onveiligheid in verband met openslaande portieren en uitwijkmanoeuvres als gevolg daarvan. Daarnaast zorgen parkeermanoeuvres (het in- en uitparkeren) voor hinder en onveiligheid.
Als parkeren toch wordt toegestaan, breng dan een parkeerstrook of parkeerhavens aan. Daarmee ontstaat voor het fietsverkeer een rechte rijlijn, wordt de breedte van de rijloper voor het rijdende verkeer beperkt en wordt de kans dat fietsers op een geparkeerd voertuig botsen verkleind. Leg voor de veiligheid van de fietser bij voorkeur een schrikstrook van 0,50 meter aan tussen de rijbaan of fietsstrook en de langsparkeervoorziening, om te voorkomen dat fietsers tegen een openslaand autoportier rijden (zie voorzieningenblad V17.3.a).
Afmetingen
De totale breedte van parkeerplaatsen (voertuigruimte) voor de verschillende voertuigen staat in tabel 17.2.
Tabel 17.2 Breedte parkeerplaats voor verschillende voertuigen
Bij haaks of gestoken parkerenBij langsparkeren
Motorfietsen1,50 m1,50 m
Personenauto's2,50 m2,00 m
Bussen en vrachtauto's4,00 m3,00 m
Manoeuvreerruimte
De benodigde manoeuvreerruimte bepaalt mede de keuze van de breedtemaat. Ook het aantal parkeerwisselingen speelt een rol. Biedt aan kortparkeerders meer comfort en dus ruimte dan aan langparkeerders. Dit geldt ook voor bussen en vrachtauto's.
Er is een verband tussen de afmetingen van de parkeerplaats en de breedte van de parkeerweg, zie figuur 17.7. Bij langsparkeren is dit verband minder van invloed omdat de beschikbare breedte meestal groter is dan de benodigde ruimte voor de parkeermanoeuvre.
[ link ]

Figuur 17.7 Bij bredere parkeerplaatsen voor haaks parkeren is een smallere parkeerweg mogelijk

Ad 2 Lengte van de parkeerplaats
De lengte van de parkeerplaats bij haaks parkeren staat in tabel 17.3 (afgerond op een halve meter, met uitzondering van een parkeervak voor een personenauto op een terrein of in een parkeergarage, want daarvoor geldt de NEN2443).
Tabel 17.3 Lengte parkeerplaats bij haaks parkeren voor verschillende voertuigen
Motorfiets2,50 m
Personenauto5,13 m
Autobus (ongeleed)13,00 m
Vrachtauto (ongeleed)13,00 m
Trekker + oplegger18,00 m
Vrachtauto + aanhangwagen19,50 m
De benodigde lengte van een parkeerplaats is bij gestoken parkeren gelijk aan die van het ontwerpvoertuig, vermeerderd met een speelruimte van circa 0,30 meter voor personenauto's en van circa 1,00 meter voor bussen en vrachtauto's, loodrecht op de parkeerweg gemeten.
Manoeuvreerruimte
De noodzakelijke manoeuvreerruimte bepaalt mede de lengte van een langsparkeerplaats (zie figuur 17.3/e). De benodigde lengte is bij een achterwaartse parkeermanoeuvre kleiner. Hoewel bestuurders de achterwaartse parkeermanoeuvre moeilijker vinden en bij voorkeur vermijden, worden parkeerplaatsen uit capaciteitsoverwegingen toch veelal daarop gedimensioneerd. Afhankelijk van deze keuze en van het aantal parkeerwisselingen is een lengte van 6,00 à 7,00 meter nodig.
Ad 3 Breedte van de parkeerweg
De breedte van de parkeerweg is bij voorkeur zodanig dat een bestuurder de parkeermanoeuvre in een keer kan uitgevoeren (zonder te steken). Dit stelt tevens eisen aan de breedte van de erftoegangsweg waarlangs de parkeerstroken liggen. De benodigde ruimte is afhankelijk van:
  • het ontwerpvoertuig;
  • de parkeerhoek;
  • voorwaarts of achterwaarts parkeren;
  • de breedte van de parkeerplaats.
Bij langsparkeren is de richting van de parkeermanoeuvre nauwelijks van invloed op de benodigde breedte van de parkeerweg, zie figuur 17.8.
[ link ]

Figuur 17.8 Verschil in benodigde manoeuvreerruimte bij achter en voorwaarts langsparkeren

In veel gevallen zorgen andere eisen (bijvoorbeeld van de brandweer) ervoor dat een grotere breedte dan alleen voor het maken van de parkeermanoeuvre nodig is. Naarmate de parkeerhoek kleiner is, is er minder ruimte nodig, zie figuur 17.9.
[ link ]

Figuur 17.9 Verschil in manoeuvreerruimte bij parkeerhoeken van 60º en 90º

Door de stuureigenschappen van de voertuigen vereist achteruit gestoken parkeren een minder brede parkeerweg dan voorwaarts bij dezelfde parkeerhoek (zie figuur 17.10).
[ link ]

Figuur 17.10 Verschil in manoeuvreerruimte bij achter- en voorwaarts gestoken parkeren

Als vuistregel geldt een minimale parkeerwegbreedte van 3,80 meter voor het parkeren van personenauto’s afhankelijk van de parkeerhoek.
Bussen en vrachtauto's
Met name in stedelijke gebieden en langs regionale stroomwegen en doorgaande gebiedsontsluitingswegen kan buiten de bebouwde kom behoefte zijn aan parkeerruimte voor vrachtwagens en mogelijk ook voor bussen. Ook daarbuiten bestaat behoefte aan parkeerruimte voor deze voertuigen vanwege de regelgeving op het gebied van rijtijden.
Houd bij het ontwerp van (nieuwe) parkeerruimte voor bussen of vrachtwagens, bijvoorbeeld op verzorgingsplaatsen langs een regionale stroomweg, rekening met de specifieke eisen voor deze voertuigen. Bij het ontwerpen van een parkeervoorziening is het van belang in elk geval rekening te houden met de volgende inrichtingsaspecten:
  • Voldoende manoeuvreerruimte voor de vrachtauto’s.
  • Bij voorkeur een gescheiden doorgang voor aan- en afrijdend verkeer. Bij een gezamenlijke in-/uitrit moeten er separate rijstroken voor inrijden en uitrijden zijn.
  • Een duidelijke en goed zichtbare vakindeling zodat het parkeren zo efficiënt mogelijk kan.
  • Inrichtingsvoorzieningen tegen criminaliteit. Hierbij kan worden aangesloten bij de Europese ‘LABEL’-classificatie voor veilige vrachtautoparkeerplaatsen ( [ link ] .
  • Goede verlichting, zicht vanaf de openbare weg op de parkeergelegenheid en een overzichtelijke inrichting. Deze vergroten de sociale veiligheid.
  • De mogelijkheid dat ook LZV’s gebruikmaken van het parkeerterrein. Denk goed na of, en zo ja hoe, LZV’s worden geïntegreerd in het terrein.
  • De mogelijkheid dat ook vrachtauto’s met gevaarlijke stoffen gebruikmaken van de parkeerplaats.
  • Het parkeren van personenauto’s van chauffeurs die met hun eigen auto komen.
Voor bussen en vrachtauto's is achteruitrijden om veiligheidsredenen bezwaarlijk (geen of gering zicht achter het voertuig). Het achteruitrijden met gelede voertuigen vergt veel stuurkunst. Ontwerp parkeervoorzieningen voor deze voertuigtypen daarom zodanig, dat een chauffeur een parkeerplaats in voorwaartse richting kan oprijden en bij voorkeur ook zo kan verlaten. Wanneer bussen en vrachtauto's toch achteruit moeten parkeren, heeft het de sterke voorkeur dat het mogelijk is om links achteruit te kunnen rijden (beter zicht op dwangpunten).
Tabel 17.4 Minimale parkeerwegbreedte bij parkeren onder verschillende hoeken voor verschillende voertuigen
90
o
60
o
45
o
30
o
Personenauto6,35 m3,80 m3,80 m3,80 m
Autobus (ongeleed)12,00 m10,00 m7,50 m4,50 m
Vrachtauto (ongeleed)12,00 m10,00 m7,500 m4,50 m
Trekker + oplegger15,00 m12,00 m8,50 m5,50 m
Vrachtauto + aanhangwagen15,00 m12,00 m8,50 m5,50 m