Markering spoorwegovergang
Voor de veiligheid op en de doorstroming over de overweg, moet het wegprofiel op de overweg zoveel mogelijk gelijk zijn aan het wegprofiel voor en na de overweg. Gebruik kantstrepen en eventueel asstrepen op de overweg om het verloop van het wegprofiel over de overweg zo duidelijk mogelijk weer te geven.
Stopstreep
In principe zijn er bij alle overwegen met rode lichten stopstrepen. Stopstrepen zijn minimaal 0,15 meter breed (zo mogelijk 0,3 meter of twee strepen kort naast elkaar). De stopstreep voor fietsverkeer ligt standaard op 2 meter voor de beveiliging. Tabel 15.28 dient hiervoor als richtlijn.
Tabel 15.28 Afstand stopstreep per rijbaanbreedte
Breedte rijbaan | Stopstreep voor overweg |
< 4,0 m | Facultatief |
4,0 tot 4,5 m | Tussen 0 en 4 m voor beveiliging |
4,5 tot 5,0 m | Tussen 0 en 4 m voor beveiliging |
≥ 5,0 m | Tussen 1 en 5 m voor beveiliging |
As- en kantmarkering
Afhankelijk van de breedte van de rijbaan, is er wel of geen asstreep op de overweg. Breng de kantstrepen ten minste aan van schrikhek tot schrikhek, of van schrikpaal tot schrikpaal, mits er verharding aanwezig is tussen de bevloering en het schrikhek of de schrikpaal. Sluit de markering aan op de markering op de aansluitende weg, indien aanwezig.
De breedte van de kantstrepen op de overweg is 0,15 meter op gebiedsontsluitingswegen en 0,10 meter op erftoegangswegen.
Tabel 15.29 Relatie rijbaanbreedte en as- en kantmarkering
Breedte rijbaan | Asstreep op overweg | Kantstreep op overweg |
< 4,3 m | Geen | Geen |
Van 4,3 tot 4,5 m | Geen | Geen |
Van 4,5 tot 5,0 m | Wel. De asstreep loopt door tot de stopstreep en mag op de overweg onderbroken zijn. | Wel |
Van 5,0 tot 5,8 m | Wel. De asstreep loopt door tot 5 m voorbij de stopstreep en mag (ook op de overweg) onderbroken zijn. | Wel |
≥ 5,8 m | Wel. De asstreep loopt door tot 10 m voorbij de stopstreep en moet (in ieder geval op de overweg) ononderbroken zijn. | Wel |
Kruismarkering
Bij iedere openbare overweg en stationsoverpad heeft het kruisingsvlak tussen elk afzonderlijk spoor en een met bomen of zigzaghek volledig af te sluiten pad een kruismarkering. Breng per kruisingsvlak een wit kruis aan over de volle breedte van de (fiets- of loop)strook.
Aan de buitenzijde vormt een afstand van 2,25 meter uit hart van het spoor de begrenzing van het kruis. De kruisen hebben een omranding. Bij meersporige overwegen sluiten tussen de sporen het kader van de afzonderlijke kruisen aan op elkaar, zo nodig op kortere afstand uit het hart van het spoor dan het profiel van vrije ruimte. De kantstrepen maken deel uit van de omranding van het waarschuwingskruis. De strepen van de kruismarkering zijn 0,10 meter breed.