Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 14-09-23

Ontwerp- en trajectsnelheid

Snelheid is een belangrijke factor in het wegontwerp. Het is bepalend voor de bereikbaarheid, de veiligheid en de dimensionering van de weg. Er zijn twee soorten snelheid:
  • ontwerpsnelheid: de maatgevende snelheid waarop de dimensionering van de weg is gebaseerd;
  • trajectsnelheid: de gemiddelde snelheid waarmee het verkeer zich over een bepaald tracé binnen het netwerk kan verplaatsen.
Ontwerpsnelheid
De ontwerpsnelheid bepaalt in beginsel de maatvoering van de ontwerpelementen en dan met name van het alignement en het dwarsprofiel.
Voor erftoegangswegen, gebiedsontsluitingswegen en regionale stroomwegen geldt dat de ontwerpsnelheid minimaal gelijk is aan de geldende maximumsnelheid. De standaard toe te passen ontwerpsnelheden voor wegen buiten de bebouwde kom zijn:
  • erftoegangsweg: 60 km/h;
  • gebiedsontsluitingsweg: 80 km/h;
  • regionale stroomweg: 100 km/h.
Op verbindingswegen in knooppunten van regionale stroomwegen en bij toe- en adritten is het mogelijk om ontwerpsnelheden toe te passen die afwijken van de ontwerpsnelheid die voor de hoofdrijbaan geldt. Een overgang van een rijbaan met een hoge ontwerpsnelheid naar een rijbaan met een lagere ontwerpsnelheid moet zeer zorgvuldig worden ingeleid, zodat dit voor de weggebruiker niet onverwacht komt. Voor de ontwerpsnelheid geldt het uitgangspunt dat de 85-percentielwaarde van de (toekomstige) werkelijke snelheden in beginsel in dezelfde orde van grootte ligt. De werkelijke snelheid is echter een factor die door het wegontwerp slechts deels beheerst kan worden. De wettelijke maximumsnelheid is voor de weggebruiker op zich geen onderscheidend kenmerk. Wel is deze snelheid zodanig ingeburgerd, dat deze herkenning oproept. Door een strikt snelheidsregime te combineren met een consistente vormgeving, ontstaan voorspelbare verkeerssituaties.
Trajectsnelheid
De trajectsnelheid is de gemiddelde snelheid waarmee het verkeer zich over een bepaald tracé binnen het netwerk kan verplaatsen. Zij wordt gebruikt als belangrijkste indicator voor het gewenste functioneren van een onderdeel in een wegennetwerk.
De trajectsnelheid wordt beïnvloed door beperkingen in dwars- en langsrichting op het traject. Zij is de werkelijk gereden snelheid (rijsnelheid), verminderd met de vertraging die gemiddeld op dat type weg voorkomt. Dus inclusief ‘vertragingen’ door discontinuïteiten in het ontwerp en afhankelijk van:
  • de dichtheid van het verkeer;
  • het aandeel vrachtverkeer;
  • de bochtigheid van het tracé;
  • het aantal kruispunten al dan niet met 'snelheidsverlagende’ voorzieningen zoals rotondes, kruispunten met verkeersregelinstallaties en/of plateaus.
De trajectsnelheid heeft een relatie met de verkeersfunctie van de weg in het netwerk. Wegen met een belangrijke functie in het netwerk (zoals stroomwegen) hebben een relatief hoge trajectsnelheid, met relatief kleine marges in de rijsnelheid. Naarmate de verkeersfunctie van een netwerk afneemt, neemt de daaraan gekoppelde trajectsnelheid af en nemen de marges van de rijsnelheid over een traject toe. Dit betekent dat bij een lagere functie van de weg, grotere snelheidsverschillen in de snelheid van een voertuig kunnen voorkomen.
De drie wegcategorieën hebben elk een eigen trajectsnelheid, zie tabel 13.1.
Tabel 13.1 Trajectsnelheid (te verwachten gemiddelde snelheid)
ErftoegangswegGebiedsontsluitingswegRegionale stroomweg
gemotoriseerd verkeer50 km/h60 km/h80 km/h
gemotoriseerd langzaam verkeer30 km/h30 km/h
bromfiets35 km/h
fiets18 km/h
Erftoegangswegen
Op een netwerk van erftoegangswegen overheersen de verplaatsingen over korte afstand. Hierbij is sprake van beperkt verkeersbelang, waardoor de trajectsnelheid relatief laag kan zijn. Bij een trajectsnelheid van het gemotoriseerde verkeer van ongeveer 50 km/h, wordt aan de verkeersfunctie van het netwerk nog in voldoende mate voldaan. De toelaatbare marges in de trajectsnelheid zijn gezien de verblijfsfunctie, groter dan voor de overige wegennetten: circa 20 km/h.
De weggebruiker moet rekening houden met deze grote fluctuaties in de snelheid en moet zijn rijgedrag hieraan aanpassen. Veilige en acceptabele snelheidswisselingen kunnen alleen bij voldoende rijzicht. Fietsers en voetgangers zijn een kwetsbare groep verkeersdeelnemers vanwege hun geringe stabiliteit, hun geringe zichtbaarheid (door de beperkte omvang en de beperkte verlichting) en geringe hoeveelheid beschermende middelen. Houd hier in het ontwerp rekening mee door bijvoorbeeld onverwachte manoeuvres en verblinding door gemotoriseerd verkeer te voorkomen en voldoende rijzicht te bieden. Waar nodig moeten snelheidsremmende maatregelen komen, omdat bij het inhalen en passeren veelvuldig conflictsituaties kunnen optreden.
Gebiedsontsluitingswegen
Op gebiedsontsluitingswegen is de trajectsnelheid ongeveer 60 km/h. De gelijkvloerse kruispunten in gebiedsontsluitingswegen zijn dusdanig vormgegeven dat zij een aanpassing van het rijgedrag vragen. In plaats van stromen, staat op deze punten uitwisseling centraal.
Voor een veilig gebruik van de weg zijn er eisen aan het wegontwerp, afgestemd op de ontwerpsnelheid. Inhalen is op deze wegcategorie niet toegestaan en wordt belemmerd door de aanwezigheid van een rijbaanscheiding. De weggebruiker anticipeert hierdoor op gebiedsontsluitingswegen meer op het snelheidsgedrag van het meerijdend verkeer dan hij op regionale stroomwegen doet. Abrupte fluctuaties in de rijsnelheid zijn op continue wegvakken van deze wegcategorie ongewenst.
Regionale stroomwegen
Op regionale stroomwegen moet een weggebruiker onder normale omstandigheden veilig met hoge snelheden kunnen rijden. De trajectsnelheid op regionale stroomwegen is ongeveer 80 km/h (afhankelijk van de opbouw van het netwerk). De relatief hoge trajectsnelheid die aan dit wegtype is gekoppeld, sluit aan bij de verwachtingen van de weggebruiker en is mogelijk omdat het verkeer op regionale stroomwegen bij kruisende of aansluitende wegen onbelemmerde doorgang heeft. Dit vanwege ongelijkvloerse kruisingen en aansluitingen.
Vuistregels trajectsnelheid
Er is (nog) geen berekeningsmethode waarin al deze invloedsfactoren zijn verdisconteerd. Daarom wordt een ‘schatting’ of een benadering met behulp van een microscopisch verkeerssimulatiemodel gebruikt.
Uitgaande van bijvoorbeeld een gemiddelde snelheid van 80 km/h op ongestoorde wegvakken, kan per discontinuïteit een ‘vertraging’ worden toegevoegd. In tabel 13.2 staan enkele indicatieve ‘vertragingen’ door (niet-overbelaste) discontinuïteiten, uitgaande van een gemiddelde snelheid van 80 km/h. De vertragingen zijn pragmatisch bepaald.
Tabel 13.2 Indicatieve gemiddelde vertragingen per passerende personenauto door discontinuïteiten op voorrangswegen, uitgaande van 80 km/h (v
ontwerp
)
Type kruispuntPasseersnelheid (km/h)Gemiddelde vertraging (s)
Rotonde50
40
30
5
10
15
Voorrangskruispunt zonder VRI met snelheidsverlagende voorziening60
50
40
2
5
8
Voorrangskruispunt met VRIcyclustijd 60 s
cyclustijd 90 s
cyclustijd 120 s
20
25
35
Snelheidsverlagende voorziening60
50
40
2
5
8
Uit microsimulaties van een bepaalde streng met drie kruispunten blijkt voor de trajectsnelheid het volgende:
  • Trajectsnelheid zonder kruispunten: 81 km/h.
  • De onderlinge afstand (500 meter tot 1500 meter) van drie voorrangskruispunten met een passeersnelheid van 40 km/h, is van weinig invloed op de trajectsnelheid. De trajectsnelheid varieert van 77 km/h tot 81 km/h. De invloed van een zwaardere verkeersbelasting is gering.
  • Een rotonde heeft in samenhang met de onderlinge afstand een iets sterkere invloed. Bij drie rotondes op onderlinge afstanden van 500 meter tot 1500 meter, varieert de trajectsnelheid van 70 km/h tot 77 km/h. Bij een toenemende intensiteit neemt deze af tot 60 km/h als de maximale afwikkelingscapaciteit van de rotonde bijna is bereikt.
  • Een voorrangskruispunt met verkeersregelinstallatie (voertuigafhankelijke regelingen) is in samenhang met de onderlinge afstand van de kruispunten van grote invloed op de trajectsnelheid. Bij een hoge verkeersbelasting varieert de snelheid van 40 km/h bij een onderlinge afstand van 1500 meter, tot ongeveer 10 km/h bij een onderlinge afstand van 500 meter.
  • Een hoger percentage vrachtverkeer (10 tot 20 procent) heeft een geringe negatieve invloed op de trajectsnelheid. Deze invloed is het duidelijkst aanwezig op met verkeersregelinstallaties geregelde voorrangskruispunten.