Ontwerp opstelstroken
De lengte van de opstelstroken is in de eerste plaats afhankelijk van de lengte van de wachtrij. Bij het bepalen van de lengte kunnen echter ook andere factoren een rol spelen:
- De lengte moet ten minste gelijk zijn aan de lengte van de uitrijstroken op ongeregelde kruispunten (zie paragraaf 15.5.4).
- De lengte moet voldoende zijn voor de benodigde detectielussen (rechtdoorgaande richting minimaal 40 meter, afslaande richting minimaal 30 meter). Bij detectie op ruime afstand moet de opstelstrook reeds voor het detectiepunt van de naastgelegen rijstrook aanwezig zijn (voorkomen ‘valse’ meldingen).
- Een opstelstrook moet bereikbaar zijn wanneer op de naastliggende opstelstrook reeds een wachtrij is gevormd. Afhankelijk van de verkeersregeling kan de wachtrijlengte van de naastgelegen rijstrook bepalend zijn voor de lengte van de opstelstrook.
Voor een eerste indicatie zijn er drie methoden om de lengte van een opstelstrook te bepalen:
- Twee maal zo lang als de lengte die nodig is voor de gemiddelde wachtrij per cyclus.
- Het aantal voertuigen bij een bepaalde overschrijdingskans (bijvoorbeeld 90 procent) van het gemiddelde aantal voertuigen.
- De lengte die nodig is voor de gemiddelde wachtrij in de spitsuren per cyclus, eventueel vermeerderd met de benodigde remweg. Ga voor het berekenen van de remweg uit van een remvertraging van 2,0 m/s2 en daarbij 75 procent van de ontwerpsnelheid.
Ga altijd na of periodiek grote pieken in het verkeersaanbod te verwachten zijn. Bijvoorbeeld bij een opstelstrook die leidt naar een beweegbare brug of een verkeersregelinstallatie nabij een stadion, een fabriek of iets dergelijks.
De vormgeving van linksafstroken is beschreven in paragraaf 15.5.4.1. In figuur 15.33 en 15.34 is het principe afgebeeld. Elkaar tegemoetkomende links afslaande weggebruikers moeten voor elkaar langs kunnen draaien.
Toevoegen van een doorgaande opstelstrook
Houd bij een vermeerdering van een rijstrook naar twee doorgaande stroken, een afstand van ten minste 60 meter aan tussen het begin van de linksafopstelstrook en het einde van de verbreding van een rijstrook naar twee rijstroken (figuur 15.35). Bij twee afslaande rijstroken naast elkaar voor eenzelfde richting is de straal voor de (aansluit)boog 25,00 meter in plaats van de gebruikelijke 15,00 meter (figuur 15.36). Pas per rijstrook de benodigde bochtverbreding toe.
[ link ]
Figuur 15.35 Vermeerdering van opstelstroken voor rechtdoorgaand verkeer
[ link ]
Figuur 15.36 Twee opstelstroken voor links afslaand verkeer (principe)
Afvallende rijstrook
Voor elke richting moeten na het kruispuntvlak over enige lengte evenveel rijstroken aanwezig zijn als voor het kruispunt. Hanteer voor deze lengte, gemeten vanaf de stopstreep, de volgende maten:
- rechtdoorgaande richtingen: minimaal 150 meter;
- afslaande richtingen: minimaal 100 meter.
[ link ]
Breng het aantal rijstroken van twee terug naar één met een verdrijvingsvlak op de linkerrijstrook onder een hoek van bij voorkeur 1 : 10. Het versmallen van drie naar twee rijstroken gaat eveneens met een verdrijvingsvlak op de linkerrijstrook onder een hoek van 1 : 10. Bij een gebogen tracé kan in verband met de gewenste goede zichtbaarheid een andere hoek noodzakelijk zijn.Figuur 15.37 Afvallende rijstrook na het kruispunt (rechtdoorgaande richting)
Rijbaansplitsing
Gebiedsontsluitingswegen met drie of meer opstelstroken naast elkaar ter hoogte van het kruispunt, hebben altijd een (smalle) rijbaansplitsing. Deze dient als fysieke geleiding voor het verkeer en maakt inhaalmanoeuvres over de linksafopstelstroken fysiek onmogelijk. De rijbaansplitsing biedt tevens ruimte voor het plaatsen van portalen, zweepmasten en lage verkeerslantaarns. De breedte van de rijbaansplitsing is minimaal 2,10 meter tussen de verharding. Bij een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers is de breedte van de rijbaanscheiding ten minste 3,00 meter tussen de kantstrepen.