Parkeerterreinen
Bij het ontwerpen en inrichten van parkeerterreinen zijn drie zaken van belang:
- de ontsluiting van het terrein;
- de indeling van het terrein;
- het gebruik van parkeerplaatsen en de eigenschappen van de ondergrond;
- ruimtelijke en landschappelijke inpassing.
Ad 1 Ontsluiting terrein
Voor de ontsluiting van een terrein zijn een of meer in- en uitgangen nodig. Het op- en afrijden van grotere parkeerterreinen met plaats voor meer dan 50 auto’s moet bij voorkeur tegelijk kunnen geschieden. Het aantal in- en uitgangen is verder afhankelijk van:
- de intensiteit van het in- en uitgaande verkeer in de maatgevende periode;
- de intensiteit op de weg waarnaar wordt ontsloten;
- de aanwezigheid van parkeercontroleapparatuur en het toegepaste betalingssysteem.
Hoewel het niet vaak voorkomt buiten de bebouwde kom zijn er met name langs de kust en recreatieplassen grote parkeerterreinen. Hanteer hiervoor als vuistregels:
- een ingang en een uitgang per 300 á 400 plaatsen;
- de helft van het aantal parkeerplaatsen moet binnen een uur kunnen worden bezet en ook binnen een uur kunnen worden ontruimd.
In- en uitgangen moeten in beginsel niet uitmonden op gebiedsontsluitingswegen, tenzij ze als volwaardig kruispunt zijn vormgegeven. Zie hiervoor ook hoofdstuk 15. De aansluiting op de weg van kleine, dicht langs de weg gelegen parkeerterreinen is als uitritconstructie vormgegeven. Ook bij grote terreinen waarop geen hoge spitsintensiteiten zijn te verwachten, heeft een uitritconstructie de voorkeur. Ontwerp bij hoge spitsintensiteiten op de uitgang een gewone aansluiting. Geef dan wel voor de duidelijkheid met borden aan dat het verkeer van het parkeerterrein voorrang moet verlenen. Maak opstelruimte als het verkeersaanbod de capaciteit van een in- of uitgang overtreft. Daarbij is het van belang dat het overige verkeer zo weinig mogelijk hinder van de opgestelde voertuigen ondervindt.
Let bij een parkeerterrein ook op de uitgang voor voetgangers en eventueel fietsers. Met name in recreatie- en natuurgebieden parkeren veel bezoekers hun auto om vervolgens een eind te gaan fietsen.
Ad 2 Indeling terrein
Alvorens met het eigenlijke ontwerp voor de indeling van het terrein wordt begonnen, moeten keuzes gemaakt zijn voor:
- de indeling in parkeerstroken en parkeerwegen en de daarmee samenhangende interne circulatie van het verkeer;
- de situering van de in- en uitgang(en);
- een- of tweerichtingsverkeer op de parkeerwegen;
- de parkeerhoek;
- de breedte van de parkeervakken;
- voorzieningen voor voetgangers (looproutes, in- uitgangen, eventueel bereikbaarheid betaalautomaat), in samenhang met de situering van de attractiepunten;
- aantal en locatie gehandicaptenparkeerplaatsen.
Voor het maken van deze keuzes staat informatie op de voorzieningenbladen.
Verkeerscirculatie
De gekozen indeling en de situering van de in- en uitgang(en) bepalen de circulatie van het verkeer. Belangrijk is dat:
- het systeem duidelijk is;
- de parkeerwegen niet te lang zijn;
- het verkeer redelijk vlot kan worden verwerkt;
- bij eenrichtingsverkeer bij voorkeur het verkeer linksom draait.
Maak meer dan één ontwerp. Maak op basis van de voor- en nadelen van elk ontwerp een verantwoorde keuze.
Parkeerhoek
Gewoonlijk worden parkeerhoeken van 45°, 60° of 90° (en soms 30°) toegepast op een wat groter parkeerterrein bijvoorbeeld in een recreatiegebied of op een carpoolplein. Op verzorgingsplaatsen wordt ook vaak een langsparkeerstrook toegepast (parkeren onder een hoek van 0o). Bij andere hoeken dan 0o of 90° is eenrichtingsverkeer op de parkeerwegen zeer gewenst.
Om het terrein maximaal te kunnen benutten, zijn de volgende meer algemene punten van belang:
- Het terrein heeft bij voorkeur een rechthoekige vorm.
- Grote terreinen zijn in twee of meer terreinen opgedeeld zodat er per terrein maximaal 300 á 400 parkeerplaatsen zijn.
- Het terrein is aan de randen rondom voorzien van parkeerplaatsen.
- De parkeerstroken en wegen zijn evenwijdig aan de lange zijde van het terrein geprojecteerd.
Gebruik de parkeereenheid voor de verdere indeling van het terrein, zie figuur 17.11.
[ link ]
Figuur 17.11 Parkeereenheid
Voorzieningen voor voetgangers
Na het parkeren zijn inzittenden voetgangers. Let op terreinen met veel parkeerwisselingen goed op de afwikkeling van het voetgangersverkeer. Mogelijkheden zijn:
- een voetpad tussen twee aan elkaar grenzende parkeerstroken;
- het regelmatig onderbreken van de parkeerstroken.
Het is van belang de looproutes zo weinig mogelijk te laten kruisen met parkeerwegen en alleen te laten samenvallen met de in- en uitgangen voor het autoverkeer als aparte voetpaden mogelijk zijn. Dit kan van invloed zijn op de indeling van het terrein. Reserveer ruimte voor winkelwagentjes op parkeerterreinen bij winkelcentra.
Gehandicaptenparkeerplaats
Zorg op grote parkeerterreinen voor voldoende parkeergelegenheid voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Reken bij voorkeur met een gehandicaptenparkeerplaats per vijftig parkeerplaatsen. De plaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de bestemming liggen en ook te voet of met een rolstoel goed bereikbaar zijn.
Nieuwe situatie
Bepaal voor nieuwe situaties, afhankelijk van het aantal benodigde parkeerplaatsen en de eventueel benodigde ruimte voor voetpaden, de noodzakelijke omvang van het terrein. Ga bij gegeven terreinafmetingen eerst na of de breedte van het terrein een veelvoud is van de lengte van de gekozen parkeereenheid. Als dit niet zo is, zijn er de volgende mogelijkheden:
- de restruimte verdelen over de parkeereenheden;
- een andere parkeerhoek kiezen die mogelijk gunstiger uitvalt;
- twee verschillende parkeerhoeken toepassen, bij voorkeur per deelterrein;
- looproutes aanbrengen;
- groenvoorziening aanbrengen.
Ad 3 Het gebruik van parkeerplaatsen en de eigenschappen van de ondergrond
Parkeerplaatsen kunnen worden uitgevoerd als verharde en als semiverharde parkeerplaatsen. Semiverharde parkeerplaatsen hebben de positieve eigenschap dat het regenwater beter in de grond kan infiltreren, ze dragen bij aan de afwatering op parkeerterreinen en aan de grondwaterstand. Deze parkeerplaatsen zijn echter minder geschikt bij veel parkeerwisselingen omdat hierdoor regelmatiger onderhoud nodig is. In dat opzicht zijn volledig verharde parkeerplaatsen een duurzamere optie. Er is een verdeling mogelijk om een deel van het aantalparkeerplaatsen volledig verhard uit te voeren (intensief gebruik) en een deel semiverhard (minder intensief gebruik).
Ad 4 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing
Het ontwerp en de realisatie van parkeerterreinen buiten de bebouwde kom vereisen een zorgvuldige aanpak om ervoor te zorgen dat ze harmonieus integreren in het omringende landschap. Houd bij de landschappelijke inpassing van een parkeerterrein rekening met de natuurlijke, ecologische en visuele aspecten van het landschap. Door zorgvuldig te plannen en ontwerpen kan een parkeerterrein functioneel en toegankelijk zijn, terwijl het tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het omringende landschap en de ecologische waarden behoudt.
De belangrijkste overwegingen en richtlijnen voor de landschappelijke inpassing van een parkeerterrein buiten de bebouwde kom zijn:
- Locatiekeuze
De keuze van de locatie is een van de eerste en belangrijkste stappen in het proces van landschappelijke inpassing. Houd bij de locatiekeuze rekening met:- De nabijheid van bestaande infrastructuur om onnodige verstoring van het landschap te vermijden;
- De topografie en natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals bestaande vegetatie, waterlopen en bodemgesteldheid;>
- Culturele en historische elementen in het landschap.
- Behoud en versterk van natuurlijke kenmerken
Het behoud en waar mogelijk de versterking van natuurlijke kenmerken zijn essentieel voor een goede landschappelijke inpassing. Bereik dit door:- Het behouden van bestaande bomen, struiken en andere vegetatie rondom het parkeerterrein;
- Het aanplanten van inheemse beplanting om het parkeerterrein te omringen en visueel te verzachten;
- Het creëren van natuurlijke afscheidingen, zoals hagen of taluds, om het terrein af te schermen.
- Materiaalkeuze en ontwerp
De keuze van materialen en het ontwerp van het parkeerterrein moeten aansluiten bij de natuurlijke omgeving. Dit omvat:- Het gebruik van natuurlijke en permeabele materialen voor de verharding van het terrein om waterdoorlatendheid te bevorderen en de impact op de waterhuishouding te minimaliseren;
- Het integreren van landschapselementen zoals hout, natuursteen en vegetatie in het ontwerp van het parkeerterrein;
- Het minimaliseren van het gebruik van felle kleuren en reflecterende oppervlakken om visuele verstoring te verminderen.
- Ecologische overwegingen
Bij de aanleg van een parkeerterrein moeten ecologische overwegingen een centrale rol spelen. Bereik dit door:- Het behouden van bestaande habitats en het creëren van nieuwe habitats metgroenvoorzieningen en waterpartijen;
- Het vermijden van lichtvervuiling door het gebruik van subtiele en natuurvriendelijke verlichting;
- Het bevorderen van biodiversiteit door het aanplanten van een verscheidenheid aan inheemse planten en het bieden van nestgelegenheden voor vogels en andere dieren.
- Toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid
Hoewel landschappelijke inpassing belangrijk is, mag dit niet ten koste gaan van de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van het parkeerterrein. Dit houdt in:- Het waarborgen van goede toegangswegen en bewegwijzering naar en op het terrein;
- Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen en voorzieningen voor verschillende gebruikers, waaronder fietsers en personen met een handicap;
- Het bieden van veilige en comfortabele looproutes van het parkeerterrein naar de bestemmingen.