Passeervoorzieningen voor (land)bouwverkeer
In de ideale situatie rijdt(land)bouwverkeer niet op de hoofdrijbaan van gebiedsontsluitingswegen. Het rijdt op een parallelvoorziening (samen met fietsers, bromfietsers en voetgangers) of via een alternatieve route op het onderliggend wegennet. In de praktijk is de ideale situatie echter niet overal mogelijk. Bijvoorbeeld omdat de ruimte voor een parallelvoorziening of alternatieve ontbreekt of omdat op een parallelvoorziening veel fietsverkeer rijdt, waardoor (land)bouwverkeer hier ongewenst is. Ook kan een alternatieve route ontbreken, omdat deze over wegen zou gaan waar doorgaand (land)bouwverkeer minder gewenst is, zoals op een weg door het centrum van een kleine kern.
Als de ideale situatie niet mogelijk is, kan op veel gebiedsontsluitingswegen toch landbouwverkeer toegelaten worden. Dit kan bij een 1x2 gebiedsontsluitingsweg, mits er passeermogelijkheden met voldoende inhaalzicht zijn (bijvoorbeeld een 2+1-wegvak). Voor een (land)bouwpasseervoorziening zijn twee vormen mogelijk:
- (land)bouwpasseerbaan: een rijbaan waar (land)bouwverkeer gepasseerd kan worden. Deze passeerbaan is door een fysieke scheiding afgescheiden van de rijstrook/rijstroken.
- (land)bouwpasseerstrook: een rijstrook waar het (land)bouwverkeer kortstondig op stil staat. Deze strook is met markering van de rijstrook afgescheiden.
Als een dergelijke maatregel niet kan, is er een laatste alternatief: vervang de doorgetrokken asmarkering door een onderbroken dubbele asstreep, in combinatie met het instellen van een inhaalverbod voor motorvoertuigen (verkeersbord F1) waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor het inhalen van (land)bouwverkeer (onderbord 101).
Dubbelgebruik functie
Een (land)bouwpasseervoorziening hoeft niet altijd nieuw te worden aangelegd. Kijk in eerste instantie naar bestaande mogelijkheden, zoals een dubbele opstelstrook bij een verkeerslicht. Er zijn ook mogelijkheden in het dubbelgebruik. Bijvoorbeeld een combinatie met een informatiepunt. Pas als een aparte voorziening wordt aangelegd, heet het een (land)bouwpasseerstrook, (land)bouwpasseerbaan of (land)bouwpasseerhaven.
Locatie passeervoorziening (land)bouwverkeer
Op basis van ervaringen vanuit de provincie Zeeland, Friesland en Limburg is de beste locatie voor een (land)bouwpasseervoorziening:
- 550 tot 600 meter na een kruispunt met verkeersregelinstallatie;
- 50 meter na een rotonde.
Het (land)bouwverkeer heeft dan bij de rotonde nog een lage (optrek)snelheid. In de stroom van het overige verkeer vallen net na de rotonde en op zo’n 550 tot 600 meter na een kruispunt met verkeersregelinstallatie natuurlijke hiaten, waardoor het (land)bouwverkeer eenvoudig kan invoegen. Leg een passeervoorziening niet aan op plaatsen waar het (land)bouwverkeer onvoldoende zicht heeft op het achteropkomende verkeer, zoals in bochten of bogen.
De afstand tussen opeenvolgende (land)bouwpasseervoorzieningen is afhankelijk van het aantal kruispunten op een wegvak en de verkeersintensiteit. De richtlijn is een tussenafstand van 2000 meter.
Ontwerp (land)bouwpasseervoorziening
Er zijn twee typen (land)bouwpasseervoorzieningen: verplichte en onverplichte. Deze typen verschillen op inrichting in bebording en markering.
De advieslengte voor een passeervoorziening is minimaal 120 meter. Het (land)bouwvoertuig heeft dan de meeste kans om in beweging te blijven en aan het einde van de passeervoorziening direct weer in te voegen; vaak zijn alle voertuigen uit de volgrij gepasseerd. De bereidheid om de passeervoorziening te gebruiken, neemt hierdoor toe. Passeerbanen korter dan 120 meter heten passeerhavens. Hier moeten (land)bouwvoertuigen vaak wachten voordat ze weer kunnen invoegen.
De adviesbreedte voor een (land)bouwpasseerbaan is 4 meter.
Verplichte (land)bouwpasseerplaats
Bij de verplichte passeerbaan is er een fysieke scheiding tussen rijbaan en passeerstrook. Bij de niet-verplichte passeerstrook bestaat de scheiding uit een doorgetrokken streep of een 3-3-kantmarkering. Zie figuur 7.13 voor de plaatsing van de bebording en markering.
[ link ]
Figuur 7.13 Verplichte landbouwpasseerplaats
Onverplichte (land)bouwpasseerplaats
Onverplichte zijn makkelijker toepasbaar dan verplichte (land)bouwpasseerplaatsen. Plaats een informatiebord bij een onverplichte (land)bouwpasseerstrook. Pas bij foutparkeren bord E1 met onderbord 502 toe. Markering in de vorm een trekker is een extra herinnering voor het (land)bouwverkeer en het overige verkeer. Zie figuur 7.14 voor de plaatsing van de bebording en markering.
[ link ]
Figuur 7.14 Onverplichte (land)bouwpasseerstrook of (land)bouwpasseerhaven