Rotondes
Enkelstrooksrotondes en turborotondes komen buiten de bebouwde kom voor tussen gebiedsontsluitingswegen onderling, tussen regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen en tussen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Uitgangspunt bij de (turbo)rotonde is dat elke tak eenzelfde inrichting en verharding kent, waardoor de takken ten opzichte van elkaar ‘gelijk’ zijn en weggebruikers geen informeel voorrang nemen. (Brom)fietsers rijden op een fiets-/bromfietspad en hebben bij (turbo)rotondes geen voorrang.
Bij enkelstrooks- en turborotondes kunnen bypasses voorkomen. Indien een fietspad de bypass kruist, is extra aandacht nodig voor de voorrangssituatie en snelheidsremming.
Solitair fiets-/bromfietspad
Een solitair fiets-/bromfietspad gaat via vrijliggende paden om de rotonde heen. De (brom)fietsers hebben bij rotondes buiten de bebouwde kom nooit voorrang op het fiets-/bromfietspad.
Een solitair fiets-/bromfietspad gaat via vrijliggende paden om de rotonde heen. De (brom)fietsers hebben bij rotondes buiten de bebouwde kom nooit voorrang op het fiets-/bromfietspad.
Aansluiting parallelweg bij rotonde
De aansluiting van een parallelweg op de rotonde kan op twee manieren.
De aansluiting van een parallelweg op de rotonde kan op twee manieren.
- Indien de rotonde alleen bedoeld is voor uitwisseling van verkeer tussen de parallelweg en de hoofdrijbaan, dan kan de parallelweg iets uitbuigen, waarbij het kruispunt tussen parallelweg en rotondetak een kruispunt zonder voorrangsregeling is. De rotondetak ‘eindigt’ dan op een T-kruispunt met de parallelweg.
- Indien de parallelweg aansluit op een doorgaande rotondetak, dan buigt de parallelweg voldoende uit en is het kruispunt tussen rotondetak en parallelweg een voorrangskruispunt, waarbij verkeer op de parallelweg voorrang verleent aan verkeer op de rotondetak.
Turborotondes buiten de bebouwde kom
Een turborotonde buiten de bebouwde kom is een goede oplossing voor de afwikkeling van drukke verkeersstromen. De passage van de (brom)fietser bij een turborotonde heeft extra aandacht nodig. Bij een gelijkvloerse passage vormen de takken waar verkeer met twee of meer stroken op- of afrijdt een knelpunt vanwege mogelijke afdekongevallen (). Bij een enkele over te steken strook is een gelijkvloerse oversteek goed mogelijk en vergelijkbaar met een enkelstrooksrotonde. Bij meerdere over te steken rijstroken is een ongelijkvloerse oplossing het meest veilig. Indien dat niet kan, leid (brom)fietsers dan om via een andere route of tref voorzieningen om afdekongevallen te voorkomen.
Figuur 8.15 geeft een voorbeeld van een turborotonde zonder fietsoversteken die twee of meer rijstroken gelijktijdig kruisen.
Bij voorkeur steken (brom)fietsers op turborotondes ongelijkvloers over. De (brom)fietsers rijden op erftoegangswegen op de rijbaan waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt. Op wegen met een maximumsnelheid van 80 km/h of hoger, rijden bromfietsers op het fiets-/bromfietspad (of ventweg) en daarmee dus op een eigen voorziening naast de gebiedsontsluitingsweg of regionale stroomweg. Bij de turborotonde worden de (brom)fietsers op de erftoegangsweg altijd eerst naar een fiets-/bromfietspad geleid. Zij rijden buiten de bebouwde kom nooit op de rijbaan van de turborotonde.
De (brom)fietsers rijden bij (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom altijd uit de voorrang.
Een turborotonde buiten de bebouwde kom is een goede oplossing voor de afwikkeling van drukke verkeersstromen. De passage van de (brom)fietser bij een turborotonde heeft extra aandacht nodig. Bij een gelijkvloerse passage vormen de takken waar verkeer met twee of meer stroken op- of afrijdt een knelpunt vanwege mogelijke afdekongevallen (). Bij een enkele over te steken strook is een gelijkvloerse oversteek goed mogelijk en vergelijkbaar met een enkelstrooksrotonde. Bij meerdere over te steken rijstroken is een ongelijkvloerse oplossing het meest veilig. Indien dat niet kan, leid (brom)fietsers dan om via een andere route of tref voorzieningen om afdekongevallen te voorkomen.
Figuur 8.15 geeft een voorbeeld van een turborotonde zonder fietsoversteken die twee of meer rijstroken gelijktijdig kruisen.
Bij voorkeur steken (brom)fietsers op turborotondes ongelijkvloers over. De (brom)fietsers rijden op erftoegangswegen op de rijbaan waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt. Op wegen met een maximumsnelheid van 80 km/h of hoger, rijden bromfietsers op het fiets-/bromfietspad (of ventweg) en daarmee dus op een eigen voorziening naast de gebiedsontsluitingsweg of regionale stroomweg. Bij de turborotonde worden de (brom)fietsers op de erftoegangsweg altijd eerst naar een fiets-/bromfietspad geleid. Zij rijden buiten de bebouwde kom nooit op de rijbaan van de turborotonde.
De (brom)fietsers rijden bij (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom altijd uit de voorrang.
[ link ]
Figuur 8.12 Enkelstrooksrotonde ((brom)fiets uit de voorrang)
[ link ]
Figuur 8.13 Turborotonde ((brom)fiets uit de voorrang (ongelijkvloers))
Regionale stroomwegen kruisen andere wegen doorgaans ongelijkvloers en onderling via een knooppunt. Bij aansluitingen kan bij de toe- en afritten een (turbo)rotonde liggen zodat uitwisseling met de gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg mogelijk is. De regionale stroomweg eindigt juist voor, of start juist na, de rotonde via RVV-bord G3/G4. Vanaf dat punt is de regionale stroomweg een gebiedsontsluitingsweg.
In tabel 8.7 is daarom een ‘regionale stroomweg’ qua basiskenmerken en verschijningsvorm bij een (turbo)rotonde gelijkgeschakeld aan een ‘gebiedsontsluitingsweg’. Een turborotonde is een goede oplossing voor de afwikkeling van drukke verkeersstromen. Let weg goed op de passage van de (brom)fietser bij een turborotonde en het gebruik door vrachtverkeer.
In tabel 8.7 is daarom een ‘regionale stroomweg’ qua basiskenmerken en verschijningsvorm bij een (turbo)rotonde gelijkgeschakeld aan een ‘gebiedsontsluitingsweg’. Een turborotonde is een goede oplossing voor de afwikkeling van drukke verkeersstromen. Let weg goed op de passage van de (brom)fietser bij een turborotonde en het gebruik door vrachtverkeer.
Tabel 8.7 Basiskenmerken rotonde en turborotonde
Basiskenmerk | Rotonde buiten de bebouwde kom | Turborotonde buiten de bebouwde kom | |
---|---|---|---|
Aanrijrichting: naar rotonde vanuit ETW, GOW of RSW | Aanrijrichting: naar rotonde vanuit ETW, GOW of RSW | ||
A | onderscheid in verharding | nooit | nooit |
B | rijrichtingscheiding | altijd | altijd |
C | lengtemarkering of trottoirbanden | altijd | altijd |
D | (openbare) verlichting | altijd | altijd |
F | voetgangersoversteekplaats (VOP/zebra) | in principe niet 1) | in principe niet 1) |
I | fietsvoorzieningen | altijd 1) | altijd 1) |
T | voorzieningen openbaar vervoer | in principe niet 2) | in principe niet 2) |
U | voorrangsregeling | altijd | altijd |
V | voorzieningen VRI | nooit | nooit |
W | richtingskeuze | nooit | altijd |
X | snelheidsbeheersing | nooit | nooit |
Y | bewegwijzering | altijd | altijd |
Z | doorzicht kruispunt | nooit | nooit |
1) Indien aanwezig langs het wegvak, dan continueren op het kruispunt .2) Behoudens bij ov-haltes, langs een GOW en RSW zie toelichting. |
Toelichting op basiskenmerken (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom
A | Op een (turbo)rotonde is geen onderscheid in type verharding tussen de toeleidende takken. Onafhankelijk van de wegcategorie moet elke tak ‘gelijk’ zijn in verschijning en verharding. Gesloten verharding heeft de voorkeur vanwege het onderhoud. Trek de verharding ruim voor het kruispunt gelijk met de overige takken als een toeleidend wegvak een andere verharding heeft. |
B | Een rijrichtingscheiding in de as van de takken is noodzakelijk om het afrijdende en oprijdende verkeer veilig van elkaar te scheiden, en om fietsers en voetgangers een gefaseerde oversteek te bieden. Op de rijbaan van een turborotonde is een rijstrookscheiding aanwezig in de vorm van een verhoogde rand met daarnaast belijning. Deze rijstrookscheiding biedt (brom)fietsers en voetgangers geen tussensteunpunt/vluchtheuvel. |
C | Markering is essentieel en bestaat uit asbelijning en kleine puntstukken voor de middenberm, markering van de rijstroken en van de cirkel op de rondgaande rijbaan van de rotonde. Haaientanden en markering van oversteekvoorzieningen voor (brom)fietsers en voetgangers maken deel uit van de markering van rotondes. |
D | Openbare verlichting is aanwezig voor de (turbo)rotonde langs de wegvakken voor de herkenbaarheid op afstand en voor de sociale veiligheid en verkeersveiligheid op de (turbo)rotonde. |
F | Er zijn geen voorzieningen aanwezig voor voetgangers; behoudens bij openbaarvervoerhaltes (bijvoorbeeld met een fietsenstalling/carpoolterrein). De voorziening voor voetgangers bestaat in dat geval bij voorkeur uit een ongelijkvloerse kruising zoals een voetgangerstunnel. Indien dit niet mogelijk is, dienen ter hoogte van de (turbo)rotonde kanalisatiestrepen alsoversteekvoorzieningte komen. Zebrapaden worden in principe niet toegepast. Zij mogen alleen op wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h, mits de naderingssnelheid van minimaal 85 procent van de motorvoertuigen lager is dan 50 km/h (). |
I | (Brom)fietsers geven op (turbo)rotondes voorrang aan het gemotoriseerd verkeer. Fietsvoorzieningen op een enkelstrooksrotonde bestaan uit een vrijliggend fietspad. Op een (turbo)rotonde liggen nooit fietsstroken. Als op het toeleidende wegvak fietsstroken aanwezig zijn, gaan deze via opvangfietspaden naar een vrijliggend fietspad. Bij een turborotonde heeft een ongelijkvloerse fietspassage de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is, zijn vrijliggende fietspaden noodzakelijk (met fietsers uit de voorrang). Solitaire fietspaden sluiten aan op fietspaden rondom de rotonde. |
T | Openbaar vervoer rijdt bij voorkeur over gebiedsontsluitingswegen. Bij rotondes gaat de voorrang voor het openbaar vervoer mee met het overige verkeer. Een bus kan alleen prioriteit krijgen als hiervoor separate voorzieningen zijn om de bus ‘vooraan in de wachtrij te krijgen’. |
U | De voorrang is geregeld via een RVV-voorrangsregeling (bord B06 en haaientanden). Op enige afstand voor de (turbo)rotonde staan RVV-borden B02 en/of J09. |
V | De verhouding tussen de capaciteit en de beoogde intensiteit bepaalt de keuze voor een bepaald type (turbo)rotonde. Het aanvullend regelen van de verkeersstromen met verkeerslichten op dergelijke rotondes is niet nodig. Als verkeer aan meer dan twee rijstroken op de turborotonde voorrang moet verlenen, is het vanwege de verkeersveiligheid noodzakelijk een dergelijke rotonde wel met verkeerslichten te regelen (mensen kunnen drie rijstroken waaraan zij voorrang moeten verlenen niet overzien). |
W | Bij enkelstrooksrotondes komen geen voorsorteervakken voor om richting te kiezen. Bij turborotondes is dit wel een basiskenmerk en altijd aan de orde. Het aantal rijstroken per rijbaan is afhankelijk van het aantal noodzakelijke rijstroken op de toeleidende tak. |
X | Een kenmerk van een (turbo)rotonde is de relatief lage snelheid waarmee het verkeer de (turbo)rotonde op- en afrijdt. Daardoor is snelheidsreductie ter hoogte van de rotonde in principe niet noodzakelijk. In de oksels van de aansluitende takken zorgen de bochtbeschermingsblokken (zoals basaltblokken) voor een snelheidsreductie voor personenauto’s. |
Y | Bewegwijzering is bij een (turbo)rotonde noodzakelijk en altijd aanwezig, met uitzondering van openbaarvervoerbanen. Bij een turborotonde heeft bewegwijzering tevens een functie bij het voorsorteren voor de turborotonde. |
Z | Doorzicht over het middeneiland is bij een (turbo)rotonde niet aanwezig. Hierdoor valt de (turbo)rotonde goed op en rijden weggebruikers niet illegaal linksom. Een terp op het middeneiland (1,10 meter hoogte) voorkomt het doorzicht bij een enkelstrooksrotonde. Rotondeborden met verdrijfpijlen (D01_BB18r) in de zichtlijn van de automobilist voorkomen het doorzicht bij een turborotonde. |