Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 07-12-22

Taluds en watergangen

De functie van een talud is in normale situaties het overwinnen van het hoogteverschil tussen de weg en omgeving. Andere functies zijn het afvoeren van hemelwater en het inpassen van de weg in het landschap.
De vormgeving van het talud is van invloed op de ernst van ongevallen van uit koers geraakte voertuigen. Er is een onderscheid tussen neergaande en opgaande taluds. Bij zowel neergaande als opgaande taluds zijn de volgende ontwerpelementen van belang:
  • de helling van het talud;
  • de afrondingen van de kruin- en teenlijn van het talud;
  • de hoogte van het talud.
Neergaand talud
Een flauw neergaand talud met een helling van 1 : 6 of flauwer is redelijk (bots)veilig. Neergaande taluds met een helling van 1 : 6 of flauwer, maar steiler dan 1 : 10,hebben invloed op de zijdelingse verplaatsing van een voertuig. De breedte van de obstakelvrije zone moet dan bij voorkeur ruimer zijn dan de standaardbreedte. Op een neergaand talud neemt de kans op ongevallen toe, naarmate de helling steiler wordt. Het kan met name misgaan als de bestuurder rem- of stuurmanoeuvres uitvoert. Bij simulaties is vastgesteld dat de kans op ongelukken op een steil neergaand talud (steiler dan 1 : 3) zo groot is, dat dit talud altijd als een gevarenzone moet worden aangemerkt. De ongevalskans is hier ruim 35 procent hoger dan op een helling 1 : 7. Een talud binnen de obstakelvrije zone moet dus altijd flauwer zijn dan 1 : 3 (zie figuur 14.9).
[ link ]

Figuur 14.9 Geometrie van een neergaand talud dat eenzijdige ongevallen moet beperken

Of een taludhelling flauwer dan 1 : 3 maar steiler dan 1 : 6 een gevarenzone is, hangt af van de omstandigheden ter plaatse. Zeker op taludhellingen steiler dan 1 : 5 is de kans vrij groot dat een voertuig over de kop slaat. Wanneer een talud flauwer dan 1 : 3 maar steiler dan 1 : 6 deel uitmaakt van de obstakelvrije zone, dan moet de obstakelvrije zone in ieder geval breder zijn dan de standaardbreedte. Dat is ook in horizontale bogen noodzakelijk.
De plaats waar het voertuig na het passeren van de kruinlijn terechtkomt, is maatgevend voor de voertuigvertraging. Een landing op de taludhelling geeft relatief kleine vertragingen, terwijl landing op de onderberm grotere voertuigvertragingen oplevert vanwege een mindere grote hoek van impact. Een neergaand talud met een gering hoogteverschil kan dus ongunstiger zijn dan een talud met een groot hoogteverschil. Door de taludafronding houdt het voertuig contact met de ondergrond. De afrondingsstraal bedraagt minimaal 9,00 meter. Taluds steiler dan 1 : 6 zonder afrondingen, zijn in beginsel een gevarenzone.
Opgaand talud
Bij wegen in een ingraving of langs een geluidswal komen opgaande taluds voor. Een opgaand talud is gunstiger dan een neergaand talud voor de afloop van eenzijdige ongevallen. Bij opgaande taluds blijft het voertuig redelijk bestuurbaar. De kans op over de kop slaan is relatief klein.
Uit simulatieonderzoek blijkt dat opgaande taluds steiler dan 1 : 2 of taluds zonder onderafronding als een gevarenzone moeten worden aangemerkt. De taludafronding moet minimaal 6,00 meter zijn. Dit voorkomt dat het voertuig zich in het talud vastgrijpt (figuur 14.10).
[ link ]

Figuur 14.10 Geometrie van een opgaand talud met een minimale kans op eenzijdige ongevallen

Sloten en watergangen
Voor een goede ontwatering zijn vrijwel altijd bermsloten noodzakelijk. Ze vormen een belangrijk onderdeel van de weg. Ze dragen niet alleen bij aan de noodzakelijke drooglegging van het weglichaam, maar functioneren zo nodig als veekering of ecologische verbindingszone en vormen soms een barrière voor mensen om de weg te betreden. Overweeg alleen bij een lage grondwaterstand (lager dan 1,50 meter beneden maaiveld) om sloten achterwege te laten. Als er geen sloten mogelijk zijn, breng dan zakgreppels aan en leg tevens de kruinlijn van het weglichaam boven maaiveldhoogte aan.
Een bermsloot binnen de obstakelvrije zone vormt een gevarenzone voor automobilisten en motorrijders die uit de koers raken. Watergangen buiten de obstakelvrije zone kunnen een gevarenzone vormen vanwege verdrinkingsgevaar, zeker bij een waterdiepte groter dan 1,0 meter. Ook de kans op kantelen op het talud, waardoor een auto op de kop in het water kan belanden, geeft risico op verdrinkingsgevaar.