Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 12-12-22

Uitvoeging

Situering
Een uitvoeging sluit het begin van afritten en verbindingswegen aan op de stroomweg. Het uitvoegen gebeurt alleen aan de rechterzijde van de rijbaan, waarbij de weggebruiker gebruikmaakt van een uitvoegstrook.
De situering en de vormgeving van de uitvoeging moeten zodanig zijn dat de weggebruiker tijdig een goed beeld krijgt van de plaats en de wijze van uitvoegen. De situering mag niet misleidend zijn. De uitvoeging ligt daarom bij voorkeur langs rechte of nagenoeg rechte wegvakken. Let goed op de belijning, zichtlengte en parallax als de uitvoeging toch in een boog moet komen. Een algemeen overzicht van de toe te passen straal (rh) staat in tabel 15.18. Let daarbij ook op het verticale alignement (zichtlengte bij uitvoeging na topboog, inschattingsproblemen boogstraal bij ligging in voet- of topboog, enzovoort).
Tabel 15.18 Overzicht van de toepassingsmogelijkheden van de horizontale bogen op hoofdrijbanen bij knooppunten en aansluitingen
Toepassingsmogelijkhedenv
ontwerp
= 100 km/h
parallax bij waarneming van informatie boven rijbanenr
h
> 3000 m
uitvoeging bij linksdraaiende boogr
h
> 10.000 m
uitvoeging bij rechtsdraaiende boogr
h
> 2000 m
Globale vormgeving
In figuur 15.56 is een uitvoeging afgebeeld.
[ link ]

Figuur 15.56 Uitvoeging (tg α = 5-12%)

Tabel 15.19 Afmetingen uitvoegingen
Ontwerpsnelheidtg αlengte wigvormig gedeelte (l
1
)
lengte uitrijstrook (l
2
)
totale lengte ( l )
80 km/h5-12 %5075125
100 km/h5-10 %6095155
Vormgeving uitvoegstrook
Een uitvoegstrook is bedoeld om het afbuigende verkeer de gelegenheid te geven om, zonder snelheid te verminderen, uit te voegen uit het verkeer van de doorgaande rijbaan en pas dan de snelheid aan te passen aan de ontwerpsnelheid van de aftakkende rijbaan.
Voor herkenning en zichtbaarheid van de uitvoeging onder alle omstandigheden is de combinatie uitvoegstrook met puntstuk en een in hoge mate gestandaardiseerde vormgeving noodzakelijk.
Bepaal de lengte van de uitvoegstrook met de volgende twee aspecten:
  • Op de uitvoegstrook moet op een comfortabele wijze een belangrijk deel van de deceleratie kunnen plaatsvinden.
  • De lengte mag niet zodanig zijn dat deze afwijkende manoeuvres uitlokt (zoals inhalen via de uitvoegstrook).
De breedte van de uitvoegstrook, gemeten tussen de markeringen, bedraagt voorbij het wigvormige gedeelte 3,00 meter. Breng voorafgaand aan het wigvormige gedeelte van de uitvoegstrook als attentieverhogende maatregel over een lengte van 50 meter een dubbele kantstreep aan.
Vormgeving divergentiepunt
De herkenbaarheid en zichtbaarheid vragen om een duidelijke inzet van de uitvoegende rijbaan. Ter hoogte van het puntstuk moet deze rijbaan daarom onder een hoek met een tangens van minstens 5 procent met de doorgaande rijbaan liggen. De berijdbaarheid geeft een bovengrens van een hoek met een tangens van 10 procent. De ruimte tussen 5 procent en 10 procent kan worden benut voor het accentueren van krappe bogen. De lengte van het puntstuk bedraagt (langs de schuine zijde gemeten) 55 meter. Bij een toenemende hoek wordt het puntstuk (langs de hoofdrijbaan gemeten) enigszins korter. Binnen de gegeven grenzen van de hoek behoeft dat geen probleem te zijn; de zichtbaarheid en opvallendheid van het gehele uitvoegpunt nemen toe naarmate de hoek groter wordt.
Bij een uitvoeging in een linkse boog moeten de hoek en de aanzet van het alignement van de uitvoegende rijbaan zodanig zijn, dat het verloop van de uitvoegende rijbaan duidelijk afwijkt van de tangent van de boog van de hoofdrijbaan. Bij onvoldoende verschil bestaat kans op misleiding: de weggebruiker kan de uitvoegende rijbaan bij slechte zichtcondities aanzien voor de hoofdrijbaan.
Benut de overgang van de uitvoegstrook naar de uitvoegende rijbaan voor rijstrookverbreding (gaping). De opvallendheid van het beslispunt is daarmee groter en er ontstaat een vloeiend wegbeeld aan de rechterzijde. De breedte naast het puntstuk mag voor een rijstrook echter nooit meer zijn dan 4,00 meter. Bouw de gaping geleidelijk op. De totale lengte van de gaping is minimaal 80 meter en maximaal 150 meter.
Voer voor de zichtbaarheid bij linksdraaiende bogen in de hoofdrijbaan met een bijpassende (positieve) verkanting, de uitvoegstrook in dezelfde verkantingsrichting uit. Kies bij de dan volgende verkantingsovergang in de afbuigende rijbaan om dezelfde reden de rechter zijkant van de rijbaan (= binnenzijde boog) als wentelingsas.
Vormgeving afbuigende rijbaan
Het eerste gedeelte van de afbuigende rijbaan (naast het puntstuk) is een rechtstand. Gebruik bij een linksdraaiende boog in de doorgaande rijbaan voor de uitbuigende rijbaan dezelfde boogstraal. Bij een rechtsdraaiende boog in de hoofdrijbaan ontstaat bij die oplossing een zichtbaarheidsprobleem; gebruik in de afbuigende rijbaan bij voorkeur een rechtstand. Let bij deze oplossing op het wegbeeld.
Stem voor het vervolg van de afbuigende rijbaan de straal van de boog af op de bereikte snelheid op dat moment. Andersom moet er voldoende lengte zijn tussen de spitse punt van het puntstuk en het begin van de boog.
Deceleratielengte
De uitvoeging moet voldoende ruimte bieden voor het decelereren. Voer twee controles daartoe op het ontwerp uit:
  • Controle 1. Het moet mogelijk zijn met een comfortabele vertraging te decelereren. De uitvoegstrook biedt doorgaans afdoende ruimte hiervoor.
  • Controle 2. Er moet rekening zijn gehouden met voertuigen die op het laatste moment uitvoegen. Het eerste gedeelte van de uitvoegende rijbaan functioneert dan als een deceleratiestrook waarop een weggebruiker fors moet kunnen remmen. De minimumlengte van dit wegvak hangt af van de ontwerpsnelheid van de erop aansluitende boog.
Controleberekening 1: deceleratielengte ld
Voor de berekening van de benodigde deceleratielengte ld gelden de volgende uitgangspunten:
  • Het begin van de deceleratielengte is het punt waar de rijstrookbreedte 2,50 meter is (zie figuur 15.56).
  • Het einde van de deceleratielengte is het midden van de overgangsboog van de afbuigende rijbaan.
De benodigde deceleratielengte (ld) is afhankelijk van de volgende factoren:
  • de snelheid waarmee de voertuigen uitvoegen;
  • de ontwerpsnelheid van het wegvak aansluitend op de deceleratielengte;
  • de wijze van decelereren;
  • de deceleratie-eigenschappen van het voertuig;
  • de eventuele aanwezigheid van een langshelling.
Houd voor de snelheid aan het begin van de deceleratielengte de volledige ontwerpsnelheid (90 km/h) aan. Bereken de benodigde lengte met de volgende formule:
ld = vo2-ve2256*(dg+p100)
waarbij:
l
d
=de deceleratielengte in m
v
o
=v
ontwerp
= de ontwerpsnelheid van de doorgaande rijbaan in km/h
v
e
=de ontwerpsnelheid van de afbuigende rijbaan in km/h
d=de vertraging van het voertuig in m/s
2
(aangehouden wordt 2,0 m/s
2
)
g=de versnelling van de zwaartekracht in m/s
2
p=de langshelling van de weg in procenten, negatief bij daling
Controleberekening 2: deceleratielengte ld’
Er moet vervolgens voldoende deceleratielengte ld’ beschikbaar zijn voor weggebruikers die nog juist voor het puntstuk uitvoegen. Hiervoor kan echter met een minder comfortabele vertraging worden volstaan. Houd hiervoor maximaal 2,5 m/s2 aan, rekening houdend met de stroefheid van een nat wegdek. Voor het goed uitvoeren van deze deceleratiebeweging moet het weggedeelte vanaf het begin van het puntstuk recht of nagenoeg recht zijn. Bereken de lengte van deze deceleratiezone ld’ vanaf het begin van het puntstuk tot het midden van de eventuele overgangsboog in de afbuigende rijbaan. In tabel 15.20 staan de benodigde lengtes bij een vlakke afrit en een ontwerpsnelheid op de hoofdrijbaan van 100 km/h. De deceleratielengtes ld en ld’ staan ook in figuur 15.56.
Bij afwijkende ontwerpsnelheden en de aanwezigheid van langshellingen zijn andere lengtes nodig. Bereken deze met de formule uit controleberekening 1.
Tabel 15.20 Lengte deceleratiezone
Benodigde snelheid einde deceleratiezone (km/h)
Controleberekening 1: Lengte deceleratiezone l
d
(m)
Controleberekening 2: Lengte deceleratiezone l
d
' (m)
0
192154
30
175
140
50
144115
80
69
55