Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 14-11-22

Verkanting

Positieve verkanting
Gebruik, indien nodig, in horizontale bogen een positieve verkanting die groter is naar mate de boog krapper is:
  • om een deel van de middelpuntvliedende kracht op te vangen (geldt alleen voor positieve verkanting);
  • om de zichtbaarheid van de boog te verbeteren.
De mate van positieve verkanting in een horizontale boog is afhankelijk van de verhouding tussen de rijsnelheid in de boog en die op het voorafgaande wegelement. Houd zo goed mogelijk rekening met de te verwachten rijsnelheden. Er zijn twee situaties mogelijk:
  • De boog vraagt om aanpassing van de feitelijke rijsnelheid: bijvoorbeeld als op een regionale stroomweg een afrit vanaf de hoofdrijbaan een krappe boog heeft. Extra verkanting is noodzakelijk zodat de boog beter ‘opvalt’ in het wegbeeld. Voor deze situatie geldt de bovenste grafiek uit figuur 13.29.
  • De boog vraagt geen aanpassing van de feitelijke rijsnelheid: de ontwerpsnelheid van de boog is gelijk aan de snelheid op het voorgaande weggedeelte. Voor deze situatie geldt de onderste grafiek uit figuur 13.29.
[ link ]

Figuur 13.29 Minimale boogstraal naar ontwerpsnelheid en positieve verkanting

Bij een boog die geen aanpassing van de feitelijke rijsnelheid vraagt, is het wegbeeld maatgevend in het gebied waar de verkanting 2,5 tot 5 procent bedraagt. Pas in dit gebied een grotere veiligheidsfactor toe, wat leidt tot grotere boogstralen. Bij kleinere verkantingen kunnen bestuurders de boogstraal waarschijnlijk slechter inschatten, waardoor zij naar verhouding vaker remmen in de boog. Dit betekent dat van de totaal beschikbare wrijving, er minder dwarswrijving resteert, waardoor grotere horizontale boogstralen nodig zijn.
Voor de continuïteit van het wegbeeld wordt bij een gekozen ontwerpsnelheid aan een relatief krappe boog een evenredig grote verkanting gegeven. De evenredigheid tussen boogstraal en verkanting ondersteunt de inschatting van de boog. De maximale verkanting bedraagt 5 procent. In uitzonderingsgevallen kan deze worden vergroot tot 7 procent om de boog beter zichtbaar te maken. In combinatie met de verticale helling mag, uitzonderingssituaties daargelaten, echter geen grotere ruimtelijke helling optreden dan 7 procent. Bij een verkanting van 5 procent en meer, is de voertuigdynamica (de berijdbaarheid van de boog) maatgevend en wordt er geen rekening gehouden met rembewegingen in de boog.
Tabel 13.30 geeft de minimale boogstraal bij verschillende waarden voor de verkanting. Bij de waarden uit tabel 13.30 geldt:
  • niet toepassen indien dit leidt tot onvoldoende zichtafstand;
  • in principe niet toepassen op erftoegangswegen, omdat hier bij voorkeur geen positieve verkanting wordt gebruikt. Een erftoegangsweg heeft in de basis een doorgaand dakprofiel, waardoor 600 meter als minimumboogstraal het uitgangspunt is (horende bij een verkanting van -2,5%);
  • liever niet gebruiken voor gebiedsontsluitingswegen, aangezien op basis van onderzoek blijkt dat bij boogstralen kleiner dan 400 meter op gebiedsontsluitingswegen de kans op enkelvoudige ongevallen aanmerkelijk toeneemt;
  • niet toepassen in de hoofdrijbaan van regionale stroomwegen ter plaatse van convergentie- en divergentiepunten (zoals aansluitingen). Deze locaties moeten voldoen aan de minimale boogstralen in tabel 13.31.
Tabel 13.30 Minimum boogstraal naar ontwerpsnelheid en verkantingen van +2,5% en +5% bij een boog die geen aanpassing van de feitelijke rijsnelheid vraagt
Ontwerpsnelheid (km/h)+2,5%+5%+7%
Doorgaande weg60260130120
80520260235
100960****
Verbindingsweg*50***8580
70350180160
90700350315
* Ontwerpsnelheden 50, 70 en 90 km/h zijn alleen van toepassing bij verbindingswegen en toe- en afritten van regionale stroomwegen.
** Op de doorgaande weg van regionale stroomwegen is een positieve verkanting van maximaal 2,5% mogelijk.
*** Voor bogen met een straal kleiner dan 300 meter geldt een minimale verkanting van 5 procent. Dus een straal van bijvoorbeeld 225 meter heeft minimaal 5 procent verkanting.
Breng een verkanting vanwege de boogdetectie bij voorkeur aan de buitenzijde van de boog aan. De binnenzijde blijft op gelijke hoogte.
Tegenverkanting
Tegenverkanting is de aflopende dwarshelling naar de buitenzijde van de boog (biedt geen compensatie aan de middelpuntvliedende kracht op de rijdende voertuigen). Een tegenverkanting biedt hierdoor dus geen compensatie aan de middelpuntvliedende kracht en mag daarom alleen in ruime horizontale bogen worden toegepast. Het toepassen van een tegenverkanting in bogen kan noodzakelijk zijn bij:
  • onvoldoende lengte tussen bogen (overgang–verkanting–overgang);
  • werken in uitvoering;
  • een gefaseerde aanleg.
Bovendien biedt tegenverkanting voordelen voor de afwatering: tegenverkanting voorkomt immers dat de rijbaan naar de middenberm afwatert. Zowel de minimale tegenverkanting (vanwege de benodigde afwatering) als de maximale tegenverkanting (omdat de tegenverkanting geen compensatie biedt aan de middelpuntvliedende kracht op de rijdende voertuigen) bedraagt –2,5 procent. In tabel 13.31 staat bij welke minimale boogstralen tegenverkanting kan worden toegepast.
Tabel 13.31 Minimale boogstraal per ontwerpsnelheid
Ontwerpsnelheid (km/h)Rh minimaal (m)
Doorgaande weg
60600
801250
1002500
Verbindingsweg*
50*300
70*800
90*2000
Discontinuïteiten
in linksdraaiende boog voor overzichtelijkheid, spiegelgebruik** en ter voorkoming misleiding4000
in rechtsdraaiende boog voor overzichtelijkheid, spiegelgebruik** en ter voorkoming misleiding3000
* Ontwerpsnelheden 50, 70 en 90 km/h zijn alleen van toepassing bij verbindingswegen en toe- en afritten van regionale stroomwegen.
** Zicht op achteropkomend verkeer, vinden van hiaten, inschatting maken van snelheidsverschillen voor rijstrookwisselingen, en dergelijke.
Vanwege de verkeersveiligheid is het ongewenst kleinere bogen met een negatieve verkanting toe te passen dan in tabel 13.31 zijn aangegeven. Ter plaatse van discontinuïteiten moeten boogstralen voldoen aan de minimale waarden uit de tabel.
Let bij de keuze van de horizontale bogen op de volgende aspecten:
  • gebruik geen negatieve verkanting van meer dan 3 procent;
  • hoe groter de boogstraal van een afzonderlijke boog, hoe hoger de werkelijke snelheid;
  • hoe kleiner de boogstraal, hoe groter de kans op enkelvoudige ongevallen.
Ruimtelijke helling
Let bij de keuze van een boogstraal met bijbehorende verkanting op overschrijding van de maximale ruimtelijke helling. Dit geldt met name bij de combinatie van horizontale bogen met verticale hellingen, maar ook bij horizontale rechtstanden in hellingen.
De ruimtelijke helling in een bepaald punt is gelijk aan de wortel van de som der kwadraten van beide hellingspercentages (i in %):
ruimtelijke helling=(i1)2+(i2)2
De ruimtelijke helling moet zodanig zijn dat er geen gevaar is voor afglijden van het voertuig:
  • hoofdrijbaan: maximaal toelaatbare ruimtelijke helling 7 procent;
  • overige rijbanen: maximaal toelaatbare ruimtelijke helling 8 procent, in uitzonderingsgevallen 9 procent.