Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 14-11-22

Voetboog

Pas de voetboog (of verticale voetboog) toe als afronding aan de onderkant van een verticale rechtstand onder een langshelling (bij grote hoogteverschillen). Sluit bij geringe hoogteverschillen de voetboog bij voorkeur direct aan op een topboog.
Voor de voetboog gelden eisen:
  • eisen vanuit comfort;
  • eisen vanuit wegbeeld;
  • eisen bij kunstwerken.
Tabel 13.25 geeft de minimale waarden voor voetbogen op basis van comfort en wegbeeld. De onderbouwing van de aangegeven waarden staat na de tabel.
Tabel 13.25 Minimale boogstraal voor voetbogen
Ontwerpsnelheid (km/h)Minimum r
voet
(m)
ComfortWegbeeld (2 x r
top
)
Doorgaande weg
602802500
8050010.000
10078017.800
Verbindingsweg*
502001400
703805800
9063013.000
* Ontwerpsnelheden 50, 70 en 90 km/h zijn alleen van toepassing bij verbindingswegen en toe- en afritten van regionale stroomwegen.
Eisen vanuit comfort
Bij voetbogen mag vanwegehet rijcomfort, de verticale versnelling niet meer zijn dan:
  • 1,0 m/s2 (geldt voor alle wegcategorieën).
De minimale boogstraal van de voetboog is bepaald met de formule
Rvoet=vo2a
Hierbij is v de ontwerpsnelheid in m/s en a de geaccepteerde versnelling (1,0 m/s2). De waarden in tabel 13.25 zijn naar boven toe afgerond op een veelvoud van 10 meter.
De straal van voetbogen wordt om esthetische eisen (wegbeeld) echter aanzienlijk groter genomen dan op grond van rijtechnische overwegingen (comfort) noodzakelijk is.
Eisen vanuit wegbeeld
De duidelijkheid van het wegbeeld is veelal maatgevend voor de dimensionering van de voetboog. Om de indruk van tegenbogen of knikken te vermijden in respectievelijk horizontaal gebogen of rechte wegvakken, moet de voetboog bij voorkeur tweemaal zo groot zijn als, of groter zijn dan de daaropvolgende topboog (rvoet= 2 × rtop). Als ondergrens geldt dat de voetboog minimaal zo groot moet zijn als de daaropvolgende topboog. In verband met het overzicht over de weg moet het tangentpunt tussen de voet- en topboog zo hoog mogelijk liggen.
Bij regionale stroomwegen is het gewenst dat ter voorkoming van een onsamenhangend wegbeeld, de bestuurder bij het bereiken van de top van de topboog een volledig zicht heeft op het voorliggende wegvak. Houd hiervoor bij de dimensionering van de straal van de voetboog rekening met het hoogteverschil. Bij een te kleine straal ontstaat er een knik in het wegbeeld. Met name voor de doorgaande weg met een ruim horizontaal alignement is dit onwenselijk. Daarom zijn hiervoor aanvullende eisen aan de straal van de voetboog, op basis van het te overbruggen hoogteverschil (tabel 13.26).
Tabel 13.26 Verhouding r
voet
en r
top
bij variërende hoogteverschillen bij regionale stroomwegen (alleen toe te passen bij een onsamenhangend wegbeeld)
Hoogteverschil (m)r
voet
(m)
1,5> 0,5 x r
top
3,0> 2 x r
top
4,5> 3 x r
top
6,0> 4,5 x r
top
7,5> 6 x r
top
9,0> 7 x r
top
Eisen bij kunstwerken
Als ter plaatse van de voetboog een viaduct of ander kunstwerk ligt, eist de afmeting van de voetboog bijzondere aandacht. Deze moet zodanig zijn dat er voldoende zicht is op de belijning en de eventueel aanwezige informatiedragers direct na het kunstwerk. De ooghoogte van een bestuurder van een vrachtwagen (2,50 meter) en de hoogte van het dek van het viaduct of de tunnel zijn hierbij maatgevend. Zijn er geen zichtproblemen bij voetbogen in of onder kunstwerken, dan is het mogelijk om vanuit kostenoverwegingen krappere stralen te kiezen dan vermeld in de kolom ‘wegbeeld’ van tabel 13.25, mits de maatgevende zichtlengtes (zie paragraaf 13.2) gewaarborgd blijven.
Voetbogen op erftoegangswegen
Het rijcomfort bepaalt de voetboog aan de voet van een helling. Als een voetboog onder een viaduct of tunnel ligt, kunnen er zichtproblemen optreden, vooral voor bestuurders van vrachtauto’s en bussen. Dit geldt met name bij boogstralen die zijn gebaseerd op het minimum. Controleer de voetbogen dan grafisch. Houd er rekening mee dat bij ontbrekende of zwakke straatverlichting in voetbogen, de koplampen minder ver vooruit schijnen naarmate de boogstraal kleiner is.
Gebruik vanwege esthetica in andere situaties dan bij een onderdoorgang, voor de voetboog een boogstraal die ten minste twee keer zo groot is als de topboog. In tabel 13.27 staan voor 30 en 60 km/h de minimale waarden voor de straal van de voetboog bij onderdoorgangen.
Tabel 13.27 Ondergrenzen voor boogstralen van voetbogen in erftoegangswegen bij onderdoorgangen
Ontwerpsnelheid (km/h)Minimale straal voetboog bij onderdoorgang (m)
30185
601250
* Mochten deze boogstralen nog niet inpasbaar zijn, val dan na een grondige afweging terug op de minimale voetbogen 135 meter (30 km/h) en 550 meter (60 km/h).