Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek wegontwerp buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 30-01-23

Voetganger

Een voetganger is een persoon die zich te voet, al dan niet ondersteund door hulpmiddelen, verplaatst in de openbare ruimte. In deze categorie vallen ook mensen die met een stok of rollator lopen, mensen in een rolstoel en skeelers en skaters. Vrijwel iedereen is op enig moment voetganger.
Bij verkeerstechnische voorzieningen die voor voetgangers zijn bestemd, gaat het in de eerste plaats om trottoirs en vrijliggende voetpaden en om voetgangersbruggen en -onderdoorgangen. Om de positie van voetgangers te waarborgen, moet een voorziening voor voetgangers een goede verblijfskwaliteit hebben. Dit houdt in dat er voldoende vrije ruimte voor voetgangers is, ook voor mensen met kinderwagens, rolstoelgebruikers, gearmd lopende mensen en mensen die hulpmiddelen nodig hebben om zich te kunnen verplaatsen (bijvoorbeeld een rollator of een stok). Houd daarnaast rekening met ruimte voor objecten zoals fietsenrekken, reclameborden en straatmeubilair. De continuïteit van een toegankelijk voetgangersnetwerk is van groot belang. Een enkel ontoegankelijk punt kan voor sommige voetgangers (blinden, rolstoelgebruikers) een barrière voor veel verplaatsingen inhouden.
De reguliere voetganger
Gemiddeld genomen heeft een voetganger een profiel van vrije ruimte nodig van 1,0 tot 1,5 meter. Deze vuistregel is een grove uitleg van de hierna weergegeven maten.
Een volwassen voetganger is gemiddeld 0,70 meter breed, inclusief armslag bij het lopen en passeren. De gemiddelde ooghoogte van een volwassen man is 1,70 meter en van een volwassen vrouw 1,56 meter. Soms wordt bij het lopen gebruikgemaakt van hulpmiddelen, zoals een rollator of een stok. Dan heeft de voetganger iets meer ruimte nodig bij het verplaatsen. Ook bij het gebruik van vervoermiddelen van zeer kleine kinderen, zoals een kinderwagen, heeft een voetganger meer ruimte nodig. Houd bijvoorbeeld bij het ontwerp van middengeleiders voor een veilig gebruik ervan rekening met dit grotere ruimtebeslag. Als de middenberm als oversteekplaats voor fietsers en voetgangers functioneert, is een breedte van tenminste 2,50 meter gewenst.
Figuur 3.1 toont enkele karakteristieken van de voetganger; figuur 3.2 die van een voetganger met kinderwagen. Figuur 3.3 tenslotte toont de maten voor een voetganger met een hulpmiddel.
[ link ]

Figuur 3.1 Lopen in normale pas en marcheren

[ link ]

Figuur 3.2 Voetganger met kinderwagen

Profiel van vrije ruimte
Voor voetgangers heeft het gewenste profiel van vrije ruimte een breedte van 1,00 meter. Bij vernauwingen in de looproute kunnen de marges eventueel achterwege blijven. Bij een puntvernauwing, bijvoorbeeld bij lichtmasten, verkeersborden, paaltjes of bomen, is een minimumbreedte van 0,90 meter mogelijk. Op tram- en bushaltes moet de obstakelvrije ruimte ten minste 1,50 meter breed zijn om te voldoen aan de toegankelijkheidseisen.
Is er voldoende ruimte, dan houdt een voetganger een afstand van 0,30 à 0,45 meter van een gebouw, een trottoirrand en dergelijke.
Ook zonder de aanwezigheid van obstakels lopen voetgangers niet in een rechte, maar in een slingerende lijn. Bij sterk slingerende paden (met bochten van meer dan 30°) neigen zij ertoe om de bochten af te snijden. Wanneer een voetganger om een rechte hoek loopt, maakt hij een boog met een straal van 1,80 à 3,00 meter.
De voetganger met hulpmiddelen
Meer dan een half miljoen mensen maken gebruik van een hulpmiddel zoals een stok, rollator of rolstoel. Deze voetgangers doen gemiddeld 50 procent langer over een verplaatsing en brengen zo meer tijd door in het verkeer dan voetgangers die geen hulpmiddel nodig hebben. Waar 'gewone' voetgangers vaak de fiets als alternatief hebben, gaat dit voor deze groep niet op. Voetgangers met een hulpmiddel maken waarschijnlijk alleen de meest noodzakelijke verplaatsingen. Gezien de moeite die het lopen kost, kiezen zij voor de route met de minste weerstand. Dat hoeft niet de kortste route te zijn, maar wel de vlakste, de minst riskante of de route met voldoende rustpunten.
Voetgangersvoorzieningen moeten vlak, stroef, aaneengesloten en voldoende breed zijn. Daarnaast zijn inrichtingselementen noodzakelijk die de zelfstandige mobiliteit van met name ouderen, kinderen en voetgangers met een mobiliteitsbeperking garanderen, zoals verlaagde trottoirbanden, veilige oversteekvoorzieningen en voldoende rustpunten. Dergelijke voorzieningen kunnen het verschil betekenen tussen afhankelijkheid van anderen en zelfstandig aan het verkeer en het sociale leven kunnen deelnemen.
[ link ]

Figuur 3.3 Breedte voetganger met hulpmiddelen

Definitie rolstoel
Een rolstoel is een vervoermiddel voor mensen met een motorische beperking. Afhankelijk van het model, beweegt de persoon die in de rolstoel zit zichzelf met de handen voort, wordt de rolstoel geduwd of bevat de rolstoel een elektromotor waarmee hij wordt aangedreven.
Eigenschappen rolstoel
Ongeveer een op de duizend verplaatsingen op de rijweg, het fietspad of het trottoir gaat met een vervoermiddel voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Van deze verplaatsingen heeft bijna de helft als bestemming winkelen of boodschappen doen. De afmetingen van een rolstoelgebruiker (met en zonder begeleider) staan in figuur 3.4. De breedte van een rolstoel varieert in de praktijk van 0,60 tot 0,80 meter.
[ link ]

Figuur 3.4 Afmetingen rolstoelgebruik, zijaanzicht

Definitie rollator
Een rollator is geen voertuig in de Wegenverkeerswet 1994. Een rollator is meestal gebouwd van een buizenframe (in hoogte verstelbaar) met vier (soms drie) wieltjes met rubberen bandjes. Het apparaat is voorzien van twee handgrepen met handremmen. Deze handremmen kunnen worden vastgezet. De rollator kan voorzien zijn van een klein mandje en van een eenpersoonsbankje waarop men kan uitrusten of waarop men een dienblad kan monteren.
Eigenschappen rollator
De rollator is een steeds belangrijker en veelvoorkomend hulpmiddel voor oudere voetgangers bij het verplaatsen en bewegen op straat. Houd bij het ontwerp van voetgangersvoorzieningen, net als met een rolstoel en een kinderwagen, rekening met dit hulpmiddel. Hoogteverschillen tot 5 millimeter kunnen worden bereden met een rollator. Bij verhogingen van 2 centimeter moeten rollatorgebruikers hun rollator optillen, wat kans geeft op vallen. Vermijd daarom oneffenheden van meer dan 2 centimeter. De eigenschappen van een rollator staan in figuur 3.5.
[ link ]

Figuur 3.5 Eigenschappen rollator

Profiel van vrije ruimte voetgangers met hulpmiddelen
Voor blinden, slechtzienden en slechtlopenden die hulpmiddelen gebruiken (taststok, wandelstok, rollator of dergelijke) en voor rolstoelgebruikers (met het oog op de draaicirkel) is minimaal een vrije breedte van 1,50 meter nodig. Bij vernauwingen over een lengte van maximaal 20 meter kan eventueel een breedte van 1,20 meter volstaan, bij harde puntvernauwingen met een lengte van 0,50 meter volstaat een breedte van 0,90 meter. De vrij te houden hoogte bedraagt 2,60 meter (2,30 meter bij incidentele objecten). Voor meer informatie over de benodigde vrije ruimte, breedte, hoogte en draai- en manoeuvreerruimte, zie CROW-publicatie 337 ‘Richtlijn toegankelijkheid’ ().