Hoofdeisen voor snelle fietsroutes
De paragraaf gaat in op de vertaling van de algemene hoofdeisen naar de snelle fietsroutes.
Samenhang
Snelle fietsroutes vormen de ‘ruggengraat’ van het regionale fietsnetwerk. Ze zijn ingebed in het totale utilitaire en recreatieve net en vormen daarbinnen het hoogste niveau. In een corridor tussen twee steden kunnen meerdere snelle fietsroutes of aanvullende routes met een hogere recreatieve of belevingswaarde ook een ‘ladderstructuur’ van fietsverbindingen vormen.
De snelle fietsroute kan ook een rol spelen in de ruimtelijke integratie: de route vormt een bindend en structurerend element om een bijdrage te leveren aan een leefbare stad, dorp en omgeving, verbetering van bereikbaarheid van (kleine) kernen en voorzieningen (zowel op stedelijk als op dorps- of op recreatief niveau) en het toegankelijk maken van groene zones tussen steden. Snelle fietsroutes functioneren daarmee zowel op utilitair als op recreatief niveau als stad-landverbindingen. Snelle fietsroutes leveren een bijdrage aan het bereikbaar maken van economische centra voor alle modaliteiten.
Directheid
De snelle fietsroute verzorgt een directe verbinding tussen de voornaamste herkomsten en bestemmingen op regionale schaal. Daarbij bedient de snelle fietsroute zo veel mogelijk functies ‘onderweg’, zonder daarbij de functie van langeafstandsverbinding uit het oog te verliezen.
Aantrekkelijkheid
De snelle fietsroute is aantrekkelijk ingepast in de omgeving, zodat de fietsers en de omgeving daar meerwaarde van ondervinden en de route op een positieve manier beleven. Routekeuze, vormgeving en inrichting van de fietsroute zorgen voor een sociaal veilige situatie onder alle omstandigheden.
Veiligheid
De snelle fietsroute biedt fietsers de mogelijkheid om zich nagenoeg ongehinderd te verplaatsen. Het verloop van de route en de vormgeving ervan moeten conflicten met andere verkeersdeelnemers zo veel mogelijk uitsluiten. Bovendien moet de route zo min mogelijk leiden tot enkelvoudige conflicten (van de weg afraken, tegen obstakels rijden, slippen). De fietsroute moet voorzien zijn van een voldoende stroef wegdek zonder oneffenheden. De fietsroute moet goed berijdbaar zijn en beschutting bieden bij slechte weersomstandigheden. De fietser moet zo weinig mogelijk hinder ondervinden van de medegebruikers van de route (inhalen, snelheidsverschillen, breedteverschillen). Langs de route moet een obstakelvrije zone zorgen voor voldoende vergevingsgezindheid bij het van de weg afraken. Bij nadering van kruispunten dient er voldoende zicht te zijn op naderend verkeer. Dit geldt in het bijzonder voor kruisend verkeer dat voorrang moet verlenen aan de gebruikers van de fietsroute.
Comfort
De snelle fietsroute is als fietsroute herkenbaar en geleidt zo de fietsers, is voldoende breed om bij voorkomende gebruikersgroepen en intensiteiten veilig en vlot te kunnen inhalen en voldoet aan de hoogste kwaliteitseisen voor vlakheid en stroefheid van de verharding en voor doorstroming op wegvakken en kruispunten, zodat ook snelle fietsers geen vertraging ondervinden.
Wat de eisen meer concreet betekenen is in tabel 1 samengevoegd. Per eis wordt het ambitieniveau geschetst, ‘wat zou je idealiter wensen’ en daarnaast het minimumniveau voor een snelle fietsroute met de bijbehorende compenserende maatregelen. Hierbij is een onderscheid aangebracht in:
(A) wegvak en kruisingen;
(B) route.
(A) wegvak en kruisingen;
(B) route.
Tabel 1. Eisen snelle fietsroutes
Ambitie (x) schaalniveau van de eis | Minimumniveau | Compenserende maatregelen | ||
samenhang | Vindbaarheid/ herkenbaarheid | Herkenbaar als fietsroute (B): minimaal twee continu herkenbare elementen) | Herkenbaar als (snelle) fietsroute (B) | Aanvullen met routeborden, bewegwijzering, routesymbolen |
Route self explaining (B) Voorzien van landelijke F-nummering (B) | Bestemming vind- baar (B) | |||
Consistentie in kwaliteit | Eenduidigheid in materialen (B) en maatvoering (B) | Extra ruimtelijke kwaliteit: groen, verlichting, meubilair enzovoort | ||
Routekeuzevrijheid | Minimaal twee verschillende volwaardige routes door verschillende omgeving (B) | Een goede snelle route | Aanduiden minder snelle alternatieve route | |
directheid | Afwikkelingssnelheid | Ontwerpsnelheid 30 km/h (A) | Trajectsnelheid: Minimaal 25 km/h Van poort tot poort | Beperk lagere snelheid tot logische plekken, compenseer elders. Sneller waar het kan, langzamer waar het moet |
Oponthoud | Geen oponthoud (B) | Maatregelen in VRI Oversteek in etappes | ||
Omgereden afstand | < 1,1 (B) | < 1,2 (B) | ||
aantrekkelijkheid | Aantrekkelijkheid, beleving | Omgeving aantrekkelijk beleefbaar: afwisseling in landschap en stedelijke omgeving, groen en water, zichtlijnen, landmarks, sociale omgeving, aanleidingen om de rit te onderbreken, informatie (B) Geen hinder van route voor omgeving (A) | ||
Sociale veiligheid | Alle route-alternatieven onder alle omstandigheden prettig (B):
| Ten minste een sociaal veilige route (B) | ||
veligheid | Veiligheid: ontmoetingen gemotoriseerd verkeer | Geheel autovrij (A) Bij snelheid > 30 km/h ongelijkvloers (A) | < 500 mvt/etmaal (A) | Inrichting als fietsstraat |
Bij snelheid > 50 km/h ongelijkvloers (A) | Snelheidsremming, rotondes | |||
Veiligheid: vergevingsgezind fietspad | Scheiding rijrichtingen In- en uitvoegen Obstakelvrij | Voldoende breedte voor inhalen en passeren tegenliggers Obstakelvrij | Extra breedte bij kruispunten | |
comfort | Verharding | Asfalt of beton (A) | Vlak en stroef (A) | Beperk alternatieven tot logische plekken |
Hellingen | Z < 333 1) (A) | Z < 750 1) (A) | Onderbrekingen | |
Stopkans | Geen stops (B) | Max 0,4 stops/km (B) | ||
Weerhinder | Maatregelen op windgevoelige plekken (A) Schuilmogelijkheden (A) | |||
Verkeershinder | Geen hinder (geluid, stank, luchtkwaliteit) van langsrijdend gemotoriseerd verkeer (A) | Minimaal een autoluw alternatief (B) | ||
1) zie paragraaf 6.3 voor een toelichting op de eisen van de zwaarte van de helling (Z) |