Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Land- en bosbouwverkeer
Deze tekst is gepubliceerd op 12-12-17

Bijlage 2 – Toetsingscriteria voor ontheffingen te breed landbouwverkeer

Kader en uitgangspunten
Te brede landbouwvoertuigen zijn al langere tijd aanwezig op de openbare weg. Het is daarom goed gebruik om de aanvrager zo veel mogelijk te faciliteren. Dit wil niet zeggen dat de aanvrager altijd ontheffing krijgt. Het principe is dan ook dat de aanvrager gefaciliteerd wordt tenzij er redenen zijn om dit niet toe te staan. Te denken valt aan redenen met betrekking tot fysieke toegang of verkeersveiligheid.
De ontheffing geldt voor voertuigen met een breedte tussen de 3,00 en 3,50 meter. Smallere voertuigen hebben geen ontheffing nodig, bredere voertuigen vallen buiten de scope van dit afwegingskader en de breedteontheffingen.
Het vertrekpunt is dat de wegen waar het toetsingskader voor geldt, al voor regulier landbouwverkeer zijn opengesteld. De ontheffing voor de toelating van te breed landbouwverkeer is een voertuigontheffing: het biedt de gebruiker een mogelijkheid om met een voertuig met een bovenwettelijke maat op de openbare weg te rijden. Te brede landbouwvoertuigen tussen de 3,00 en 3,50 meter worden niet ontheven van het RVV 1990: een geslotenverklaring voor landbouwverkeer, breed of zwaar verkeer geldt ook voor het voertuig met de breedteontheffing.
De RDW biedt twee soorten ontheffingen. De generieke ontheffingen zijn de ontheffingen die iedere eigenaar van brede voertuigen kan aanvragen. Zij kunnen met deze ontheffing gebruikmaken van de wegen die op de DWO staan weergegeven. Het kan voorkomen dat een loonwerker of agrariër woonachtig of werkzaam is langs een weg die niet vrijgegeven kan worden voor alle brede voertuigen. Om de aanvrager toch te kunnen faciliteren, is een individuele ontheffing mogelijk. Alleen de houder van deze ontheffing mag gebruikmaken van een weg of aantal wegen. De wegbeheerder kan hier voorwaarden aan stellen. Deze wegen worden niet op de DWO weergegeven.
De wegbeheerder maakt een afweging op welke wegen wel en geen te breed landbouwverkeer is toegestaan. Dit ontslaat de ontheffinghouder niet van een eigen verantwoordelijkheid. De berijder van het voertuig is te allen tijde verantwoordelijk voor de afweging of een weg wel of niet geschikt is om te berijden. Geparkeerde voertuigen, grote aantallen fietsers en andere tijdelijke belemmerende zaken kunnen bijvoorbeeld leiden tot het tijdelijk niet op verantwoorde wijze kunnen gebruiken van een weg of verbinding.
Toetsingscriteria
Tabel 1 geeft de toetsingscriteria van te breed landbouwverkeer weer. De groene kolom geeft de waarde van criteria weer waarbij in principe een ontheffing wordt verleend. In de rode kolom de criteria waarbij in principe geen ontheffing wordt verleend. De gele kolom geeft tot slot weer met welke andere criteria rekening gehouden dient te worden voor dit onderwerp. De criteria in de tabel zijn richtlijnen waarbij niet zonder reden staat vermeld dat de argumenten ‘in principe’ zijn. De keuze om wegen wel of niet open te stellen is maatwerk dat door iedere wegbeheerder anders wordt ingevuld. De tabel is daarbij een hulpmiddel om te komen tot een verantwoorde keuze. Het is daarbij van belang te melden dat de diverse criteria met elkaar in verband worden gebracht. De relevante elementen staan vermeld in het kopje ‘aandachtspunten’.
Gelet op de complexiteit en veelvoud van criteria is het niet mogelijk om te werken met heldere cijfers zoals maximaal aantal fietsers of minimaal beschikbare wegbreedte. Het is veelal de relatie tussen diverse criteria die de afweging bepaalt: hoe meer fietsers op de rijbaan, hoe breder de weg moet zijn. Niet alle criteria hebben hetzelfde gewicht. Criteria als: intensiteit fietsverkeer, de breedte van de weg en het profiel van vrije ruimte zijn bepalend terwijl bijvoorbeeld het laden en lossen als aanvullende argumentatie gezien kan worden om een weg wel of niet open te stellen. Laden en lossen gebeurt immers niet continu waardoor het argument in de praktijk meestal niet tot een knelpunt leidt. Indien een wegvak al smal is en in combinatie met veel fietsverkeer, kan het regelmatig laden en lossen wel de doorslag geven om een weg niet open te stellen.
Belangrijk criterium is de aanwezigheid van landbouwpercelen die door de weg worden ontsloten. Op veel landbouwpercelen, zowel grasland- als akkerbouwpercelen, worden landbouwvoertuigen breder dan 3,00 meter ingezet. Het niet bieden van een ontsluiting, beperkt de agrariër in de bedrijfsvoering.
Daarnaast spelen regionale verschillen een rol. In landelijk gebied is de acceptatie van landbouwvoertuigen groter dan in sterk verstedelijkt gebied.
In de tabel staan enkele begrippen genoemd welke we hier voorzien van een omschrijving:
RijstrookDoor doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.
Rijbaan Aaneengesloten deel van de verkeersbaan dat bestemd is voor rijdend verkeer en dat begrensd wordt door twee opeenvolgende begrenzingen in de vorm van een kantstreep, overgang verharding of overgang verhard/onverhard.
NB Op één verkeersbaan kunnen diverse rijbanen liggen.
Profiel van vrije ruimteVerkeersruimte vermeerderd met door bestuurders aangehouden objectafstand ten gevolge van objectvrees.
VerkeersruimteDe benodigde fysieke ruimte voor het ontwerpvoertuig vermeerderd met de benodigde ruimte voor de horizontale en verticale bewegingen tijdens het rijden.
VerhardingsbreedteBreedte van verhardingsconstructie van een weg ten behoeve van het verkeer.
Tabel 1 Toetsingscriteria voor wel of niet verlenen van ontheffing voor te breed landbouwverkeer
ToetsingscriteriaIn principe ontheffingIn principe geen ontheffingAandachtspunten (nuancering)
IntensiteitenFietsFietsers komen niet in conflict met te breed (land)bouwvoertuig;
Laag aantal fietsers op de rijbaan.
Groot aantal fietsers op de rijbaan;
Beperkte verhardingsbreedte.
Verkeersruimte;
Verhardingsbreedte;
Parkeervoorzieningen1)Bij het parkeren op de rijbaan is het van belang inzicht te hebben in de hoeveelheid geparkeerde voertuigen in relatie tot een vrije doorgang en het tijdstip dat dit plaatsvindt..
Brom/snorfiets op rijbaan?Brom/snorfiets niet toegestaan op de rijbaan;
Laag aantal brom/ snorfietsers op de rijbaan.
Groot aantal brom/ snorfietsers op de rijbaan;
Verhardingsbreedte smaller dan 3,50 m.
Verkeersruimte
Verhardingsbreedte;
Parkeervoorzieningen2)Bij het parkeren op de rijbaan is het van belang inzicht te hebben in de hoeveelheid geparkeerde voertuigen in relatie tot een vrije doorgang en het tijdstip dat dit plaatsvindt..
Situatie op de wegAantal erf- of perceelsaansluitingen langs de wegBedrijven met te brede voertuigen met een erfaansluiting op de weg of met perceelsaansluitingen op de weg die niet via een andere weg te bereiken zijn. Alternatieve ontsluiting;
Ontsluitingen van land/akkerbouwpercelen.
Beschikbare wegbreedte Verhardingsbreedte voldoende om tegenliggers te passeren.Verhardingsbreedte minder dan 3,50 meter.Stevigheid berm;
Passeergelegenheden;
Profiel van vrije ruimte;
Bochtverbreding;
Parkeervoorzieningen3)Bij het parkeren op de rijbaan is het van belang inzicht te hebben in de hoeveelheid geparkeerde voertuigen in relatie tot een vrije doorgang en het tijdstip dat dit plaatsvindt..
Bij gebiedsontsluitingswegen met (doorgetrokken) asmarkering: breedte van de rijstrook + kantmarkering + redresseerstrook bij elkaar opgeteld is breder dan 3,50 meter.Bij gebiedsontsluitingswegen met (doorgetrokken) asmarkering: breedte van de rijstrook + kantmarkering + redresseerstrook bij elkaar opgeteld is smaller dan 3,50 meter.
Aanwezigheid voorzieningenSubjectieve beoordeling of toelating te breed (land)bouwverkeer mogelijk is.
Fysieke beperkingen (hoogte, breedte)Geen fysieke beperkingen in de route.Verhardingsbreedte (deel van route) minder dan 3,50 meter breed;
Wegen of kunstwerken met breedte-, hoogte- of gewichtsbeperking.
Draagkracht kunstwerken;
Spoorwegovergangen;
Rijcurves voertuigen.
Laden en lossenLaad- en losvoorzieningen langs de weg. Laden en lossen op rijbaan;
Frequentie en tijdvensters.
Inrichting van de weg FietsvoorzieningenVrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig.Fietsers worden op de rijbaan afgewikkeld in combinatie met hoge fietsintensiteit.Fietsroutes;
Intensiteiten overig verkeer;
Kwaliteit fietsvoorziening;
Verhardingsbreedte.
VerkeersruimteVerkeersruimte is aangepast op de toelating van landbouwvoertuigen (bermverharding/ bochtverbreding).Verkeersruimte laat brede voertuigen fysiek niet toe.Afwikkeling fietsverkeer.
ParkeervoorzieningenParkeren op de rijbaan niet toegestaan. Parkeren aan beide kanten op de rijbaan toegestaan.Profiel van vrije ruimte.
Profiel van vrije ruimteVoldoende vrije ruimte om tegenliggers te kunnen passeren.Onvoldoende vrije ruimte om tegenliggers te kunnen passeren.Kwetsbare voorzieningen zoals scholen;
Verhardingsbreedte;
Passeergelegenheden;
Parkeervoorzieningen;
Rechtstand van de weg.
Afweging tussen routes4)Afweging tussen routes: doorloop de corridorafweging specifiek voor brede voertuigen.. Relatie met aansluitende wegvakkenAansluitende wegvakken geschikt om te ontheffen voor te breed (land)bouwverkeer;
Ontstaan van gesloten netwerk.
Ontstaan van eilandjes in netwerk.Noodzakelijk voor een (sluitend) netwerk voor te breed (land)bouwverkeer;
Alternatieve routes.
Kosten om geschikt te makenGeen/beperkte investeringen om weg geschikt te maken.Te hoge investering ten opzichte van noodzaak voor gebruikers.Beschikbaarheid alternatief;
Generieke verkeersveiligheidsmaatregel prevaleert boven specifieke maatregel.
Alternatief binnen of buiten de kom?Geen geschikt alternatief.Geschikt alternatief.Omrijfactor;
Kwaliteit route buiten bebouwde kom (veiligheid);
Kwaliteit route binnen bebouwde kom (veiligheid).