Afmetingen van fietsen
Fietsen zijn er in vele soorten en maten. Daarom is het niet verstandig om bij het ontwerpen van fietsvoorzieningen uit te gaan van gemiddelde afmetingen; de kans dat een voorziening niet voldoet voor een substantieel aandeel van de fietsen, is dan te groot. Een beter kader bieden de wettelijke eisen. Een fiets op twee wielen mag maximaal 0,75 m breed zijn (zonder en mét bagage). Voor een snorfiets bedraagt de maximale breedte 1,00 m (exclusief spiegels) en voor een bromfiets 1,10 m. De breedte van een fiets op drie wielen mag maximaal 1,50 m bedragen. Er worden geen wettelijke eisen gesteld aan de lengte van fietsen, maar bromfietsen mogen niet langer zijn dan 4,00 m en niet hoger dan 2,00 m.
Bij het ontwerpen van fiets(parkeer)voorzieningen kunnen de afmetingen uit tabel 3-1 worden aangehouden. Deze zijn ontleend aan CROW-publicatie 279 ‘Karakteristieken van voertuigen en mensen’ [1]. Hieruit blijkt dat de lengte van het ‘normvoertuig standaardfiets’ 1,95 m bedraagt; in de praktijk is 1,80 m overigens een bruikbaar uitgangspunt. De lengte van met name kinderfietsen kan sterk afwijken van die van het normvoertuig.
Tabel 3-1. Kenmerken van het normvoertuig standaardfiets [1]
standaardfiets*) | |
lengte (m) | 1,95 |
breedte (m) | 0,64**) |
stuurhoogte (m) | 1,23 |
zithoogte (m) | 0,90 |
aantal assen | 2 |
aantal wielen | 2 |
wielbasis (m) | 1,11 |
wieldiameter (m) | 0,72 |
massa (kg) | 20 |
*) De genoemde kenmerken gelden ook voor fietsen met trap ondersteuning. Het enige verschil is dat de massa van laatst genoemde voertuigen varieert van 25 tot 30 kg. **) De wettelijke maximumbreedte is 0,75 m |
[ link ]
Figuur 3-1. Maatvoering van het normvoertuig standaardfiets
De hoogte van de standaardfiets wordt bepaald door de positie van het stuur. Dit bevindt zich in de regel tussen 1,00 en 1,20 m boven de grond. Behalve bij fietsparkeren in twee lagen is de feitelijke fietshoogte doorgaans weinig relevant. Belangrijker is de hoogte van de fiets inclusief zijn berijder; hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3 ‘Stabiliteit, vetergang en profiel van vrije ruimte’.
De maten in tabel 3-1 zijn gebaseerd op het normvoertuig standaardfiets. Dit betekent dat met een kleine groep bijzondere fietsen (zoals fietsen met aanhangers, bakfietsen en dergelijke) geen rekening is gehouden. De ontwerper dient zich steeds de vraag te stellen of in de gegeven situatie het normvoertuig standaardfiets volstaat of dat met fietsen met afwijkende kenmerken rekening moet worden gehouden. In dit opzicht verdienen onder meer routes naar scholen extra aandacht. Voor de exacte maatvoering van specifieke fietsen wordt verwezen naar [1].