Fietser en voetganger
Binnen de bebouwde kom maken fietsers op veruit de meeste wegvakken niet van dezelfde ruimte gebruik als voetgangers. De meeste wegen en straten zijn immers voorzien van een trottoir of loopstrook. Buiten de bebouwde kom maken voetgangers vaak wel gebruik van het fietspad, maar gezien de zeer lage aantallen voetgangers geeft dat doorgaans weinig problemen.
Binnen de bebouwde kom is wel een aantal situaties te onderscheiden waar de verhouding tussen fietsers en voetgangers een nadere beschouwing verdient. Zo speelt in veel gemeenten de problematiek van het al dan niet toestaan van fietsers in voetgangersgebieden; het vervolg van deze paragraaf gaat daarop in.
Winkelstraten en voetgangersgebieden
Voetgangersgebieden zijn vooral te vinden in stads- en dorpscentra. Hoewel de aanleiding hiervoor doorgaans werd gevormd door de storende aanwezigheid van gemotoriseerd verkeer, is in veel voetgangersgebieden alle verkeer (buiten voetgangers uiteraard) onmogelijk gemaakt, om daarmee een prettig en veilig winkel- en verblijfsklimaat te creëren. Het is echter de vraag of het altijd en overal nodig is om naast de auto ook de fiets te weren; ten opzichte van het autoverkeer geven fietsers immers nauwelijks overlast. Daar komt bij dat centrum- en voetgangersgebieden die niet toegankelijk zijn voor fietsers, vaak barrières voor fietsers vormen. Bovendien liggen juist in deze gebieden veel fietsbestemmingen. Een fietsvriendelijk beleid maakt het mogelijk dat deze bestemmingen voor fietsers optimaal bereikbaar zijn.
Fietsers in autovrij gebied?
De vraag of fietsers en voetgangers gemengd kunnen worden, speelt vooral in autovrije winkelgebieden, straten en parken. Meestal beperkt men zich tot de afweging tussen het weren van fietsers en het mengen van fietsers en voetgangers. Het is echter ook mogelijk beide categorieën toe te laten, maar ze van elkaar te scheiden. Het is daarom van belang de volgende vragen te beantwoorden:
De vraag of fietsers en voetgangers gemengd kunnen worden, speelt vooral in autovrije winkelgebieden, straten en parken. Meestal beperkt men zich tot de afweging tussen het weren van fietsers en het mengen van fietsers en voetgangers. Het is echter ook mogelijk beide categorieën toe te laten, maar ze van elkaar te scheiden. Het is daarom van belang de volgende vragen te beantwoorden:
- Moeten/kunnen fietsers in het autovrije gebied worden toegelaten?
- Zo ja, moeten fietsers en voetgangers worden gemengd of gescheiden?
- In het geval van scheiden: moet de scheiding hard of zacht zijn?
Voor bestemmingsfietsers geldt dat zij hun bestemming in het autovrije gebied snel moeten kunnen bereiken. Zij kunnen bovendien hun fiets in de buurt houden (minder kans op diefstal) en spullen op hun fiets vervoeren. De voordelen voor fietsers om te worden toegelaten in een autovrij gebied, moeten worden afgewogen tegen de nadelen die voetgangers hiervan ondervinden.
Medegebruik door fietsers van voetgangersgebieden
Voor het al dan niet toelaten van fietsers in een voetgangersgebied zijn op basis van gebruik en profiel grenzen aan te geven. De inrichting van de straat is hierbij net zo bepalend als het aantal voetgangers; obstakels als terrassen en fietsenrekken beperken de beschikbare profielbreedte. Een rijloper en vooral een geleed profiel dragen ertoe bij dat voetgangers en fietsers binnen hun eigen ‘domein’ blijven [20].
Voor het al dan niet toelaten van fietsers in een voetgangersgebied zijn op basis van gebruik en profiel grenzen aan te geven. De inrichting van de straat is hierbij net zo bepalend als het aantal voetgangers; obstakels als terrassen en fietsenrekken beperken de beschikbare profielbreedte. Een rijloper en vooral een geleed profiel dragen ertoe bij dat voetgangers en fietsers binnen hun eigen ‘domein’ blijven [20].
Het blijkt dat het gemiddeld aantal voetgangers gerelateerd aan de beschikbare profielbreedte een goede indicatie geeft voor de mate van menging die mogelijk is. Het is dus vooral de intensiteit van het voetgangersverkeer in relatie tot de profielbreedte (de voetgangersdichtheid) die bepalend is voor de vraag of er gemengd kan worden. Tabel 5-5 geeft aan bij welke waarden welke oplossing kan worden aanbevolen. Het gaat hierbij steeds om medegebruik door (bestemmings)fietsers en niet over onderdelen van het hoofdfietsnetwerk.
Tabel 5-5. Mogelijkheden voor medegebruik door fietsers van voetgangersgebieden
Aantal voetgangers per uur per meter profielbreedte *) | Aanbevolen oplossing **) |
< 100 | Volledige menging |
100-160 | Scheiding; rijloper met ongeleed profiel (geen hoogteverschillen) |
160-200 | Scheiding; rijloper met geleed profiel |
> 200 | Combinatie niet wenselijk |
*) Dit is het aantal voetgangers dat in een uur een denkbeeldige lijn dwars over een straat passeert, gedeeld door de totale profielbreedte in meters. **) De aanbevolen oplossingen zijn gebaseerd op Fietsberaadpublicatie 8 ‘Fietsers in voetgangersgebieden’ [20]. |
Bij een voetgangersdichtheid onder de 100 voetgangers per uur per meter profielbreedte is volledige menging mogelijk, zonder aanvullende voorzieningen; bij een dichtheid tussen de 100 en 200 voetgangers per uur per meter profielbreedte is scheiding wenselijk. Tot 160 voetgangers kan worden volstaan met een visuele scheiding (materiaalgebruik, markering); vanaf 160 voetgangers is het gewenst een rijloper voor het fietsverkeer aan te brengen.
Het voordeel van het mengen van fietsers en voetgangers is een maximale bewegingsvrijheid in zijwaartse richtingen voor beide categorieën verkeersdeelnemers. Het voordeel van scheiden is dat voetgangers en fietsers minder hinder van elkaar ondervinden. Bovendien is de kans op ongevallen tussen voetgangers en fietsers kleiner. Overigens moet men de hinder en het gevaar bij menging van fietsers en voetgangers niet overschatten. Uit Duits onderzoek blijkt dat de aanvankelijke weerzin bij het publiek tegen het toelaten van fietsers na een jaar ervaring belangrijk was verminderd. Uit een ander Duits onderzoek kwam naar voren dat fietsers zich in het algemeen aangepast gedragen en bij hoge voetgangersdichtheden zelfs afstappen. Dit onderzoek weerlegde tevens de veronderstelling dat fietsers na legalisering van hun verblijf in het voetgangersgebied harder gaan rijden. Ook is gebleken dat ongevallen tussen fietsers en voetgangers klein in aantal en niet ernstig zijn.
Vormgeving bij scheiding
Bij dichtheden van 100 tot 160 voetgangers per uur per meter profielbreedte kan worden volstaan met een eenvoudige markering die de rijloper voor fietsers aanduidt. Daarnaast is een goede ruimtelijke vormgeving van de straat gewenst. Deze vormgeving moet erop gericht zijn dat de rijloper voor de fietsers duidelijk herkenbaar is. Overigens mag deze scheiding niet ‘te hard’ zijn. Ze mag evenmin worden ondersteund door juridische maatregelen, om te voorkomen dat er een wederzijdse onverdraagzaamheid ontstaat doordat beide groepen zich ‘beroepen op hun rechten’.
Bij dichtheden van 100 tot 160 voetgangers per uur per meter profielbreedte kan worden volstaan met een eenvoudige markering die de rijloper voor fietsers aanduidt. Daarnaast is een goede ruimtelijke vormgeving van de straat gewenst. Deze vormgeving moet erop gericht zijn dat de rijloper voor de fietsers duidelijk herkenbaar is. Overigens mag deze scheiding niet ‘te hard’ zijn. Ze mag evenmin worden ondersteund door juridische maatregelen, om te voorkomen dat er een wederzijdse onverdraagzaamheid ontstaat doordat beide groepen zich ‘beroepen op hun rechten’.
Boven de 160 voetgangers per uur per meter profielbreedte verdient het aanbeveling om fietsers een eigen rijloper te geven in het midden van de ruimte; voor een goede herkenbaarheid wordt deze uitgevoerd in een afwijkende verharding en/of kleur. Tegelijkertijd geldt echter ook nu dat de scheiding tussen het fietsers- en het voetgangersdomein niet te scherp moet zijn, omdat fietsers ook de fiets moeten kunnen stallen en dus hun domein eenvoudig moeten kunnen verlaten. Een ‘zachte’ scheiding voorkomt bovendien dat fietsers en voetgangers over de scheiding kunnen struikelen. Een dergelijke scheiding, waarbij de grenzen tussen fiets- en voetgangersgebied als het ware in elkaar overvloeien, blijkt in de praktijk te resulteren in een soepele interactie tussen fietser en voetganger.
Combipad
Niet alleen in voetgangersgebieden kan menging van fietsers en voetgangers worden overwogen. Het geldt ook voor andere specifieke situaties waarin het onmogelijk is om binnen het beschikbare profiel voldoende ruimte te maken voor fietsers en voetgangers naast elkaar. In Nederland wordt de gelijkvloerse oplossing met voet- en fietspad/strook, aan te duiden als combipad, slechts op beperkte schaal toegepast. In het buitenland (Duitsland, België) komt ze veel meer voor. In deze landen bestaat er ook wettelijke bebording voor.
Tijdvensters voor toelating fietsers
De praktijk leert dat er in voetgangersgebieden sprake is van een groot zelfregulerend vermogen. Daarom heeft het pas zin om het fietsen te verbieden in situaties dat fietsen niet goed mogelijk of duidelijk ongewenst is én er een goed alternatief voor de fietsers bestaat. In dat geval zullen verreweg de meeste fietsers overigens zelf al besluiten de alternatieve route te gebruiken.
Als er sprake is van een fietsroute door het voetgangersgebied (en als de fietsintensiteiten daartoe aanleiding geven), kan deze route met bord G11 als fietspad worden aangeduid. Het voorkeursprofiel is dan geleed, met trottoirs voor voetgangers. Eventueel kan een ongeleed profiel met een rijloper worden toegepast.
Als de voetgangersintensiteit sterk fluctueert en daarmee de mogelijkheid om fietsers en voetgangers te mengen, kan met venstertijden op onderborden worden geregeld op welke dagen en tijdstippen fietsers wel en niet worden toegelaten. Deze vensterregeling moet eenvoudig en begrijpelijk zijn, opdat geen verwarring ontstaat. Ook moet er ruimte zijn voor zelfregulering: bij het (in tijdvensters) verbieden van fietsverkeer moet terughoudendheid worden betracht. Bedenk ook dat verbodsbepalingen nooit volledig op álle fluctuaties kunnen worden afgestemd. Daarom blijven het inzicht en het gezond verstand van de verkeerskundige hierbij van belang.
Samengevat moet het fietsen in voetgangersgebieden alleen worden verboden in die perioden dat het zelfregulerend vermogen de grens bereikt en er evidente problemen kunnen optreden tussen fietsers en voetgangers.
Als er sprake is van een fietsroute door het voetgangersgebied (en als de fietsintensiteiten daartoe aanleiding geven), kan deze route met bord G11 als fietspad worden aangeduid. Het voorkeursprofiel is dan geleed, met trottoirs voor voetgangers. Eventueel kan een ongeleed profiel met een rijloper worden toegepast.
Als de voetgangersintensiteit sterk fluctueert en daarmee de mogelijkheid om fietsers en voetgangers te mengen, kan met venstertijden op onderborden worden geregeld op welke dagen en tijdstippen fietsers wel en niet worden toegelaten. Deze vensterregeling moet eenvoudig en begrijpelijk zijn, opdat geen verwarring ontstaat. Ook moet er ruimte zijn voor zelfregulering: bij het (in tijdvensters) verbieden van fietsverkeer moet terughoudendheid worden betracht. Bedenk ook dat verbodsbepalingen nooit volledig op álle fluctuaties kunnen worden afgestemd. Daarom blijven het inzicht en het gezond verstand van de verkeerskundige hierbij van belang.
Samengevat moet het fietsen in voetgangersgebieden alleen worden verboden in die perioden dat het zelfregulerend vermogen de grens bereikt en er evidente problemen kunnen optreden tussen fietsers en voetgangers.
Het ontbreken van Nederlandse praktijkervaringen betekent dat deze Ontwerpwijzer geen door de praktijk onderbouwde aanbevelingen kan doen. Maar gelet op de uitkomsten van onderzoek naar fietsers in voetgangersgebieden lijkt het verantwoord te stellen dat een gecombineerde fiets/loopstrook in ieder geval toepasbaar is in situaties met een lage voetgangersintensiteit (tot circa 25 voetgangers per uur per meter trottoirbreedte) en een niet te hoge fietsintensiteit. Meer exacte waarden zijn zoals vermeld nog niet bekend.
Behalve dat zowel fietsers als voetgangers meer fysieke ruimte tot hun beschikking krijgen en fietsers minder conflicten met het gemotoriseerd verkeer zullen hebben, biedt het combipad nog een voordeel. Een belangrijke oorzaak bij eenzijdige fietsongevallen is dat fietsers met hun trapper de stoeprand raken. Als de stoeprand verdwijnt, verdwijnt daarmee ook deze ongevalsoorzaak. Nog een voordeel geldt als er langs de rijbaan in lengterichting wordt geparkeerd. Als fietsers langs de rechterzijde van geparkeerde voertuigen worden geleid, is dat voor de veiligheid gunstiger dan wanneer zij langs de linkerzijde rijden: aan de bestuurderszijde is de kans dat een portier wordt opengeslagen immers groter dan aan de andere zijde.
Een gecombineerde fiets/loopstrook wordt afgeraden in krappe situaties waar het trottoir werkelijk als verblijfsruimte wordt gebruikt (voor onder meer spelen, winkelen, horeca).
De verblijfsactiviteiten zouden continu in conflict komen met doorgaande fietsers, wat voor beide groepen niet prettig is. Ook in krappe situaties waar veel ouderen van het trottoir gebruikmaken, moet deze oplossing met terughoudendheid worden toegepast, omdat ouderen zich snel ‘bedreigd’ zullen voelen.
De verblijfsactiviteiten zouden continu in conflict komen met doorgaande fietsers, wat voor beide groepen niet prettig is. Ook in krappe situaties waar veel ouderen van het trottoir gebruikmaken, moet deze oplossing met terughoudendheid worden toegepast, omdat ouderen zich snel ‘bedreigd’ zullen voelen.