Fietsstroken
Hoewel langs gebiedsontsluitingswegen bij voorkeur vrijliggende fietspaden worden toegepast, zijn op wegvakken van gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h en een relatief laag fietsgebruik, ook fietsstroken mogelijk. Ook op erftoegangswegen en zeker op zogeheten grijze wegen [7] die deel uitmaken van het hoofdfietsnetwerk en een relatief hoge autointensiteit hebben, worden vaak fietsstroken toegepast. Verder kunnen fietsstroken worden toegepast voor het markeren van hoofdfietsroutes door rustige verblijfsgebieden en op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 of 60 km/h. Daarmee wordt de positie van het fietsverkeer geaccentueerd.
Een goede fietsstrook kenmerkt zich door:
- voldoende breedte;
- een rode kleur;
- het fietssymbool.
Fietsstrook of fietspad?
Belangrijke aspecten bij het maken van een keuze tussen fietsstrook en fietspad zijn:
- veiligheid;
- blootstelling aan emissie;
- beschikbare ruimte.
Veiligheid
Onderzoek uit de jaren tachtig [12] laat zien dat fietspaden langs stedelijke verkeersaders veiliger zijn voor fietsers dan fietsstroken. Op fietspaden langs weggedeelten vonden 50% minder letselongevallen per afgelegde fietskilometer plaats dan op fietsstroken. Het betreft hier aanrijdingen met gemotoriseerd verkeer. Overigens was de groep fietsstroken in dit onderzoek nogal divers: smalle en brede stroken, maar ook suggestiestroken, met en zonder langsparkeren, waren samengevoegd.
Onderzoek uit de jaren tachtig [12] laat zien dat fietspaden langs stedelijke verkeersaders veiliger zijn voor fietsers dan fietsstroken. Op fietspaden langs weggedeelten vonden 50% minder letselongevallen per afgelegde fietskilometer plaats dan op fietsstroken. Het betreft hier aanrijdingen met gemotoriseerd verkeer. Overigens was de groep fietsstroken in dit onderzoek nogal divers: smalle en brede stroken, maar ook suggestiestroken, met en zonder langsparkeren, waren samengevoegd.
Daarnaast moet aandacht worden geschonken aan het risico van eenzijdige ongevallen. Opvallend veel eenzijdige ongevallen worden veroorzaakt doordat fietsers in aanraking komen met trottoirbanden en verhardingsovergangen [1]. De verhardingsrand of de verhardingsovergang tussen fietspad en rijbaan vormt een extra risico voor eenzijdige ongevallen. Dit geldt sterker naarmate de ruimte voor fietsers krapper is en de fietsintensiteit hoger. Daarom kost een goede oplossing met een fietspad meer ruimte dan een goede oplossing met een fietsstrook.
Blootstelling aan emissie
Ook blootstelling aan luchtvervuiling is een reden om fietspaden te prefereren boven fietsstroken. Vooral als het fietspad een aantal meters van de rijbaan af ligt, bevinden fietsers zich verder van de bron en ademen ze minder schadelijke uitlaatgassen in; het gaat hierbij onder meer om stikstofdioxide (NO2) en ultrafijnstof, waaronder roet [13].
Ook blootstelling aan luchtvervuiling is een reden om fietspaden te prefereren boven fietsstroken. Vooral als het fietspad een aantal meters van de rijbaan af ligt, bevinden fietsers zich verder van de bron en ademen ze minder schadelijke uitlaatgassen in; het gaat hierbij onder meer om stikstofdioxide (NO2) en ultrafijnstof, waaronder roet [13].
Beschikbare ruimte
Er werd al aangegeven dat een oplossing met fietspaden gemiddeld meer ruimte kost dan een oplossing met fietsstroken. Als er op een gebiedsontsluitingsweg minder dan 11,80 m beschikbaar is voor fietsers en motorvoertuigen (zonder parkeren), dan kunnen tweezijdige eenrichtingsfietspaden niet op een goede manier worden gerealiseerd. Dit kan een reden zijn om dan voor fietsstroken te kiezen.
Er werd al aangegeven dat een oplossing met fietspaden gemiddeld meer ruimte kost dan een oplossing met fietsstroken. Als er op een gebiedsontsluitingsweg minder dan 11,80 m beschikbaar is voor fietsers en motorvoertuigen (zonder parkeren), dan kunnen tweezijdige eenrichtingsfietspaden niet op een goede manier worden gerealiseerd. Dit kan een reden zijn om dan voor fietsstroken te kiezen.
Parkeren
Het parkeren van auto’s in vakken naast een fietsstrook verhoogt de kans op ongevallen met ernstig en met dodelijk letsel. Deze treden op als fietsers moeten uitwijken voor een auto of een openslaand portier en vervolgens in botsing komen met een auto op de rijloper voor motorvoertuigen. Op gebiedsontsluitingswegen wordt de combinatie van fietsstrook en parkeervakken daarom sterk ontraden. De afzonderlijke elementen staan al op gespannen voet met de ideale gebiedsontsluitingsweg en moeten daarom zeker niet in combinatie worden toegepast.
In de praktijk gebeurt dit overigens wel regelmatig. In dat geval is, ter beperking van de risico’s, altijd een schrikstrook van 0,50 m tussen parkeervak en fietsstrook noodzakelijk. Daarnaast heeft achterwaarts parkeren onder een hoek de voorkeur, omdat dit minder risico’s meebrengt dan langsparkeren.
Beperken van de snelheidslimiet
De fietser is een kwetsbare verkeersdeelnemer, die niet wordt beschermd bij een botsing met een motorvoertuig. Daarom geldt als functionele eis voor fietsvoorzieningen dat in conflictsituaties snelheden worden gereduceerd. De aanwezigheid van fietsers op de rijbaan, ook bij beschikbaarheid van een fietsstrook, leidt tot potentiële conflicten. Daarom wordt aanbevolen de snelheidslimiet van 50 km/h terug te brengen naar 30 km/h als fietsers op de rijbaan zijn toegestaan. Deze aanbeveling is nog dringender als ook parkeren op of langs de rijbaan is toegestaan.
Breedte van de fietsstrook
De aanbevolen breedtes voor fietsstroken zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat een fietsstrook altijd breed genoeg is om minimaal twee fietsers naast elkaar te laten rijden. Daarbij kan het gaan om fietsers die voor de gezelligheid naast elkaar rijden, om een volwassene die voor de veiligheid naast een kind wil fietsen, of om een snellere fietser die een langzame fietser wil inhalen. Fietsers moeten veilig en comfortabel van de strook gebruik kunnen maken, zonder het gevoel te hebben dat ze worden opgejaagd door motorvoertuigen. De breedte van de fietsstrook moet bevorderen dat passerende automobilisten voldoende afstand bewaren tot de fietsers.
Uit onderzoek van CROW-Fietsberaad [22] blijkt dat de breedte van de fietsstrook veel invloed heeft op de wijze waarop automobilisten fietsers passeren (en daarmee op de objectieve en subjectieve veiligheid). Bredere fietsstroken leiden tot gemiddeld grotere passeerafstanden. Ook het aandeel (te) krappe passages neemt sterk af als de fietsstrook breder is: bij fietsstroken van 1,80 m en breder komen deze bijna niet meer voor, ook niet op (zeer) drukke wegvakken. Bij zulke fietsstroken blijkt de meerderheid van de fietsparen met de wielen op de strook te fietsen. Niet verbazingwekkend is dat uit enquêtes blijkt dat fietsers bredere stroken hoger waarderen dan smallere, met name wanneer zij naast elkaar fietsen.
Concreet betekent het hiervoor genoemde uitgangspunt dat een fietsstrook bij voorkeur 1,70 tot 2,25 m breed is, afhankelijk van de beschikbare verhardingsbreedte. Deze maten zijn exclusief de markering. Het betreft hier met andere woorden de effectieve breedte. Als zich dicht bij de fietsstrook obstakels bevinden (bijvoorbeeld afsluitpaaltjes binnen 0,50 m), moet hiervoor gecorrigeerd worden met een bredere fietsstrook.
Binnen de bebouwde kom kunnen fietsstroken worden toegepast op wegen met een brede middenrijloper – geschikt voor twee personenauto’s – of op wegen met een smalle middenrijloper – geschikt voor één personenauto. Middenrijlopers waarbij twijfel bestaat of twee personenauto’s elkaar daarop kunnen passeren, moeten worden vermeden. Voor het toepassen van fietsstroken is een minimale effectieve verhardingsbreedte van 5,80 meter noodzakelijk. In het vervolg van deze paragraaf zijn gedetailleerde aanbevelingen voor de inrichting van het dwarsprofiel opgenomen.
Suggestiestroken
In het verleden is een praktijk ontstaan waarbij fietsstroken zonder fietssymbool worden toegepast. Deze zogeheten suggestiestroken hebben geen juridische status. Soms worden op suggestiestroken minder strenge aanbevelingen toegepast dan op fietsstroken (onder meer wat betreft breedte en kleur). Aanbevolen wordt om een duidelijke keuze te maken: ofwel een volwaardige fietsstrook (van voldoende breedte en met markering) toepassen, ofwel een volledig gemengd profiel realiseren.
In het verleden is een praktijk ontstaan waarbij fietsstroken zonder fietssymbool worden toegepast. Deze zogeheten suggestiestroken hebben geen juridische status. Soms worden op suggestiestroken minder strenge aanbevelingen toegepast dan op fietsstroken (onder meer wat betreft breedte en kleur). Aanbevolen wordt om een duidelijke keuze te maken: ofwel een volwaardige fietsstrook (van voldoende breedte en met markering) toepassen, ofwel een volledig gemengd profiel realiseren.
Fietsstroken op gebiedsontsluitingswegen
Op een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h moeten auto’s en fietsers conform Duurzaam Veilig van elkaar worden gescheiden. Daarvoor wordt idealiter een vrijliggend fietspad toegepast, maar fietsstroken zijn ook toegestaan. De fietsstrook moet dan wel daadwerkelijk een eigen domein voor de fietser afbakenen. Hiertoe kan een doorgetrokken streep tussen de fietsstrook en de hoofdrijbaan worden aangebracht.
De rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer moeten zo breed zijn dat auto’s en vrachtauto’s geen gebruik hoeven maken van de fietsstrook (aanbevolen rijstrookbreedte 2,90 m). De fietsstrook dient breed genoeg te zijn om het fietsverkeer (inclusief inhalende fietsers) veilig en comfortabel af te wikkelen. De aanbevolen breedte voor een fietsstrook is 2,25 m; de minimale maat is 1,70 m (exclusief markering). Bij hogere fietsintensiteiten is meer breedte nodig en moet een fietspad worden overwogen.
Om te bevorderen dat passerende (vracht)auto’s voldoende afstand houden tot fietsers, wordt aanbevolen om tussen fietsstrook en rijstrook altijd een ruimte van 0,50 m aan te houden. Bij ruimtegebrek kan desnoods ‘bespaard’ worden op de breedtes van fietsstroken en rijstroken, maar de tussenruimte van 0,50 m blijft uitgangspunt.
Op gebiedsontsluitingswegen (50 km/h) wordt de combinatie van fietsstroken en parkeervakken niet toegepast.
‘Grijze wegen’
Sommige gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zijn te smal voor fietspaden en bevatten te veel doorgaand verkeer om te worden ingericht als erftoegangsweg. Volgens Duurzaam Veilig is een dergelijke combinatie van functies ongewenst. In de praktijk blijkt het echter niet altijd mogelijk om dergelijke grijze wegen op korte termijn in te richten conform Duurzaam Veilig. In dergelijke situaties kunnen fietsstroken worden overwogen.
Sommige gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zijn te smal voor fietspaden en bevatten te veel doorgaand verkeer om te worden ingericht als erftoegangsweg. Volgens Duurzaam Veilig is een dergelijke combinatie van functies ongewenst. In de praktijk blijkt het echter niet altijd mogelijk om dergelijke grijze wegen op korte termijn in te richten conform Duurzaam Veilig. In dergelijke situaties kunnen fietsstroken worden overwogen.
Het betekent wel dat automobilisten soms moeten uitwijken over de fietsstrook vanwege een bus of vrachtwagen uit de tegenrichting. En snelle fietsers moeten soms even gebruikmaken van de rijstrook om bijvoorbeeld een bakfiets in te halen. Er is dan geen sprake meer van exclusieve domeinen. Deze wegen voldoen dus niet aan de essentiële eis van scheiden van langzaam en snelverkeer die op gebiedsontsluitingswegen van toepassing is.
Om de functie voor het fietsverkeer te benadrukken en om auto’s niet te veel naar rechts te laten rijden, zijn stroken voor fietsers nog steeds aan te bevelen. Hoewel hun functie anders is, heten ook dergelijke stroken gewoon ‘fietsstroken’. De aanbevolen breedte voor fietsstroken is in dit soort situaties echter 2,00 m, met een minimum van 1,70 m en een maximum van 2,25 m.
[ link ]
Figuur 5-2. Profiel A. Brede fietsstroken met voldoende tussenruimte ten opzichte van de rijstroken voor het autoverkeer
Een asmarkering is op grijze wegen ongewenst. Bestuurders van (vracht)auto’s die zich aan de asmarkering houden, zouden namelijk te weinig afstand bewaren tot fietsers op de fietsstrook. Er is in deze situaties dus één ongedeelde rijstrook beschikbaar voor automobilisten in twee richtingen. Voor de breedte van deze rijstrook moet de ontwerper een duidelijke keuze maken: de rijstrook moet breed genoeg zijn voor één auto óf voor twee personenauto’s naast elkaar. Rijstrookbreedtes tussen 3,80 m en 4,80 m, waarbij niet duidelijk is of de ruimte bestemd is voor één dan wel voor twee auto’s, zijn niet toegestaan.
De wegindeling kan op twee manieren laten zien wat de bedoeling is als een automobilist een tegenligger tegenkomt.
- Rijloper voor verkeer in twee richtingen
Bij toepassing van profiel B1 (figuur 5-3) kunnen de meeste tegenliggers elkaar (met gematigde snelheid) passeren, zonder gebruik te hoeven maken van de fietsstroken. De aanbevolen rijstrookbreedte is 5,50 m, met een minimum van 4,80 m. De minimale breedte van de fietsstroken (exclusief markering) is 1,70 m. De passeerafstand tot de fietsers van 0,50 m moet hoe dan ook worden gewaarborgd.[ link ]Figuur 5-3. Profiel B1. Fietsstroken en een middenrijloper die geschikt is voor twee personenauto’s
- Rijloper voor verkeer in één richting
Bij toepassing van profiel B2 (figuur 5-4) moeten automobilisten bij het naderen van een tegenligger bewust uitwijken over de fietsstrook. Ze mogen daarbij het fietsverkeer niet hinderen. De middenrijloper voor het autoverkeer mag maximaal 3,80 m breed zijn. De maximumsnelheid is 30 km/h.[ link ]Figuur 5-4. Profiel B2. Fietsstroken en een middenrijloper die geschikt is voor één personenauto
Erftoegangswegen
Op een goed ingerichte erftoegangsweg binnen de bebouwde kom zijn fietsstroken om redenen van verkeersveiligheid niet nodig. Op de meeste erftoegangswegen worden daarom geen fietsstroken toegepast. Er kunnen echter andere redenen zijn om toch fietsstroken toe te passen (of ze te handhaven). Bijvoorbeeld het vormgeven van een hoofdfietsroute door een verblijfsgebied; dit kan van belang zijn om ontvlochten fietsroutes te realiseren. Een dergelijke toepassing van fietsstroken is niet in strijd met de ‘Basiskenmerken Wegontwerp’ [7].
Voor de breedteprofielen kan worden verwezen naar de voorgaande bespreking van fietsstroken op gebiedsontsluitingswegen.
Op erftoegangswegen binnen de bebouwde kom waarvan de effectieve verhardingsbreedte geringer is dan 5,80 m, worden geen fietsstroken toegepast.
Op erftoegangswegen binnen de bebouwde kom waarvan de effectieve verhardingsbreedte geringer is dan 5,80 m, worden geen fietsstroken toegepast.