Veiligheid
Op een goed voetgangersnetwerk is de veiligheid van de gebruikers gewaarborgd. De belangrijkste vraag die een voetganger zich over deze hoofdeis stelt, is:
Kom ik veilig aan op mijn bestemming en voel ik me veilig?
Een voetganger moet zijn route veilig kunnen afleggen. Het gaat daarbij om valveiligheid, verkeersveiligheid en sociale veiligheid; zowel objectief als subjectief. Ook het reduceren van gezondheidsrisico’s valt onder de hoofdeis veiligheid.
Ook hier geldt dat de zwakste schakel de kwaliteit van de route bepaalt. Mensen kunnen onveilige plekken ontwijken, maar dat zal al snel leiden tot omlopen en bij te grote afstanden tot afzien van lopen.
Valveiligheid
Jaarlijks komen vele malen meer voetgangers op de spoedeisende hulp (SEH) terecht als gevolg van een val, dan als gevolg van een botsing. Daarom is aandacht voor valveiligheid minstens zo belangrijk als aandacht voor verkeers- en sociale veiligheid. Valveiligheid is echter geen aspect dat op netwerkniveau speelt, maar op inrichtingsniveau (zie paragraaf 2.5.1).
Verkeersveiligheid
Op netwerkniveau gelden voor de verkeersveiligheid voor voetgangers de volgende eisen:
- Conflicten met kruisend verkeer waar mogelijk vermijden
Elke ontmoeting met een kruisende verkeersstroom is een potentieel conflict. Het risico van die ontmoetingen is afhankelijk van de intensiteit, de snelheid en de massa van het kruisende verkeer, en de complexiteit van het kruispunt. Bij de bepaling van hoofdroutes voor het voetgangersnetwerk gaat de voorkeur uit naar routes met zo min mogelijk kruisingen met autoverkeer. Vermijd vooral kruisingen met zware autostromen met hoge snelheden. Overigens is het per saldo veiliger om eenmaal een drukke kruising over te steken dan tweemaal een rustige als daarbij in totaal een gelijke intensiteit autoverkeer wordt gekruist. Omgekeerd geldt ook: het is veiliger voetgangersintensiteiten te verhogen dan te splitsen. Beide inzichten zijn het gevolg van de algemene wet van ‘Veiligheid in Volume’ (Safety in numbers) (). - Verkeerssoorten scheiden
Voetgangers, fietsers en motorvoertuigen hebben verschillende kenmerken en karakteristieken. Hoe groter de verschillen in massa en snelheid zijn, des te meer de verkeersveiligheid erbij gebaat is dat voetgangers van fietsers en motorvoertuigen worden gescheiden, en voetgangers ‘een eigen ruimte’ hebben. Het mengen van voetgangers met fietsers en auto’s kan alleen als de snelheid laag genoeg is (15 km/h of minder). Maar zelfs bij lage snelheden kan het zinvol zijn voor extra kwetsbare groepen (zoals kleine kinderen en ouderen) om een eigen ruimte te hebben. In centrumgebieden kan er een strook langs de gevel zijn die alleen bedoeld is voor voetgangers; de rest van de rijbaan is voor (minder kwetsbare) voetgangers, fietsers en auto’s. - Snelheid reduceren op conflictpunten
Minimaliseer snelheidsverschillen tussen voetgangers en andere verkeerssoorten op plaatsen waar netwerken elkaar kruisen, bijvoorbeeld door het toepassen van verkeersdrempels of kruispuntplateaus. De snelheid van de langzaamste vervoerswijze (de voetganger) is daarbij het uitgangspunt.
Sociale veiligheid
Sociale veiligheid is de bescherming of het zich beschermd voelen tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door, of dreigt van de kant van, menselijk handelen in de openbare ruimte.
- Veilig voelen
Het is belangrijk dat een looproute veilig voelt. Een gebrek aan sociale veiligheid kan ervoor zorgen dat mensen een route mijden, in het donker of ook overdag. Mensen moeten anderen goed kunnen zien en zichzelf gezien weten door anderen op straat of door anderen vanuit belendende bebouwing. Ook speelt de mate van beheer en onderhoud een belangrijke rol bij sociale veiligheid. Een nette omgeving voelt veiliger. - Sociale controle
‘Ogen op de straat’ speelt een belangrijke rol bij sociale veiligheid. Het gaat vooral om het kunnen zien van de omgeving en medeweggebruikers en daarnaast om het gevoel gezien te worden, om hulp te kunnen vragen en indien nodig te kunnen vluchten. Voetgangers hebben een relatief lage snelheid en dat werkt in hun nadeel als het gaat om vluchten. - Mening van functies
Routes waar geen functies aan liggen met ruimtes waar mensen aanwezig zijn, zijn ’s avonds niet sociaal veilig, tenzij het een route is die veel gebruikt wordt. Ook routes door werkgebieden waar ’s avonds niemand is, voelen niet veilig. Menging van functies langs een route draagt bij aan sociale veiligheid doordat er mensen op straat en in belendende bebouwing aanwezig zijn gedurende de dag en avond. Hierbij is van belang dat er levendige functies zijn op de begane grond (dus geen bergingen of garages). Dat geldt ook voor appartementengebouwen waarbij zich geen woningen op de begane grond bevinden, maar alleen blinde muren of bergingen. Het combineren van loop- en fietsroutes kan de sociale veiligheid vergroten; in de stad, maar zeker ook in het buitengebied. - Zicht op omgeving en medeweggebruikers
Naast ‘ogen op straat’ is het van belang dat voetgangers voldoende zicht hebben op de omgeving en op medeweggebruikers. Situaties waarin voetgangers de omgeving niet goed kunnen overzien, bijvoorbeeld door struikgewas vlak langs de route, of onvoldoende doorzicht door aanwezige bebouwing of schermen, zijn ongewenst. Daarom is het ook van belang om tunnels en andere onderdoorgangen zorgvuldig te ontwerpen, zodat de sociale veiligheid gewaarborgd is (zie voorzieningenblad V30 en V31). - Verlichting
Goede verlichting speelt een belangrijke rol bij de sociale veiligheid. Het draagt bij aan de zichtbaarheid van voetgangers en andere weggebruikers in het donker. - Vormgeving en onderhoud
Tot slot geldt dat een aantrekkelijk vormgegeven, goed onderhouden route als sociaal veiliger wordt ervaren. Goed onderhoud van de (hoofd)routes is daarom extra belangrijk (zie ook paragraaf 6.2.5).
Waar het niet haalbaar is om de meest directe route (’s avonds en ’s nachts) aan alle genoemde eisen te laten voldoen, dient een alternatieve route beschikbaar te zijn die wel sociaal veilig is.
Gezondheidsrisico’s
Stel voetgangers zo min mogelijk bloot aan factoren die op lange termijn kunnen leiden tot gezondheidsrisico’s. Het gaat bijvoorbeeld om hitte en onbeschermd lopen in de volle zon, en om ongezonde lucht (bijvoorbeeld door uitlaatgassen) en lawaai. Dit betekent dat langs looproutes voldoende beschutting moet zijn en dat looproutes zo min mogelijk langs drukke verkeerswegen gaan (scheiding van hoofdroutes van auto en voetganger). Waar dat niet kan, is het van belang dat voetpaden op enige afstand van het autoverkeer liggen. Het toepassen van voldoende bomen langs looproutes draagt bij aan het beperken van de beschreven risico’s. Bomen kunnen immers zorgen voor beschutting, verkoeling en geluiddemping, en ze filteren de lucht.
Ook het minimaliseren van stress draagt bij aan het beperken van gezondheidsrisico’s. Als het voetgangersnetwerk voldoet aan alle hoofeisen, draagt dit bij aan het beperken van de hoeveelheid stress.