Gebiedsafbakening
Inhoudelijke afbakening
Een gemeente legt een parkeernorm op aan een nieuwe ontwikkeling of een transformatie van een gebied. Juridisch gezien zal de gemeente vooral moeten toetsen als de nieuwe ontwikkeling of verandering niet past binnen de huidige juridische kaders, zoals een reeds verleende omgevingsvergunning of een geldend bestemmingsplan. Zij moet dus bepalen wat precies verandert en wat er meegenomen wordt in een parkeerberekening. In de parkeernormennota kan informatie staan om deze keuzes te maken en welke criteria daarvoor moeten worden gebruikt.
Geografische afbakening
Naast keuzes over welke inhoudelijke aspecten worden meegenomen, is het nodig om aan te geven welk gebied meetelt voor de berekening. Gebruik ook hierbij de parkeernormennota om dit eenduidig te regelen. Maak daarbij onderscheid naar twee typen gebiedsbegrenzing: de plangrens en de grens van het invloedsgebied. Houd rekening met de loopafstand van de parkeerplaats naar de bestemming van de automobilist.
Plangrens
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning of een voorlopig omgevingsplan gaat altijd gepaard met een situatieschets waarop een plangrens is aangegeven. Alles wat binnen deze plangrens gebeurt, is sowieso bepalend voor de berekening van de parkeervraag. Afhankelijk van de eisen die in de parkeernormennota worden gesteld, moet de parkeervraag eventueel binnen het plangebied worden opgelost. In dat geval moet in de uiteindelijke beoordeling ook iets staan over openbare parkeerplaatsen, het al dan niet meenemen van de openbare weg en het kunnen afsluiten van de parkeervoorzieningen.
Invloedsgebied
Buiten de plangrens kunnen ook zaken spelen die op de parkeervraag van invloed zijn, zoals bouwplannen of omgevingsplanwijzigingen op korte afstand van een bouwplaats, het instellen van parkeerregulering of een hoge parkeerdruk. Voorkomen dat er een overschot aan parkeerplaatsen ontstaat doordat ieder plan de eigen parkeerdruk oplost; geef daarom in een parkeernormennota aan welke omgevingsfactoren mogen/moeten worden meegenomen om een lagere parkeereis te rechtvaardigen.
Een parkeereis kan lager zijn als in de omgeving van de ontwikkeling een lage parkeerdruk geldt. Definieer dan wel wat een lage parkeerdruk is. Een veelgebruikte vuistregel is dat de parkeerdruk niet hoger mag zijn dan 90%.
Loopafstand
Afhankelijk van de functie waarvoor de parkeernorm wordt toegepast, rekening met een bepaalde loopafstand. Bij een woning wordt over het algemeen een kortere loopafstand geaccepteerd dan bij een winkelcentrum waar iemand de hele dag kunt winkelen. Deze loopafstand speelt op meerdere manieren een rol:
- Binnen welke afstand van een functie accepteer je nog dat een parkeerplaats mag worden gebruikt voor de ruimtelijke onderbouwing? Voorbeeld: een ontwikkelaar wil een kantoorcomplex bouwen in een drukke stad. De parkeernorm schrijft voor dat hierbij 80 parkeerplaatsen nodig zijn. Het perceel en het gebouw bieden maximaal ruimte voor 40 parkeerplaatsen. De ontwikkelaar beschikt echter over een braakliggend terrein op 150 meter van het gebouw en stelt voor daar een parkeerplaats van te maken. Is 150 meter een redelijke afstand of zal men toch in de woonwijk rondom het kantoor gaan parkeren?
- Hoeveel absorptievermogen heeft de omgeving van een ontwikkeling? Voorbeeld: een ontwikkelaar wil een winkel transformeren naar een wooncomplex. De parkeernorm schrijft voor dat hiervoor 20 extra parkeerplaatsen nodig zijn in de avonduren. Nu blijkt in een straal van 200 meter rondom de winkel dat ’s avonds nog voldoende parkeerplaatsen leeg staan zonder dat de parkeerdruk hoog wordt.