12 Inspiratieblad ‘Wegprofiel wegen door bebouwingslinten’
Inspiratieblad ‘Wegprofiel wegen door bebouwingslinten’ | |
Inspiratieblad Wegprofiel voor wegen door bebouwingslinten Een inspirerend voorbeeld gebaseerd op de visie van het Waterschap Rivierenland | |
Basisinformatie | |
Typering Deze wegen voeren langs huiserven. In het polderland kronkelt de weg over de rand van donken en verhoogde huiswerven en over de kades die daartussen zijn aangelegd. De delen op de kades liggen vaak lager en de huiswerven en donken weer hoger. De slingering en glooiing van deze wegen is karakteristiek. Reeksen van huiserven en een donk leveren buurten op met een concentratie van erven. Hier is het wegbeeld zeer afwisselend en besloten. In de lagere delen, soms einden genoemd, is juist een open wegbeeld karakteristiek. [ link ] Figuur 12-1. De donk van Overslingeland [F2] Op de zand- en kleigronden liggen de huiserven meestal op een ruimere afstand van de weg. Daarom wordt in dit inspiratieblad met name op de linten in de polders ingezoomd. [ link ] Figuur 12-2. Voorbeeld dijklint [ link ] Figuur 12-3. Voor en na herinrichting. [F1] Ontwerpsnelheid Bij historische linten past een ontwerpsnelheid van 30 km/h, ter plaatse van bijvoorbeeld een pleintje wellicht 15 km/h (erfinrichting). Wegprofiel Bij de historische linten wordt het principe van een doorgaande rijloper van 3,5 m en aan beide zijden een koppelstrook van wisselende breedte toegepast. Een koppelstrook ‘koppelt’ de weg aan het huisperceel waardoor een erfinrichting ontstaat. [ link ] Figuur 12-4. Wegprofiel lint met koppelstroken [O6] [ link ] Figuur 12-5. Wegprofiel lint met koppelstroken. [F1, F2] Voorbeelden [ link ] Figuur 12-6. Het restaurant De Krom ligt in de nieuwe situatie niet meer aan een brede weg. Een groot deel van de weg is nu terras geworden. Het parkeren gebeurt nu ook niet meer voor het restaurant, maar ernaast. Op het terras heb je daardoor nu mooi zicht over de polder. Door de versmalling van de weg wordt ook een lagere snelheid bij de weggebruiker uitgelokt. [F1] [ link ] Figuur 12-7. Voor en na: Bij de oude veenstroomlinten wordt het principe van een doorgaande rijloper van 3,5 m en aan beide zijden een koppelstrook van wisselende breedte toegepast. In het midden wordt een strook oppervlakbehandeling aangebracht met een breedte van 0,5-0,8 m. De keuze voor het type verharding van de koppelstrook sluit zo steeds aan bij de erven, cultuurhistorie en de omgeving van de weg. Ook kunnen lange doorzichten over de weg, die ook weer snelheid bevorderen, worden weggenomen. Zo ontstaat een kleinschalig en gevarieerd wegbeeld, waarbij toch een effectieve verhardingsbreedte van 3,5 tot zo nodig 5,5 m kan worden bereikt. Bij reconstructies dient de glooiing van de weg en de slingering ervan behouden of versterkt te worden. [F1] [ link ] [ link ] Figuur 12-8. Voor en na: In de nieuwe situatie loopt de weg niet meer langs de molen, maar over de molenplaats. Dat is het pleintje waar vroeger altijd veel bedrijvigheid was van karren die bij de molen moesten lossen en laden. De aanstrating van klinkers versterkt het ‘buurtgevoel’. [F1] [ link ] Figuur 12-9. Voor en na: Even gas terug, hier kan iemand uit een voordeur naar buiten komen. [F1] [ link ] Figuur 12-10. Voor en na: het erf wordt over de weg getrokken. [F1] [ link ] Figuur 12-11. Het pleintje is deel van een ‘buurt’ waarin vanouds de bebouwing staat. [F1, F2] [ link ] Figuur 12-12. Uitrit met boogje in afwijkende verharding bij voorbeeld van klinkers. [F1] [ link ] Figuur 12-13. Het erf de weg op trekken. [F1] | |
Samenhang | Aandachtspunten |
|
|
Meer informatie | |
|