Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Plattelandswegen – mooi en veilig
Deze tekst is gepubliceerd op 20-03-19

27 Fietsvoorzieningen

Fietsvoorzieningen
Basisinformatie

Functie

Op plattelandswegen maken alle verkeerssoorten in beginsel gebruik van dezelfde rijbaan. Om de fiets een volwaardige plaats in het verkeerssysteem te geven en zo mogelijk te versterken, is fietsvriendelijke infrastructuur onontbeerlijk. Dat wil zeggen infrastructuur die directe en comfortabele verplaatsingen per fiets mogelijk maakt in een aantrekkelijke en veilige verkeersomgeving. Om dit te realiseren zijn voorzieningen voor fietsers nodig, ook op plattelandswegen.

Toepassing – samenhang met omvang gemotoriseerd verkeer

Vooral in situaties met veel auto’s, landbouwverkeer of veel fietsers zijn (gescheiden) fietsvoorzieningen gewenst. Bij verkeersintensiteiten hoger dan 2.500 mvt/etmaal is het niet meer wenselijk dat fietsers de rijbaan delen met gemotoriseerd verkeer en zijn fietsvoorzieningen (fiets- of suggestiestroken) noodzakelijk. Boven een verkeersintensiteit van 3.000 mvt/etmaal zijn vrijliggende fietspaden zeer gewenst (zie Handboek wegontwerp 2013 - Erftoegangswegen [W25] en Ontwerpwijzer fietsverkeer [W5]).

[ link ]

Figuur 27-1. Keuzeschema voor fietsvoorzieningen bij wegvakken buiten de bebouwde kom (Ontwerpwijzer fietsverkeer [W5]).

Toepassing op wegen > 8,4 m breed: vrijliggende fietspaden

Op wegen breder dan 8,4 m buiten de bebouwde kom zijn vrijwel altijd vrijliggende fietspaden wenselijk. Vaak gaat een dergelijke breedte samen met een hoge verkeersintensiteit en/of een hoge snelheid van het gemotoriseerde verkeer.

Toepassing op wegen 5,8 – 8,4 m breed: fietsstroken

Door CROW-Fietsberaad is in december 2015 het kennisproduct Aanbeveling fiets- en kantstroken [W2] uitgebracht. Deze notitie doet verslag van de conclusies uit een grootschalig onderzoek naar het functioneren van fietsstroken. Op basis van dit onderzoek wordt voor wegen buiten de bebouwde kom de aanbeveling gedaan fietsstroken alleen toe te passen op erftoegangswegen met:

  • een verhardingsbreedte tussen 5,8 en 8,4 m;
  • een auto-intensiteit van maximaal 3.000 mvt/etmaal (bij hogere verkeersintensiteiten is een vrijliggend fietspad gewenst);
  • een maximumsnelheid van 30 of 60 km/h.

Er wordt een fietsstrokenprofiel aanbevolen met een smalle middenrijloper van ten minste 2,2 m, breed genoeg voor één personenauto en fietsstroken van minimaal 1,8 m. Bij variatie van de wegbreedte op de wegverbinding hebben brede suggestiestroken en een variabele middenstrook de voorkeur.

[ link ]

Figuur 27-2. Wegprofiel wegen 5,8 m (en meer) met profielopdeling ten behoeve van fietsers [O1]

Toepassing op wegen < 5,8 m breed

Op wegen met een verhardingsbreedte smaller dan 5,8 m is het niet mogelijk goede fietsstroken aan te leggen in combinatie met een middenrijloper van minimaal 2,2 m.

De standaardoplossing is daarom een gemengd profiel zonder fiets(suggestie)stroken. Deze standaardoplossing (geen stroken, hoogstens kantmarkering) wordt door veel wegbeheerders echter te karig gevonden, met name op wegen met wegbreedtes tussen 4,5 en 5,8 m. Voor deze situatie kan gebruik worden gemaakt van een indeling van het wegprofiel volgens onderstaand profiel.

Dit profiel gaat uit van een karrespoor dat wordt vormgegeven met een andere verhardingssoort/kleur in het midden van de rijloper met een breedte van 0,5-0,8 m. De breedte van deze strook mag ook op hetzelfde wegvak eventueel variëren afhankelijk van de plaatselijke rijbaanbreedte. Om te voorkomen dat de strook het verkeer te veel geleidt waardoor de snelheid kan oplopen, kan deze middenstrook regelmatig worden onderbroken.

Eventueel worden grasbetonstenen of redresseerstroken toegepast om de wegbreedte te beperken, maar toch voldoende passeerruimte te bieden (zie factsheet Bermverharding [FS24]).

[ link ]

[ link ]

Figuur 27-3. Wegprofiel voor weg 4,5-5,8 m breed: middenstrook in lichte of donkere asfaltkleur [O1]

Uitvoering

Overwegingen

  • Fietsstroken: verboden te parkeren of stil te staan.
    Gezien de parkeerdruk en het ontbreken van parkeervoorzieningen vaak niet wenselijk. Reden voor terughoudend met fietsstroken en vaker keuze voor fietssuggestiestroken (met belijning) of het alleen toepassen van een kleurverschil in de verharding.
  • Door een licht grindkleurig wegdek toe te passen wordt:
    • de zichtbaarheid van langzaam verkeer groter;
    • de zichtbaarheid van het wegdek groter, waardoor de wens voor kantlijnen wegvalt;
    • de uitstraling van de weg minder verkeerskundig.
  • Ook ander langzaam verkeer zoals voetgangers zijn blij met suggestiestroken.

Combinatiemogelijkheden

  • Wegverharding: verschil in de verharding kan een fietsvoorziening verduidelijken. Fietsers prefereren asfaltverharding (Ontwerpwijzer fietsverkeer - paragraaf 7.1 [W5]).
  • Markering: het aangeven van de beschikbare ruimte voor fietsers kan door middel van markering op het wegdek.

Alternatieven

  • Fietsstraten (zie Fietsstraten in hoofdfietsroutes [W3] en Inspiratieboek snelle fietsroutes [W4]).
  • 30 km/h-regime toepassen. Dat kan ook op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom. De wettelijke eisen hiervoor zijn niet anders dan die voor situaties binnen de bebouwde kom. Toepassing echter niet bij afwezigheid van enige aaneengesloten lintbebouwing: het vereist ook een hierop aangepaste weginrichting. Bedenk dan 60 km/h een maximum limiet is. Het staat vrij de weg zodanig in te richten uitgaande van een 30 km/h-regime. Zie ook factsheet Ontwerpsnelheid als basis voor wegontwerp [FS07].

Positieve effecten

  • Meer veiligheid voor fietsers.
  • Duidelijkheid plek langzaam verkeer (onder andere fietsers en wandelaars) binnen wegprofiel.
  • Aanwezigheid fietsvoorziening laat gemotoriseerd verkeer weten dat fietsverkeer aanwezig is.

Negatieve effecten

  • Fiets(suggestie)stroken: alleen toepassen verschil in verharding en markeringen is geen garantie voor veiligheid.
  • Gemotoriseerd verkeer gebruikt fietsstrook als uitwijkstrook bij passeren tegemoetkomend verkeer.

Toepassing

Deze maatregel biedt een mogelijke oplossing voor onder andere de volgende problematiek op dijk- en plattelandswegen (zie factsheet De problematiek van smalle dijk- en plattelandswegen [FS02] en factsheet Benaderingswijze – Probleemgericht [FS19]):

  • Verkeersonveiligheid, veroorzaakt door grote snelheidsverschillen en verschillen in massa onder weggebruikers.
Samenhang
Aandachtspunten

  • Verlichting
    Utilitaire fietspaden binnen de bebouwde kom zijn bij voorkeur voorzien van verlichting. Bij andere fietspaden dient zorgvuldig te worden afgewogen of verlichting daadwerkelijk bijdraagt aan de veiligheid of juist schijnveiligheid geeft.

  • Nieuwe verhardingslaag
    Bij aanleg van een nieuwe verhardingslaag wordt nogal eens vergeten de bermhoogte aan te passen, waardoor er een hoogteverschil ontstaat. Wegbeheerders zouden in een bestek standaard moeten opnemen dat bij aanleg van een nieuwe verharding ook de berm meegenomen moet worden, zodanig dat de berm maximaal 20 millimeter lager ligt dan de verharding.
  • Snelfietsroute
    Dit is een regionale hoofdfietsroute die hoogwaardig is ingericht voor fietsverplaatsingen over langere afstanden. Snelfietsroutes bieden fietsinfrastructuur met hoge kwaliteitseisen voor afstanden van 5 tot 15 à 30 kilometer. In welke mate aan bermen langs snelfietsroutes andere eisen worden gesteld, is op dit moment onderwerp van onderzoek.
Voorbeelden

[ link ]

Figuur 27-4. [F1, F2]
– Asfaltdeklaag met blanke bitumen en witte steenslag (reflection white) met in het midden donkere steensoort.
– De lichte asfaltsoort versmalt het wegprofiel niet alleen visueel, het geeft ook duidelijk de plek aan waar fietsverkeer te verwachten is.
– Fietsers steken bovendien goed af tegen de lichte kleur van de ondergrond.
– In een omgeving zonder straatverlichting blijft het onderscheid tussen de stroken na zonsondergang beter zichtbaar dan bij toepassen van rood asfalt.
– Het kleurverschil tussen het asfaltgrijs en fietspadenrood is niet zichtbaar bij weinig licht of een andere lichtkleur dan wit. Alleen de markering die de buitenste stroken scheiden van de middenrijloper geeft dan nog de onderverdeling van het wegprofiel aan.
– Een tintverschil blijft wel zichtbaar. Een scheidende lijnmarkering kan dan zelfs achterwege blijven. Daardoor wordt de uitstraling van de verkeersfunctie beperkt en komt de aandacht meer op de verblijfsfunctie te liggen.
– Natuurlijke tinten passen beter in het landschap.

[ link ]

Figuur 27-5. Suggestiestrook met middenrijloper van 2,2 m met een slijtlaag met witte steentjes (reflection white). [F1, F2]

[ link ]

Figuur 27-6. Karrespoor: geen ruimte voor middenrijloper van 2,2 m. Middenrijloper met een slijtlaag met witte steentjes (reflection white). Door de slingering van die baan te overdrijven lijkt de weg nog meer te slingeren, wat snelheidsremmend werkt. [F1, F2]

[ link ]

Figuur 27-7. Wegprofiel voor weg 5,2-5,8 m breed: middenstrook in lichte asfaltkleur 0,5-0,8 breed. De breedte van deze strook mag ook op hetzelfde wegvak eventueel variëren afhankelijk van de plaatselijke rijbaanbreedte. Om te voorkomen dat de strook het verkeer te veel geleidt waardoor de snelheid kan oplopen, kan deze middenstrook regelmatig worden onderbroken. [F5]

[ link ]

Figuur 27-8. Met markering kan eenzelfde effect worden bereikt. Hier een voorbeeld van een weg in een recreatiegebied (Maximapark Leidsche Rijn). [F5]

[ link ]

Figuur 27-9. De rijbaan wordt visueel versmald door het midden van de rijbaan te voorzien van gebakken straatstenen. Groepen beplanting doorbreken het ritme van de laanbomen en werken daarnaast plaatselijk optisch versmallend. [O5]

[ link ]

Figuur 27-10. De parallelweg langs de provinciale weg N411 tussen Utrecht en Bunnik wordt ingericht als fietsstraat waar motorvoertuigen en dan met name tractoren te gast zijn. Fietsstraten vinden we tot nu toe vooral binnen de bebouwde kom, maar de situatie op de parallelweg langs de N411 is dermate gevaarlijk voor fietsers dat Provinciale Staten kiezen voor een fietsstraat. Er rijden nu per dag circa 35 landbouwvoertuigen, vooral trekkers met zandkarren, die door een wijziging in de landelijke regels volgend jaar harder mogen rijden. Dat laat ook nog de optie open dat tractoren worden verwezen naar de hoofdrijbaan. Voor de parallelweg wordt in ieder geval een maximumsnelheid ingesteld van 30 km/h. Het bord ‘Tractor te gast’ is inmiddels ook bij Kampen gesignaleerd. (foto: twitter.com, @Fietser_Zwolle)

Meer informatie

  • Voor meer informatie zie de Literatuurlijst.
  • Heeft u extra informatie over of voorbeelden bij dit onderwerp?
    Laat het ons weten via de reageerbutton rechtsboven in deze factsheet.