27 Fietsvoorzieningen
Fietsvoorzieningen | |
Basisinformatie | |
Functie Op plattelandswegen maken alle verkeerssoorten in beginsel gebruik van dezelfde rijbaan. Om de fiets een volwaardige plaats in het verkeerssysteem te geven en zo mogelijk te versterken, is fietsvriendelijke infrastructuur onontbeerlijk. Dat wil zeggen infrastructuur die directe en comfortabele verplaatsingen per fiets mogelijk maakt in een aantrekkelijke en veilige verkeersomgeving. Om dit te realiseren zijn voorzieningen voor fietsers nodig, ook op plattelandswegen. Toepassing – samenhang met omvang gemotoriseerd verkeer Vooral in situaties met veel auto’s, landbouwverkeer of veel fietsers zijn (gescheiden) fietsvoorzieningen gewenst. Bij verkeersintensiteiten hoger dan 2.500 mvt/etmaal is het niet meer wenselijk dat fietsers de rijbaan delen met gemotoriseerd verkeer en zijn fietsvoorzieningen (fiets- of suggestiestroken) noodzakelijk. Boven een verkeersintensiteit van 3.000 mvt/etmaal zijn vrijliggende fietspaden zeer gewenst (zie Handboek wegontwerp 2013 - Erftoegangswegen [W25] en Ontwerpwijzer fietsverkeer [W5]). [ link ] Figuur 27-1. Keuzeschema voor fietsvoorzieningen bij wegvakken buiten de bebouwde kom (Ontwerpwijzer fietsverkeer [W5]). Toepassing op wegen > 8,4 m breed: vrijliggende fietspaden Op wegen breder dan 8,4 m buiten de bebouwde kom zijn vrijwel altijd vrijliggende fietspaden wenselijk. Vaak gaat een dergelijke breedte samen met een hoge verkeersintensiteit en/of een hoge snelheid van het gemotoriseerde verkeer. Toepassing op wegen 5,8 – 8,4 m breed: fietsstroken Door CROW-Fietsberaad is in december 2015 het kennisproduct Aanbeveling fiets- en kantstroken [W2] uitgebracht. Deze notitie doet verslag van de conclusies uit een grootschalig onderzoek naar het functioneren van fietsstroken. Op basis van dit onderzoek wordt voor wegen buiten de bebouwde kom de aanbeveling gedaan fietsstroken alleen toe te passen op erftoegangswegen met:
Er wordt een fietsstrokenprofiel aanbevolen met een smalle middenrijloper van ten minste 2,2 m, breed genoeg voor één personenauto en fietsstroken van minimaal 1,8 m. Bij variatie van de wegbreedte op de wegverbinding hebben brede suggestiestroken en een variabele middenstrook de voorkeur. [ link ] Figuur 27-2. Wegprofiel wegen 5,8 m (en meer) met profielopdeling ten behoeve van fietsers [O1] Toepassing op wegen < 5,8 m breed Op wegen met een verhardingsbreedte smaller dan 5,8 m is het niet mogelijk goede fietsstroken aan te leggen in combinatie met een middenrijloper van minimaal 2,2 m. De standaardoplossing is daarom een gemengd profiel zonder fiets(suggestie)stroken. Deze standaardoplossing (geen stroken, hoogstens kantmarkering) wordt door veel wegbeheerders echter te karig gevonden, met name op wegen met wegbreedtes tussen 4,5 en 5,8 m. Voor deze situatie kan gebruik worden gemaakt van een indeling van het wegprofiel volgens onderstaand profiel. Dit profiel gaat uit van een karrespoor dat wordt vormgegeven met een andere verhardingssoort/kleur in het midden van de rijloper met een breedte van 0,5-0,8 m. De breedte van deze strook mag ook op hetzelfde wegvak eventueel variëren afhankelijk van de plaatselijke rijbaanbreedte. Om te voorkomen dat de strook het verkeer te veel geleidt waardoor de snelheid kan oplopen, kan deze middenstrook regelmatig worden onderbroken. Eventueel worden grasbetonstenen of redresseerstroken toegepast om de wegbreedte te beperken, maar toch voldoende passeerruimte te bieden (zie factsheet Bermverharding [FS24]). [ link ] [ link ] Figuur 27-3. Wegprofiel voor weg 4,5-5,8 m breed: middenstrook in lichte of donkere asfaltkleur [O1] Uitvoering
Overwegingen
Combinatiemogelijkheden
Alternatieven
Positieve effecten
Negatieve effecten
Toepassing Deze maatregel biedt een mogelijke oplossing voor onder andere de volgende problematiek op dijk- en plattelandswegen (zie factsheet De problematiek van smalle dijk- en plattelandswegen [FS02] en factsheet Benaderingswijze – Probleemgericht [FS19]):
| |
Samenhang | Aandachtspunten |
|
|
Voorbeelden | |
[ link ] Figuur 27-4. [F1, F2] [ link ] Figuur 27-5. Suggestiestrook met middenrijloper van 2,2 m met een slijtlaag met witte steentjes (reflection white). [F1, F2] [ link ] Figuur 27-6. Karrespoor: geen ruimte voor middenrijloper van 2,2 m. Middenrijloper met een slijtlaag met witte steentjes (reflection white). Door de slingering van die baan te overdrijven lijkt de weg nog meer te slingeren, wat snelheidsremmend werkt. [F1, F2] [ link ] Figuur 27-7. Wegprofiel voor weg 5,2-5,8 m breed: middenstrook in lichte asfaltkleur 0,5-0,8 breed. De breedte van deze strook mag ook op hetzelfde wegvak eventueel variëren afhankelijk van de plaatselijke rijbaanbreedte. Om te voorkomen dat de strook het verkeer te veel geleidt waardoor de snelheid kan oplopen, kan deze middenstrook regelmatig worden onderbroken. [F5] [ link ] Figuur 27-8. Met markering kan eenzelfde effect worden bereikt. Hier een voorbeeld van een weg in een recreatiegebied (Maximapark Leidsche Rijn). [F5] [ link ] Figuur 27-9. De rijbaan wordt visueel versmald door het midden van de rijbaan te voorzien van gebakken straatstenen. Groepen beplanting doorbreken het ritme van de laanbomen en werken daarnaast plaatselijk optisch versmallend. [O5] [ link ] Figuur 27-10. De parallelweg langs de provinciale weg N411 tussen Utrecht en Bunnik wordt ingericht als fietsstraat waar motorvoertuigen en dan met name tractoren te gast zijn. Fietsstraten vinden we tot nu toe vooral binnen de bebouwde kom, maar de situatie op de parallelweg langs de N411 is dermate gevaarlijk voor fietsers dat Provinciale Staten kiezen voor een fietsstraat. Er rijden nu per dag circa 35 landbouwvoertuigen, vooral trekkers met zandkarren, die door een wijziging in de landelijke regels volgend jaar harder mogen rijden. Dat laat ook nog de optie open dat tractoren worden verwezen naar de hoofdrijbaan. Voor de parallelweg wordt in ieder geval een maximumsnelheid ingesteld van 30 km/h. Het bord ‘Tractor te gast’ is inmiddels ook bij Kampen gesignaleerd. (foto: twitter.com, @Fietser_Zwolle) | |
Meer informatie | |
|