29 Passeren
Passeren | |
Basisinformatie | |
Functie Verbreding van de weg zodat twee tegemoetkomende voertuigen elkaar kunnen passeren. Toe te passen wanneer het onmogelijk is voor auto-, vracht- en/of landbouwverkeer om elkaar te passeren of bij het toelaten van zwaar verkeer (welke breder kunnen zijn dan een personenauto) op wegen. Uitvoering De mogelijkheid tot passeren kan uitgevoerd worden in een eenzijdig passeervak langs de weg, plaatselijke wegverbreding of al dan niet gecombineerd met erf- of perceelaansluitingen. De voorkeursmaat voor een passeervak bedraagt een lengte van 20 m met een wegbreedte van minimaal 5 m. Passeerplaatsen worden in het algemeen alleen op de erftoegangswegen met een verhardingsbreedte kleiner dan of gelijk aan 3,5 m aangelegd. Passeerplaatsen kunnen ook worden toegepast als bermen ontbreken. Passeerplaatsen moeten zo zijn gesitueerd dat ze voor de weggebruiker tijdig zichtbaar en goed herkenbaar zijn. Indien passeerplaatsen door het alignement en/of beperkte breedte niet goed zichtbaar zijn, kan bebakening worden toegepast. Maar als de passeerplaatsen op een doordachte manier worden gecombineerd met beplanting kan bebakening ook achterwege blijven. De afstand tussen passeerplaatsen bedraagt niet minder dan 150 m en niet meer dan 300 m (zie Handboek wegontwerp 2013 - Erftoegangswegen - paragraaf 7.2 [W24]). Ter inspiratie hart-op-hart afstanden tussen passeerplaatsen (bron: Catalogus inrichting & beheer plattelandswegen Alblasserwaard & Vijfheerenlanden [O1]):
Overwegingen Wanneer het wegprofiel onvoldoende ruimte biedt voor passeervakken kan er voor worden gekozen om bepaalde voertuigsoorten te weren. Alternatieven
Positieve effecten
Negatieve effecten Het wegvak blijft ook voor grote voertuigen toegankelijk. Toepassing Deze maatregel biedt een mogelijke oplossing voor de volgende problematiek op dijk- en plattelandswegen (zie factsheet De problematiek van smalle dijk- en plattelandswegen [FS02] en Benaderingswijze – Probleemgericht [FS19]):
| |
Samenhang | Aandachtspunten |
|
|
Voorbeelden | |
[ link ] Figuur 29-1. Sleeplijn bij erfuitrit in groenstenen: passeren op uitritten en kaveltoerit [C3]. [ link ] Figuur 29-2. Kantmarkering ter accentuering van een passerplaats. Deze wordt 10 m voor en na de passeerplaats doorgezet. | |
Meer informatie | |
|