Aanbevolen verkeersdrempels en -plateaus
In het ideale geval dwingt het wegontwerp, door inrichting, karakter en omgeving, de gewenste maximumsnelheid op de weg af. Duurzaam Veilig Verkeer beoogt gewenst rijgedrag af te dwingen met de vormgeving van wegen. In een Duurzaam Veilig wegsysteem is de weg duidelijk, zijn verkeerssituaties herkenbaar en wordt het juiste weggedrag opgeroepen. In veel situaties blijkt dit echter niet volledig haalbaar en moeten plaatselijk aanvullende snelheidsremmende maatregelen worden getroffen. Verkeersdrempels en -plateaus voldoen over het algemeen goed als snelheidsbeperkende maatregel.
Met snelheidsbeperkingen in het verticale vlak (‘verticale snelheidsremmers’) moet echter terughoudend worden omgegaan. Verkeersdrempels en -plateaus zijn een effectief middel om de snelheid van het wegverkeer te beperken, maar worden door weggebruikers en omwonenden niet altijd gewaardeerd. Essentieel is een zorgvuldige aanleg van de snelheidsremmer en periodiek onderhoud. Dit draagt ook bij aan het voorkomen van negatieve milieueffecten zoals geluid, trillingen en vermindering van luchtkwaliteit.
Verkeersdrempels
Uitgangspunt zijn verkeersdrempels over de volle breedte van de weg met een hoogte van 8 of 12 cm. De 8 cm hoge drempel is voor grotere voertuigen beter passeerbaar en vermindert de kans op schade door schampen, met behoud van de snelheidsremmende eigenschap. Hij leidt tot snelheidsverlaging en draagt daarmee bij aan de verbetering van de verkeersveiligheid. Zie voor richtlijnen over de maatvoeringen hoofdstuk 4 ‘Richtlijnen voor de toepassing van verkeersdrempels en -plateaus’.
Verkeersplateaus
Op kruispunten en oversteken voor langzaam verkeer wordt gesproken van verkeersplateaus in plaats van drempels. Een verkeersplateau is een vlakke verhoging van de weg groter dan 2,40 m en met een op- en een afrit. Een verkeersplateau heeft naast een snelheidsremmende functie ook een attentieverhogende functie en is dus niet hetzelfde is als een ‘verkeersdrempel met een horizontaal bovenvlak’. Ook ziet een verkeersplateau er fysiek heel anders uit dan een verkeersdrempel. Vormgeving bepaalt hier dus wel degelijk het verschil tussen een verkeersdrempel en een -plateau.
De aanbevolen hoogte voor een verkeersplateau is naar keuze 8 of 12 cm, wat overeenkomt met de aanbevolen hoogten voor verkeersdrempels. Het 8 cm hoge verkeersplateau is voor grote voertuigen beter passeerbaar en vermindert de kans op schade met behoud van het snelheidsremmende effect. Deze hoogte heeft dan ook de voorkeur. Plateaus met een hoogte van 12 cm worden aanbevolen als tevens een goede oversteekbaarheid van de weg gewenst is. De lengte van het bovenvlak is, zoals gemeld, groter dan 2,40 m en moet afgestemd zijn op de samenstelling van het passerende verkeer, vooral op die van eventuele bussen, vrachtauto’s, landbouwvoertuigen en exceptioneel/uitzonderlijk transport. Zowel in verblijfsgebieden als op gebiedsonstluitingswegen zijn plateaus goed toepasbaar ter ondersteuning van het afdwingen van het gewenste snelheidsregime. Alleen een verkeersplateau in verblijfsgebieden aanleggen om de verkeersveiligheid te verbeteren, werkt vaak onvoldoende. Een integraal ontwerp van de weg en de omgeving kan ervoor zorgen dat de weggebruiker zijn snelheid verlaagt (zie ook paragraaf 3.3.2 ‘Verkeersplateaus buiten de bebouwde kom’).
Plateaus ter hoogte van uitritconstructies moeten worden vermeden om verwarring over de voorrangssituatie te voorkomen. Deel B gaat specifiek in op de uitritten.
Snelheidsverlagend effect
Behalve verschil in locatie (alleen kruispunten/oversteken) is bij een verkeersplateau ook het snelheidsverlagende effect anders dan bij een drempel (met dezelfde hoogte en lengte van de open de afrit). Dit effect is minder door het horizontale bovenvlak tussen de op- en afrit. Vanwege de lengte van dit bovenvlak (groter dan 2,40 m, zie hoofdstuk 4 over de richtlijn/maatvoering) is het optredende discomfort ten gevolge van de langzame opeenvolging van de op- en afrit lager.