Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn drempels, plateaus en uitritten
Deze tekst is gepubliceerd op 08-10-14

Aandachtspunten bij de toepassing van drempels en plateaus

Verkeersdrempels en -plateaus moeten goed overwogen en selectief worden toegepast. Onderstaand enkele belangrijke overwegingen/ aandachtspunten bij een voorgenomen toepassing.
  • Kan, uit oogpunt van verkeersonveiligheid, op een andere manier dan door een verkeersdrempel/plateau de gewenste snelheidsvermindering worden afgedwongen?
  • Wat zijn de voor- en nadelen van een maatregel ten opzichte van andere maatregelen?
  • Is het aandeel grote voertuigen in de verkeersstroom meer dan 5 procent? Zo ja, dan is er waarschijnlijk geen sprake van een verblijfsgebied en moet niet voor de maatregel worden gekozen, maar een alternatief worden gezocht. Bijvoorbeeld een horizontale verkeersremmer (behoort niet tot het aandachtsgebied van deze publicatie). Is er wel sprake van een verblijfsgebied met een relatief groot aandeel vrachtverkeer, dan is de vraag aan de orde waarom dit verkeer hier rijdt.
  • Hoe hoog is de v85-snelheid op de weg? Deze mag niet meer dan 25 km/h hoger liggen dan de passeersnelheid van de geplande maatregel. Bij een groter verschil is de drempel onveilig en zijn inleidende maatregelen nodig (zie bijlage I voor methoden om de passeersnelheid te berekenen).
  • Passeren op de weg voertuigen met lage bodemvrijheid? Zo ja, dan is de keuze van een 8 cm hoge drempel/plateau beter dan een van 12 cm hoog.
  • Drempels/plateaus in de bebouwde omgeving kunnen aanleiding geven tot trillingshinder. Op erftoegangswegen met weinig vrachtverkeer (dat dan ook nog langzaam rijdt) zijn in beginsel geen problemen te verwachten. Op andere wegen, waar wel grote voertuigen zijn te verwachten en ook gerekend moet worden met snelheden hoger dan 30 km/h, moet hieraan wel aandacht worden besteed. Voor bouwwerken die zich binnen 30 m van de drempellocatie bevinden, moet ten minste een prognose van de mogelijke trillingsgevolgen worden gemaakt.
  • Is de drempel/het plateau op de geplande locatie op afstand goed herkenbaar? De drempel moet in een rechtstand liggen en niet in een bocht vanwege het optredende discomfort door dwarskrachtreacties. Verkeersdrempels en -plateaus worden voorzien van een taludmarkering.
  • Een drempel moet ten minste op 8 tot 15 m afstand uit een straathoek liggen (15 m bij bussen en vrachtwagens) om verwarring met uitritten te voorkomen (Zie ook Deel B Uitritten).
  • De opinie van omwonenden waar de maatregel wordt toegepast, dient te worden meegewogen in de besluitvorming. Van belang is het onderscheid in het formele consultatieproces waar belanghebbenden hun meningen, belangen en visies inbrengen en de meer informele vormen van participatie gericht op het benutten van de rijkdom aan kennis bij omgevingspartijen. Door dit laatste voorop te zetten in de procesbenadering, is de ervaring dat bezwaren in latere fases beduidend minder ingrijpend en omvangrijk zijn.
  • Voor het verkrijgen van draagvlak is het noodzakelijk om gebruikers en omwonenden te informeren over nut en noodzaak van de aanleg van een verkeersplateau of -drempel.
  • Na aanleg van de drempel moet worden geëvalueerd of deze inderdaad het beoogde effect oplevert, bij voorkeur door een bepaling van de v85-snelheid (zie ook bijlage I).
  • Als de weg een onderdeel is van een bevoorradingsroute voor vrachtverkeer of een route voor exceptioneel transport, dan moet met verkeersplateaus zeer terughoudend worden omgegaan. Wanneer er toch verkeersplateaus aangelegd worden, dan moet over de routes en/of de vormgeving van de verkeersplateaus ruggespraak worden gehouden met de belangenorganisaties van deze vervoerders.
  • Op busroutes moet terughoudend worden omgegaan met de toepassing van verkeersplateaus. Als dit niet mogelijk is, dan moet worden overwogen de openbaarvervoerroute naar een naastliggende gebiedsontsluitingsweg zonder verticale snelheidsremmers te verleggen. Als er toch verticale snelheidsremmers nodig zijn, dan gaat de voorkeur uit naar 8 cm hoge drempels. Ruggespraak met vervoerders is raadzaam.
  • Wanneer er toch verkeersplateaus aangelegd worden op een route voor openbaar vervoer en bevoorradingsverkeer of op een aanrijroute voor hulpdiensten, dan moet rekening worden gehouden met het cumulatieve effect van meer verkeersplateaus (of verkeersdrempels) op de dienstregeling en de aanrijtijden.
  • De afstand tussen een verkeersplateau en obstakels als bruggen, viaducten, spoorwegover- en onderdoorgangen moet meer zijn dan de voertuiglengte van het ontwerpvoertuig. Nagegaan moet worden of er ontheffingen zijn verleend voor exceptioneel transport en zo ja, tot welke lengten van het vervoer.
  • De dimensionering van de lengte van het bovenvlak van een verkeersplateau is in sterke mate afhankelijk van het ter plaatse van het verkeersplateau maatgevende ontwerpvoertuig. Naar verwachting gaat – afhankelijk van de situatie – van plateaus met een bovenvlak langer dan 50 m tussen de op- en de afrit een snelheidsverhogend effect uit. Herkenbaarheid van de afrit dient te worden vergroot, bijvoorbeeld door de afritmarkering in het zicht te plaatsen. Een plateau mag dan ook niet meer zijn dan een verhoogd kruisvlak met een kleine aanloop van maximaal 5 m (afhankelijk van de grootte van het kruispunt).
  • De op- en de afritten van het verkeersplateau mogen, in verband met de zichtbaarheid en het recht kunnen aanrijden, niet in een bocht liggen.
  • Bij plateaus in wegvakken geldt: let op fietsers en voetgangers, laat hen erlangs en zorg ervoor dat ter hoogte van de fietsstrook het plateau niet doorloopt.
  • Plateaus en markeringen zitten elkaar in de weg. Door de verhoogde ligging is de markering slecht zichtbaar voor automobilisten en andere weggebruikers die fietsers en voetgangers kruisen. Bijzonder aandachtspunt in dit verband is de kruispuntverhoging met voetgangersoversteekplaats en fietspad.
[ link ]

Figuur 3. Korte busdrempel, ’s-Hertogenbosch

Een alternatieve oplossing is de snelheidsremmer uit te voeren als ‘korte busdrempel’ op routes waar incidenteel busverkeer rijdt. Deze korte drempel bestaat uit twee prefab-Drempels 50, ruggelings tegen elkaar aangelegd zónder horizontaal vlak ertussen. Deze oplossing wordt toegepast in ’s-Hertogenbosch (figuur 3).
Ook in de gemeente Apeldoorn worden ‘busvriendelijke’ drempels toegepast. Op voorbeeldlocaties worden Drempels 30 van 8 cm hoog toegepast met een tussenstuk/ vlak bovendeel van 7 m en taluds van 1,75 m.

Verkeersdrempels zijn ontworpen om bij bestuurders van personenauto’s, vrachtauto’s, autobussen, hulpdiensten, landbouwvoertuigen, auto’s met aanhanger/caravan, motorrijders, et cetera een gewenste snelheid af te dwingen. Bij de afweging om via drempels en plateaus snelheidsbeheersing af te dwingen, moeten de consequenties voor deze voertuigen mede in beschouwing worden genomen. Dit geldt in het bijzonder op wegen met veel uitwisseling van verschillende categorieën weggebruikers. Verkeersdrempels en -plateaus komen alleen op erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen voor.