Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn drempels, plateaus en uitritten
Deze tekst is gepubliceerd op 08-10-14

Bijlage VII Wettelijke (gedrags)regels en bepalingen

Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
In het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is een aantal gedragsregels opgenomen die direct of indirect van toepassing zijn voor uitritten en voorrangsregelingen.
Artikel 54 (RVV 1990)
Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
Artikel 24, lid 1 onder b (RVV 1990)
De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren voor een inrit of een uitrit.
Begripsbepalingen
In het RVV 1990 staan de definities van de volgende begrippen:
  • bestuurders: alle weggebruikers behalve voetgangers (art. 1, onder g);
  • verkeer: alle weggebruikers (art. 1, onder aj);
  • weggebruikers: voetgangers, fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, van een motorvoertuig of van een tram, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee en bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen (art. 1, onder ap);
  • bestuurder van een motorvoertuig: hij die het motorvoertuig bestuurt;
  • voorrang: het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen (art. 1, onder am);
  • haaientanden: voorrangsdriehoeken op het wegdek (art. 1, onder p)
Bestuurders die uit een uitrit de weg oprijden of van een weg een inrit oprijden, moeten het overige verkeer laten voorgaan. In het RVV 1990 is ‘voor laten gaan’ niet nader gedefinieerd. Het ‘voorrang verlenen’ is wel gedefinieerd. Het voorrang verlenen heeft alleen betrekking op bestuurders, terwijl bestuurders die uit een uitrit de weg oprijden of van een weg een inrit oprijden, alle overige weggebrui- kers (inclusief voetgangers) moeten laten voorgaan.
Definitie uitrit
In de artikelen 24b en 54 van het RVV 1990 komen de begrippen ‘uitrit’ en ‘inrit’ voor. Deze begrippen zijn in het RVV 1990 niet (meer) gedefinieerd. Bij de eerste publicatie van het RVV 1990 was de volgende definitie opgenomen: ‘Een uitrit is een uitgang naar een gebouw of besloten erf, een uitgang door middel van een verlaagd trottoir of een verlaagde trottoirband vormt eveneens een uitrit.’ Deze begripsomschrijving riep in de praktijk veel problemen op en is vervolgens uit het RVV 1990 gehaald.
De Hoge Raad heeft op 13 januari 1981 (Verkeersrecht 1983 nr. 27) de volgende uitspraak gedaan: ‘Een uitrit kan mede bestemd zijn voor het doorgaande verkeer. Dit behoeft er niet aan in de weg te staan dat de (uitrit) als een voor iedere verkeersdeelnemer ter plaatse duidelijk herkenbare wijze als uitrit is uitgevoerd.’
Besluit Administratieve Bepalingen inzake Wegverkeer (BABW)
In artikel 12 van het ‘Besluit Administratieve Bepalingen inzake Wegverkeer’ (BABW) is voorgeschreven wanneer een verkeersbesluit moet worden genomen. Verkeerstekens zijn conform artikel 3 van het BABW verkeersborden, verkeerslichten en verkeerstekens op het wegdek.
Artikel 12 BABW
De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:
  1. de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid; bord L3 van bijlage 1m behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft
  2. de volgende verkeerstekens op het wegdek:
      -doorgetrokken strepen;
      -de aanduiding van fietsstroken;
      -de aanduiding van busstroken en busbanen;
      -voetgangersoversteekplaatsen;
      -gele doorgetrokken strepen;
      -gele onderbroken strepen;
      -haaientanden.
Voor het aanbrengen van een uitritconstructie is geen verkeersbesluit nodig. Bij een uitritconstructie is immers geen sprake van een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken. Voor het instellen of opheffen van een voorrangsregeling met behulp van verkeerstekens is wel een verkeersbesluit vereist.
Artikel 15 (RVV 1990)
  1. Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
  2. Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen:
    1. bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg;
    2. bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.
Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens en uitritconstructies
In de Uitvoeringsvoorschriften BABW zijn enkele wettelijke bepalingen opgenomen ten aanzien van verkeerstekens in combinatie met uitritconstructies.
Bord A1, 30 km/h-zone
Bord A1 (30 km/h binnen en buiten de bebouwde kom en 60 km/h buiten de bebouwde kom) mag op wegvakken slechts worden toegepast als wordt voldaan aan de volgende eisen:
  • de overgangen naar een andere maximumsnelheid zijn door de constructie duidelijk herkenbaar;
  • als de overgang naar een hogere maximumsnelheid binnen 20 meter van een kruisende weg ligt, dan is de voorrang geregeld door middel van verkeerstekens of een in- en uitritconstructie, tenzij de kruisende weg geschikt is om in het betrokken gebied opgenomen te worden.
Bord G5, Erf
De in- en uitgangen van een erf moeten reeds door hun constructie als zodanig duidelijk kenbaar zijn. Voor zover de in- en uitgangen bij een kruisende weg door motorvoertuigen kunnen worden gebruikt, moeten zij als in- of uitrit zijn uitgevoerd. Het is toegestaan dat de in- en uit- gang van een erf vóór een kruisende weg is gesitueerd, mits op een zodanige afstand van de kruisende weg, minimaal 20 meter, dat geen misverstand kan bestaan over de op het kruispunt geldende voorrangsregeling.
Toepassing (van zelfstandige haaientanden)
Volgens de Uitvoeringsvoorschriften BABW is ‘de toepassing van haaientanden met de betekenis, bedoeld in artikel 80 van het RVV 1990 (dus zonder bord B6 en eventueel tevens zonder een bord B3, B4, B5 op een kruisende weg) beperkt tot: ... de ten opzichte van de doorgaande weg ondergeschikte zijtak van een T-kruispunt, doch uitsluitend indien het informele voorrangsgedrag overeenkomt met de voorrangsregeling’. Dus alleen als de uitrit onderdeel is van een T-kruispunt kan worden volstaan met alleen haaientanden (dus zonder bord B6).
Artikel 15 (WVW)
  1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
  2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.