Jurisprudentie
In de rechtspraak komt met enige regelmaat de vraag aan de orde of er in een situatie sprake is van een gelijkwaardige kruising, dan wel van een uitrit.
Op grond van artikel 15 RVV 1990 het volgende.
Bestuurders die een bijzonder manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
- Op kruisingen verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
- Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen:
- bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg;
- bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.
Bestuurders die een bijzonder manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
In de rechtspraak komt het nog wel eens voor, dat A, die een kruising oprijdt geen voorrang heeft verleend aan de van rechts komende B en zich er op beroept, dat hij dat niet had hoeven doen, omdat een geen gelijkwaardige kruising betreft. A stelt zich op het standpunt, dat B uit een uitrit kwam en dat B voorrang aan A had moet verlenen? Wie heeft er gelijk?
Voor beantwoording van de vraag of de uitmonding van weg X op weg Y een uitrit is – in de zin dat verkeer komend uit weg X het overige verkeer in de zin van artikel 54 RVV voorrang dient te verlenen – is voor de rechter bepalend of de desbetreffende constructie voor iedere verkeersdeelnemer duidelijk als zodanig herkenbaar is. Daarbij spelen de bestemming van de uitmonding en de constructie van de uitmondingssituatie een belangrijke rol.
Doorslaggevend is of voor het verkeer ter plaatse een op de rijweg uitmondende weg kenbaar is als een uitrit. Aan de uiterlijke verschijningsvorm wordt daarbij veel gewicht toegekend.
Uitspraken waarbij de situatie geldt als uitrit
1. | VR 2013/39 Uitweg; uiterlijke verschijningsvorm; waardering beelden Google streetview. 96 Rv zaak in hoger beroep. Aanrijding op een kruising tussen twee wegen, waarbij één weg gezien de plaatselijke situatie kenmerken vertoont van een uitrit. Het hof kent waarde toe aan de uiterlijke verschijningsvorm. De beelden van Google streetview gebruikt het hof behoedzaam gezien de positie van de camera, op grotere hoogte geplaatst dan de hoogte waarop een automobilist in het algemeen zicht heeft op de weg. Volledig via: www.rechtspraak.nl LJN: BW5332, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch , HD 200.091.679 E [22] |
2. | VR 2012/58 Kruising of uitrit? Voor de beantwoording van de vraag of de uitmonding van de ene weg op een andere weg als uitrit kan worden aangemerkt, is van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij die uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding (bijvoorbeeld de toegang tot een erf van een woning of bedrijfsunit) en de constructie van de uitmondingsituatie een belangrijke rol. Volledig via: www.rechtspraak.nl LJN: BR1297, Gerechtshof Leeuwarden , WAHV 200.080.385 [23] |
3. | Gerechtshof Leeuwarden 21 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1297 Discussiepunt is de vraag of de aansluiting kan worden aangemerkt als een uitrit of als een kruisende weg. Voor beantwoording van de vraag..., is van belang of van iedere verkeersdeelname ter plaatse mag worden verwacht dat hij de uitmonding op een duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding en de constructie van de uitmondingssituatie een belangrijke rol. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval sprake van een uitrit en niet van een kruising. Het hof acht hierbij met name van belang dat het trottoir langs de weg ononderbroken doorloopt en ter hoogte van de uitmonding wat betreft type en kleur bestrating niet afwijkt (www. uitspraken.rechtspraak.nl) [24]. |
4. | Gerechtshof 's-Hertogenbosch 8 mei 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012BW5332 Tussen betrokken partijen bestaat verschil van inzicht omtrent de vraag of bedoelde uitweg als een uitrit in de zin van art. 54 RVV moet worden aangemerkt. Het hof is van oordeel dat de uitweg van/naar het huis voor elke normaal oplettende weggebruiker, ongeacht de richting van welke hij kwam, als uitrit herkenbaar is. Het vaststaande gegeven dat de uitweg feitelijk ook enkel bestemd is om te komen van en te gaan naar het privéperceel maakt zulks dat sprake is van een uitrit in de zin van art. 54 RVV. (www.uitspraken.rechtspraak.nl) [25] |
Uitspraken waarbij de situatie geldt als niet-uitrit
5. | VR 2011/102, “Half verharde” weg niet onverhard. Uitrit? Kruising in wijk die wordt gerenoveerd. Weg waarover auto naderde “halfverhard”, dat wil zeggen: de oude klinkerbestrating is verwijderd en voordat de nieuwe klinkerbestrating is aangebracht, is de weg verhard met gemalen steen. De weg, die ligt in een 30-km-gebied, is opengesteld voor verkeer. De aanwezige verharding liet een snelheid van 30 km toe. Er kan niet worden gezegd dat de straat onverhard was. Bromfietser die de kruising naderde en voor wie de auto van rechts kwam, had de auto voorrang moeten verlenen. Ook geen sprake van een uitrit, want geen enkel uiterlijk kenmerk van uitrit was zichtbaar. Volledig via: www.rechtspraak.nl LJN: BP4465, Rechtbank ‘s-Gravenhage , 367914 / HA ZA 10-2007 [26] |
6. | VR 2009/47, Wegen op een parkeerterrein. Uitrit of kruising? Uitmonding van verbindingsweg op circulatieweg op parkeerterrein geen uitrit: wegdek verschilt nauwelijks, geen drempel, geen doorlopend trottoir. Wel 75% eigen schuld van de voorrangsgerechtigde omdat uit schadebeeld blijkt dat hij onvoldoende aandacht heeft gehad voor de mogelijkheid dat de kruising vrij was. Volledige inhoud is alleen beschikbaar voor abonnees van www.verkeersrecht.nl. |
7. | VR 2006/26, Uitrit? Verzoek ex art. 96 Rv. Uitmonding (met klinkers bestrate) Spatterstraat op (geasfalteerde) Zandweg. Trottoir Zandweg onderbroken door klinkers, op de hoogte van het trottoir maar met andere kleur dan klinkers Spatterstraat. Verhoging (drempel) in de Spatterstraat aan de zijde van de Spatterstraat gemarkeerd door pianotoetsen en aan de zijde van de Zandweg uitgevoerd met opritbanden. Beslissende omstandigheid: bestrating van de drempel. Indien in tegels (zoals trottoir): uitrit. Nu in klinkers (zoals in Spatterstraat, zij het andere kleur): zijweg. Volledige inhoud is alleen beschikbaar voor abonnees van www.verkeersrecht.nl. |
8. | VR 2004/14 Uitrit of kruising van gelijkwaardige wegen? De omstandigheid dat een verkeersdrempel in het verlengde van het trottoir van de kruisende straat ligt en dat deze dezelfde hoogte heeft als dat trottoir, alsmede dat de bestrating van de drempel dezelfde kleur heeft als de trottoirtegels van de kruisende straat, is onvoldoende om de conclusie te trekken dat sprake is van een uitrit. Volledig via www.rechtspraak.nl: LJN: AM3306, Sector kanton Rechtbank Dordrecht, 124629 CV 1056/03 [27] |
9. | VR 2004/70 Verhoging met pianotoetsen: geen uitrit. Zijstraat mondt met 4 meter brede verhoging van het wegdek uit op hoofdstraat. Bestemming zijstraat is niet beperkt. 30 km-gebied niet relevant. Wegdek van beide straten van straatstenen. Geen doorlopend trottoir. De verhoging in het wegdek van de zijstraat aan weerszijden aangeduid met zwarte en witte klinkers (pianotoetsen). Geen uitrit. Volledige inhoud is alleen beschikbaar voor abonnees van www.verkeersrecht.nl. |
10. | Rechtbank Dordrecht 8 september 2003, ECLI:NL:RBDOR:2003:AM3306 De T-splitsing van de straat met het Laantje is een kruispunt in de zin van Art.1 sub t RVV 1990, zodat op grond van het bepaalde in art. 15 lid 1 RVV 1990 de bestuurder voorrang had moeten geven. Voor verkeersdeelnemers in beide straten moet uit de constructie duidelijk blijken dat men met een uitrit heeft te maken, wil er sprake zijn van een uitrit (HR 13 januari 181 VR 1983, 27). Het enkele feit dat het trottoir is verhoogd op de hiervoor vermelde wijze, is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is van een uitrit. Veeleer zal een dergelijke verhoging worden ervaren als een verkeersdrempel, die op zich zelf niet van invloed is op de voorrangsregels. De straat is ter hoogte van de aansluiting met het Laantje niet aan te merken als een uitrit, zodat de bestuurder de voor hem van rechts uit de straat komende bestuurder voorrang had moeten geven. (www.uitspraken.rechtspraak.nl) |
11. | Rechtbank Zutphen 10 april 2007, ECLI: NL:RBZUT:2007:BA4414 Volgens de rechtbank kunnen de stellingen van eiser met betrekking tot de bedoeling van de wegbeheerder (de gemeente), alsmede de aanbevelingen over de inrichting van in- en uitritten en de mening van de plaatselijke rijschoolhouders, als zijnde niet van belang, buiten beschouwing blijven. (www.uitspraken. rechtspraak.nl) [28] |
Concluderend lijkt de lijn in de rechtspraak de volgende te zijn:
Voor de beantwoording van de vraag of het in een situatie gaat om een uitrit zijn de uiterlijke verschijningsvormen bepalend. Is de desbetreffende constructie voor iedere verkeersdeelnemer duidelijk als zodanig (als uitrit) herkenbaar? Een uitrit is een uitrit, als deze er uitziet als een uitrit.
Voor de beantwoording van de vraag of het in een situatie gaat om een uitrit zijn de uiterlijke verschijningsvormen bepalend. Is de desbetreffende constructie voor iedere verkeersdeelnemer duidelijk als zodanig (als uitrit) herkenbaar? Een uitrit is een uitrit, als deze er uitziet als een uitrit.
Een uitrit wordt gekenmerkt door:
- Een zichtbare beperkte bestemming (bijvoorbeeld de uitgang van een garagebox of benzinestation), of
- Een duidelijke uitritconstructie, die gekenmerkt wordt door
- Een verhoogd, doorlopend trottoir langs de doorgaande weg; en/of
- Inritblokken aan beide zijden van de uitrit; en/of
- De afwezigheid van bochtbanden.
Als aan deze twee criteria wordt voldaan, mag van de weggebruikers worden verwacht, dat zij de uitrit als zodanig herkennen en zich overeenkomstig gedragen. Een automobilist, komende vanuit deze weg X moet op grond van artikel 54 RVV 1990 voorrang verlenen aan al het overige verkeer. Dit is de lijn in de rechtspraak.