Toepassen van verkeersdrempels en -plateaus
Teneinde het toepassingsgebied van drempels (en plateaus) nader te bepalen, wordt deze paragraaf ingeleid door enige opmerkingen over de wegencategorisering. Het verschil tussen ‘verblijfsruimte’ en ‘verkeersruimte’ is een belangrijk onderscheidend criterium.
Het bepalen van de ‘spelregels’ voor de toepassing van de snelheidsremmers begint bij de wegencategorisering volgens Duurzaam Veilig. In het kader van de visie Duurzaam Veilig is het wegennet gecategoriseerd en ingericht. De volgende wegcategorieën worden onderscheiden:
- Erftoegangswegen, waarbij de verblijfsfunctie centraal staat.
- Gebiedsontsluitingswegen, waarbij de ontsluitingsfunctie centraal staat.
- Stroomwegen, waarbij de stroomfunctie centraal staat.
De verkeersvormen stromen en uitwisselen komen beide voor op gebiedsontsluitingswegen, maar worden naar plaats gescheiden (kruispunt/wegvak). Drempels, plateaus (Deel A) en uitritten (Deel B) komen alleen voor op erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen en niet op stroomwegen.
Binnen en buiten de bebouwde kom wordt het netwerk van wegen en straten opgedeeld in twee categorieën:
- Gebiedsontsluitingswegen met een snelheidsregime van 50 km/h (soms 70 km/h) binnen de kom (bibeko), en 80 km/h buiten de kom (bubeko), en
- Erftoegangswegen met een snelheidsregime van 30 km/h en stapvoets (erf) binnen de kom, en 60 km/h en 30 km/h buiten de kom
Veelvoorkomende verkeerssituaties in het buitengebied zijn kruispunten, rechtstanden, bochten in dijkwegen, en wegen in recreatiegebieden.
Het is een ‘gouden regel’ om een verkeersremmer alleen toe te passen in de ruimten waar de verblijfskwaliteit belangrijk is en niet in ‘de verkeersruimte’. Op Stroomwegen staat de verkeersvorm ‘stromen’ centraal en vindt in principe geen uitwisseling van verkeer plaats (behalve op de toe- en afritten). Eerder zagen we ook al dat het aandeel zwaar verkeer op een traject van grote invloed is op de keuze van het type snelheidsremmer. De maatregel wordt dus alleen toegepast op erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen. In de ASVV 2012, hoofdstukken 11 en 12 [1] zijn voorzieningenbladen met afbeeldingen en maatvoeringen van verkeersremmers opgenomen.
Uit de tabel 1 ‘Praktijktoepassing verticale snelheidsremmers naar wegcategorie en binnen/ buiten de kom’ verderop in deze paragraaf blijkt dat verkeersdrempels zowel binnen als buiten de kom kunnen voorkomen. Voor Drempel 20 (in ‘erfachtige’ verkeerssituaties) en Drempel 30 geldt dat deze alleen voorkomen op erftoegangswegen. Deze drempel en ook Drempel 50 bevinden zich uitsluitend binnen de bebouwde kom. Drempel 20 komt steeds minder vaak voor in de praktijk (zie tabel 1 en figuur 1). Op erven worden doorgaans geen snelheidsremmers toegepast; daar geldt een maximumsnelheid van 15 km/h en zijn voetgangers op de rijbaan toegestaan.
Tabel 1. Praktijktoepassing verticale snelheidsremmers naar wegcategorie en binnen/buiten de kom
Wegcategorie | ETW | GOW | ||
Snelheidsremmer | Bibeko | Bubeko | Bibeko | Bubeko |
Drempel 20 | zelden | n.v.t | n.v.t | n.v.t |
Drempel 30 | ja | ja | n.v.t | n.v.t |
Drempel 50 | n.v.t | n.v.t | ja | n.v.t |
Drempel 60 | n.v.t | ja | n.v.t | ja |
Plateau 30 | ja | ja | n.v.t | n.v.t |
Plateau 50 | n.v.t | n.v.t | ja | n.v.t |
Plateau 60 | n.v.t | ja | n.v.t | ja |
Aan de hand van de Beslisboom (figuur 1) kan de wegbeheerder een afgewogen keuze maken welke snelheidsremmer passend is voor een bepaalde verkeerssituatie. Veiligheidsaspecten voor de weggebruikers en omgevingskenmerken zijn uiteindelijk bepalend voor het type remmer dat de wegbeheerder aanlegt.
[ link ]
Figuur 6. Busvriendelijke verkeersdrempel met fietsvoorziening
Verkeersplateaus 30 en 50 komen binnen en buiten de bebouwde kom voor. Drempel 60 en Plateau 60 komen alleen buiten de bebouwde kom voor.
Snelheidsremmende werking over een langere afstand
De snelheidsremmende werking van een drempel is plaatsgebonden. Om over een langer traject snelheidsbeheersing te bereiken, moeten vaak meer drempels worden aangelegd. De vraag dient zich dan aan hoe groot de onderlinge afstand tussen drempels moet worden. De praktijk wijst uit dat een drempelafstand tussen 50 en 100 meter gangbaar blijkt maar dat het discomfort en rijtijdverlies voor het vrachtverkeer, het openbaar vervoer en hulpdiensten niet uit het oog mogen worden verloren.