1.1.1 Plaatsingscriteria
Lengterichting
Langs de lengterichting van stroomwegen hoeven in beginsel alleen aan de rechterkant reflectoren – dus rode – te worden geplaatst, zeker als het gaat om rechtstanden in tweestrooksrijbanen. Witte reflectoren aan de linkerkant zijn dus niet strikt noodzakelijk, zeker niet als er een geleiderail aanwezig is. De geleidende werking die de geleiderail veroorzaakt, is dan al voldoende. Zie figuur 1.2 en figuur 1.3.
[ link ]
Figuur 1.2. De plaatsing in langsrichting van reflectoren langs wegvakken buiten de bebouwde kom
Langs gebiedsontsluitingswegen wegtype II (enkelbaans) worden reflectoren aan beide zijden van de rijbaan geplaatst, op een onderlinge afstand van 50 meter, zie figuur 1.2. Langs gebiedsontsluitingswegen wegtype I (dubbelbaans) worden aan de linkerzijde van de rijstrook in principe geen reflectoren aangebracht.
In een aantal gevallen moeten witte reflectoren aan de linkerkant van de rijbaan bij stroomwegen (en gebiedsontsluitingswegen wegtype I) worden geplaatst. In ieder geval:
- In bogen met een boogstraal die kleiner is dan de minimumboogstraal behorende bij de betreffende ontwerpsnelheid.
- Als de middenberm zeer breed is of op andere wijze het zicht op het verkeer in tegengestelde richting op de andere rijbaan voor een belangrijk deel onvoldoende is.
- Als aan de middenbermzijde geen geleiderail is geplaatst.
- Bij rijbanen met vier of meer rijstroken. Rijdend in de meest linkerrijstrook, is het vrijwel onmogelijk dat de weggebruiker rechts van de rijbaan geplaatste reflectoren waar kan nemen.
- In gebieden met een grote kans op mistvorming.
- Bij uitgebogen geleiderails (meer dan 2,00 meter bergingsruimte), bijvoorbeeld bij kunstwerken en brede tussenbermen.
Bij verlichte wegvakken kunnen reflectoren achterwege worden gelaten, mits de rijstroken en eventuele redresseerstrook voldoende breed zijn. Hierbij geldt dat wel steeds voldaan moet zijn aan de normen van de ontwerprichtlijnen en dat het niet gaat om bijzondere situaties zoals afwijkende boogstralen.
Langs wegen met een niet zo belangrijke verkeersfunctie kan een voldoende geleidende werking uitgaan van de begroeiing van de bermen.
Op erftoegangswegen moet zeer terughoudend worden omgegaan met de plaatsing van reflectoren omdat de verbetering van de geleiding kan leiden tot een verhoging van de snelheid.
Langs wegen met een niet zo belangrijke verkeersfunctie kan een voldoende geleidende werking uitgaan van de begroeiing van de bermen.
Op erftoegangswegen moet zeer terughoudend worden omgegaan met de plaatsing van reflectoren omdat de verbetering van de geleiding kan leiden tot een verhoging van de snelheid.
Dwarsrichting
De reflectorpalen worden in dwarsrichting loodrecht op de as van de weg geplaatst op een afstand van minimaal 0,50 meter uit de kant van de verharding. Op wegen met kantstrepen zo mogelijk op 1 à 2 meter afstand, afhankelijk van de wegcategorie, gerekend vanaf de binnenkant van de kantstreep. Zie figuur 1.3. Op wegen zonder kantstreep is de afstand zo mogelijk 1,25 meter met een minimum van 0,50 meter, gerekend vanaf de kant van de verharding.
[ link ]
Figuur 1.3. De plaatsing in dwarsrichting van reflectoren langs wegvakken buiten de bebouwde kom
Kleur van de palen
Reflectorpalen hebben een witte of een onopvallende kleur. Palen met een onopvallende kleur worden geplaatst op stroomwegen. Alleen in kleine verticale en horizontale bogen, ter plaatse van rijbaanversmallingen, langs toe- en afritten en verbindingswegen en in aansluitingen en knooppunten worden witte palen geplaatst (zie paragraaf 1.2).
Langs gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom worden witte reflectorpalen geplaatst.
Langs erftoegangswegen buiten de bebouwde kom kunnen in bogen witte reflectorpalen geplaatst worden indien deze bogen op enige afstand niet goed zichtbaar of herkenbaar zijn. Door geleiding via bomen (bij licht) of openbare verlichting (bij licht en bij duister) kan de boog beter zichtbaar in het landschap gemaakt worden waardoor reflectorpalen achterwege kunnen blijven.
Langs erftoegangswegen buiten de bebouwde kom kunnen in bogen witte reflectorpalen geplaatst worden indien deze bogen op enige afstand niet goed zichtbaar of herkenbaar zijn. Door geleiding via bomen (bij licht) of openbare verlichting (bij licht en bij duister) kan de boog beter zichtbaar in het landschap gemaakt worden waardoor reflectorpalen achterwege kunnen blijven.