1.2 Bebakening van horizontale en verticale bogen
De bebakening van verticale en horizontale bogen is in principe gelijk aan die van rechte wegvakken. Aan beide zijden van de weg worden reflectoren geplaatst. De afstand tussen de reflectorpalen is variabel en afhankelijk van de straal van de boog.
Tabel 1.1. Afstanden tussen reflectorpaaltjes in bogen
Horizontale buitenbogen | Verticale bovenafrondingen | ||
Straal in meters | Onderlinge afstand in de boog in meters | Straal in meters | Onderlinge afstand in de boog in meters |
20 tot 100 | 5 | 100 | 5 |
200 | 15 | 1.000 | 17 |
300 | 20 | 1.500 | 21 |
400 | 30 | 2.000 | 25 |
500 | 35 | 2.500 | 28 |
600 | 40 | 3.000 | 30 |
>600 | 50 | 4.000 | 34 |
5.000 | 38 | ||
6.000 | 40 | ||
>6.000 | 50 |
In tabel 1.1 staan de aanbevolen afstanden tussen witte reflectorpalen in horizontale buitenbogen met een straal kleiner dan 600 meter en verticale bovenafrondingen met een straal kleiner dan 6000 meter. Deze afstanden zijn zo gekozen dat er steeds ten minste vijf palen voor de weggebruiker zichtbaar zijn bij het berijden van het gebogen wegvak. Verder worden in horizontale bogen met een straal kleiner dan 1000 meter en/of verticale bovenafrondingen met een straal kleiner dan 10.000 meter op stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen witte reflectorpalen toegepast in plaats van reflectorpalen met een onopvallende kleur.
In horizontale bogen moet de reflector zo geplaatst worden dat het licht van de koplampen van de voorbijrijdende voertuigen in de juiste richting wordt teruggekaatst.
Bij veranderingen, zowel in het horizontale als in het verticale alignement, wordt de kleinst aangegeven waarde aangehouden.
In kleinere horizontale buitenbogen zullen de reflectorpalen veelal vervangen worden door een geleidehek met retroreflecterend materiaal.
IIn horizontale bogen met een straal groter dan 100 meter moet tegenover elke reflectorpaal in de buitenboog ook een reflectorpaal in de binnenboog staan. Bij horizontale boogstralen van 100 meter of kleiner staat tegenover elke tweede reflectorpaal in de buitenboog een reflectorpaal in de binnenboog.
De overgang naar de in bogen dichter op elkaar geplaatste reflectorpalen en omgekeerd, moet gelijkmatig verlopen. Dit wordt gedaan door reflectoren op witte paaltjes op variërende afstanden te plaatsen.
Bij gebiedsontsluitingswegen kunnen bij een brede rijrichtingscheiding wegdekreflectoren tussen de doorgetrokken strepen worden geplaatst, zie figuur 1.6.
[ link ]
Figuur 1.6. De plaatsing van reflectorpaaltjes in bogen
De plaats van de reflectorpaal in het dwarsprofiel in horizontale en verticale bogen is gelijk aan die in het dwarsprofiel op rechte wegvakken.
Tabel 1.2. Reflectorpalen langs rechte wegvakken en in verticale en horizontale bogen
Langs stroomwegen |
| normaliter alleen aan rechterzijde onopvallende palen, afstand 50 m met rode reflectoren |
| normaliter alleen aan rechterzijde witte palen, afstand 50 m met rode reflectoren | |
| aan beide zijden witte palen, afstand variabele (zie tabel 1.1), met rode, respectievelijk witte reflectoren | |
Langs gebiedsontsluitingswegen |
| normaliter aan beide zijden witte palen, afstand 50 m (zie tabel 1.1), met rode, respectievelijk witte reflectoren |
Langs erftoegangswegen (op erftoegangswegen wordt zeer terughoudend omgegaan met de plaatsing van reflectoren) |
| normaliter aan beide zijden witte palen, afstand variabel (zie tabel 1.1) met rode, respectievelijk witte reflectoren |