8.1 Openbaarvervoerbanen en -stroken
Openbaarvervoerbanen en -stroken zijn wat betreft de markering onder te verdelen in:
- vrijliggende busbanen, in een of twee richtingen te berijden;
- busstroken in een of twee richtingen te berijden;
- busstroken die in ochtend- of avondspits wisselend in een andere richting bereden worden (tidal flow);
- opstelstroken voor bussen;
- busbanen/busstroken die voor vrachtverkeer zijn opengesteld.
Zie ook CROW-publicatie 224 ‘Richtlijn voor het inrichten van busbanen en busstroken’ [14].
Behalve markering om openbaar vervoer en andere doelgroepstroken te scheiden, kan ook een fysieke scheiding (bijvoorbeeld een verhoogde berm of een barrier) worden toegepast.
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- Bus: motorvoertuig ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen.
- Lijnbus: motorvoertuig dat wordt gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer in de zin van de Wet Personenvervoer 2000.
- Busbaan: rijbaan waarop het woord BUS of LIJNBUS is aangebracht.
- Busstrook: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord BUS of LIJNBUS is aangebracht.
- Doelgroepstrook: een rijstrook waarvan het gebruik door middel van verkeerstekens is beperkt tot een of meer voertuigcategorieën.
Vrijliggende busbanen in een of twee richtingen te berijden
Dit zijn afzonderlijke rijbanen waarop alleen lijndienst- bussen en/of trams mogen rijden. Voor het aanwijzen van busbanen is een verkeersbesluit nodig. De markering bestaat uit kantstrepen en/of asstrepen zoals bij rijbanen voor alle verkeer. Het overige verkeer wordt door middel van borden van deze banen geweerd. De figuratie BUS (of LIJNBUS) wordt bij het begin van de busbaan en na een kruispunt op de verharding aangebracht.
Busstroken in een of twee richtingen te berijden
Busstroken liggen naast of tussen de rijstroken voor het overige verkeer (zonder fysieke scheiding) en worden gemarkeerd door een doorgetrokken streep met een breedte van minimaal 0,10 meter en de figuratie BUS (of LIJNBUS) op de verharding. Voor het aanwijzen van busstroken is een verkeersbesluit nodig. Plaatsing van de RVV-borden F13, F15 en F17 (rijbaan of -strook uitsluitend ten behoeve van lijnbussen, respectievelijk trams of lijnbussen en trams) worden bij de besluitvorming als voorkeursmethode toegepast boven markering. RVV-borden F4, F16 en F18 zijn de eindeborden hiervan. Busstroken die aan de rechterzijde van de weg liggen, worden gescheiden van de rechterrijstrook door een doorgetrokken streep. Op wegen met kantstrepen wordt de kantstreep ook langs de busstrook aangebracht. Zie figuur 8.1.
[ link ]
Figuur 8.1. Markering van een naast de rijstroken gelegen openbaarvervoerbaan of -strook
Busstroken die in ochtend- of avondspits wisselend in een andere richting bereden worden (tidal flow)
Deze busstroken hebben een markering die vanuit beide rijrichtingen gelijk is. De figuratie BUS (of LIJNBUS) wordt dubbel op de verharding aangebracht zodat deze van beide zijden leesbaar is, zie figuur 8.2. De begrenzing van de busstrook wordt aangegeven met doorgetrokken strepen, breed 0,10 meter. Het specifieke gebruik van deze busstrook wordt bovendien aangegeven met verkeers- signalering in de vorm van matrixborden boven de rijbaan.
[ link ]
Figuur 8.2. Markering van een tussen de rijstroken gelegen openbaarvervoerbaan of -strook die in twee richtingen te berijden is
Opstelstroken voor bussen
Opstelstroken voor bussen bij kruispunten en aansluitingen met verkeersregelinstallaties worden begrensd door een doorgetrokken streep, zie figuur 8.3.
[ link ]
Figuur 8.3. Markering busopstelstroken bij kruispunten
Busbanen/busstroken die voor vrachtverkeer zijn opengesteld
Bij deze gecombineerde stroken wordt op het wegdek geen bus- of vrachtwagensymbool toegepast. De aan- duiding van de verkeerscategorieën die toegelaten zijn, vindt plaats door bebording boven de rijstrook. Plaatsing van het RVV-bord F19 (rijbaan of -strook uitsluitend ten behoeve van vrachtauto's en lijnbussen) wordt bij de besluitvorming als voorkeursmethode toegepast boven markering. Het bord wordt rechts naast de rijbaan geplaatst of bij doelgroepstroken of -rijbanen mogen deze ook erboven worden geplaatst . RVV-bord F20 is het eindebord hiervan. Zie voor bebakening paragraaf 3.7 in deel II.