Gebiedsontsluitingsweg
Bij gebiedsontsluitingswegen wordt veelal alleen in de buitenberm of tussenberm (bijvoorbeeld tussen de gebiedsontsluitingsweg en een naastgelegen parallelweg) een afschermingsvoorziening toegepast. Indien een afschermingsvoorziening in de middenberm gewenst is, gelden hiervoor dezelfde uitgangspunten als bij een regionale stroomweg (zie paragraaf 11.3)
Voor de berm rechts van de rijbaan (buiten- of tussenberm) geldt de volgende prioriteitsgewijze benadering:
- De afschermingsafstand wordt gemaximaliseerd en bedraagt minimaal 2,95 meter (vluchtzone met uitstapbreedte). De ASI-waarde van de afschermingsvoorziening is hierbij zo laag mogelijk, doch maximaal 1,0 (klasse A).
- De bermbreedte kan bij uitzondering worden teruggebracht naar de objectafstand van 1,00 meter. De ASI-waarde van de afschermingsvoorziening is hierbij zo laag mogelijk, doch maximaal 1,4. Met een risicoanalyse is aangetoond waarom de verminderde verkeersveiligheid acceptabel is en met welke compenserende maatregelen.
- De afschermingsafstand kan bij uitzondering worden teruggebracht naar het absolute minimum van 0,60 meter (objectafstand); deze ondergrens is expliciet ook van toepassing op kunstwerken. De ASI-waarde van de afschermingsvoorziening is hierbij zo laag mogelijk, doch maximaal 1,4. Met een risicoanalyse is aangetoond waarom de verminderde verkeersveiligheid acceptabel is en met welke compenserende maatregelen.
Op kunstwerken
Op de randen van een kunstwerk is altijd een afschermingsvoorziening vereist, waarbij de prestatieklasse afhankelijk is van de onderliggende infrastructuur (tabel 10-2).
In de figuren 11-2 en 11-3 zijn enkele voorbeelden uitgewerkt van respectievelijk:
- de houten geleidebalk in de vorm van een rondhout;
- de geleiderail met enkele plank.
[ link ]
Figuur 11-2. Houten geleiderail met rondhouten balk
[ link ]
Houten geleidebalk langs een gebiedsontsluitingsweg (bron: http://www.eurorail.nl)
[ link ]
Figuur 11-3. Geleiderail met enkele plank