Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Veilige inrichting van bermen van niet-autosnelwegen buiten de bebouwde kom
Deze tekst is gepubliceerd op 15-10-19

Overige discontinuïteiten

Overgangsconstructies
Voorkom een abrupte overgang bij een overgang tussen twee typen afschermingsvoorzieningen. Dat leidt bij aanrijding immers tot een onverwachte sprong in de mate van uitbuiging. Deze schokgolf kan ernstige gevolgen hebben voor inzittenden van een voertuig (risico’s voor inzittenden) en voor medeweggebruikers (risico’s voor derden), zie figuur 9-5. Hiervan is vooral sprake bij overgangen van flexibele (grote uitbuigingsruimte) naar starre constructies (kleine/geen uitbuigingsruimte). Zie ook paragraaf 9.2.1 voor meer informatie over de werkende breedte van geleideconstructies.
Overgangen tussen opeenvolgende afschermingsvoorzieningen die qua prestatieklasse, werking of constructie van elkaar verschillen, moeten geleidelijk verlopen om het schokgolfeffect sterk te verminderen. De ontstane geleidelijke uitbuigingscurve zorgt voor een beter verloop van het botsend voertuig met een afschermingsvoorziening (figuur 9-6).
[ link ]

Figuur 9-5. Abrupte overgang tussen opeenvolgende geleideconstructies

[ link ]

Figuur 9-6. Geleidelijke overgang tussen opeenvolgende geleideconstructies (blauw = toe te passen type geleideconstructie; groen = resulterende werkende breedte)

In de markt zijn diverse overgangsproducten verkrijgbaar, te vinden in productspecificaties van leveranciers. Belangrijk is dat de overgangsproducten passen bij de aan te sluiten onderdelen. De overgang mag de werking van de afzonderlijke voertuigkeringen zoals deze zijn getest op basis van de NEN-EN 1317-2 [O4] niet belemmeren.
De te stellen eisen aan een overgangsconstructie zijn:
  • Het kerend vermogen van de overgang mag niet lager zijn dan het laagste kerend vermogen van de aansluitende voertuigkering en niet hoger dan het hoogst kerend vermogen van de aansluitende voertuigkering.
  • De werkende breedte van de overgang mag niet breder zijn dan de grootste werkende breedte van beide voertuigkeringen.
  • Geen enkel onderdeel van de voertuigkeringen en/of overgangsconstructie, zwaarder dan 2 kilo is weggeslingerd tijdens de impact van het voertuig op de overgangsconstructie.
  • Geen enkel onderdeel van de voertuigkeringen en/of overgangsconstructie is in de passagiersruimte ingedrongen.
  • De overgangsconstructie heeft geen scherpe randen die kans op ernstige verwondingen geeft bij een eventuele aanrijding.
  • Toepassing van keringsniveaus van de overgangsconstructie is in samenhang met de te koppelen afschermingsvoorzieningen, conform tabel 9-4.
  • Bij verschillende constructiebreedtes moet de overgang onder maximaal een horizontale hoek van 1 : 20 (3°) plaatsvinden. De overgang in constructiebreedte moet aan de niet-verkeerzijde plaatsvinden. De overgangsconstructie aan de verkeerszijde is parallel aan de rijbaan geplaatst.
  • De overgang vindt in lengterichting gezien minimaal 8 meter buiten de gevarenzone plaats, zodat aan weerszijden van de gevarenzone hetzelfde type geleideconstructie aanwezig is. Dit geldt niet voor de overgang van een voertuigkerende leuning op een kunstwerk naar een voertuigkering in de aardebaan. Voor overige eisen aan afschermingsvoorzieningen op kunstwerken wordt verwezen naar paragraaf 9.4.
  • De functionaliteit van de overgangsconstructie dient te worden aangetoond via numerieke simulatie conform de NEN-EN 16303:2020 of een test conform de NVN-ENV 1317-4 of een analyse conform tabel 9-5.
Bij een overgang naar een afschermingsvoorziening met een hogere prestatieklasse zit de overgang op het punt waar de hogere prestatieklasse benodigd is. De afstand stroomopwaarts van de af te schermen gevarenzone is daarbij gelijk aan de situatie waarin sprake zou zijn geweest van een nieuw beginpunt.
Tabel 9-4. Keringsniveau van overgangsconstructies (bron: RPS 2009 [O43])
[ link ]
Tabel 9-5
productfamilie
1
kerend vermogen ∆Dm
2
∆Dm TB11
3
verbindingsstuk
4
actie
identiek identiek ≤0,4 meter - nee geen actie
>0,4 meter - nee simulatie
5
verschillend - ≤0,2 meter nee geen actie
- >0,2 meter ja/nee simulatie
5
verschillend identiek ≤0,4 meter - nee geen actie
- ja simulatie
5
>0,4 meter - ja/nee simulatie
5
verschillend - - - simulatie
5
Productfamilie
Voertuigkeringen behorende tot dezelfde productfamilie hebben:
  • dezelfde vormgeving qua plank;
  • een verschil in hoogte (gerekende vanaf de bovenkant van de plank tot de bodem) ≤10 cm;
  • onderdelen die in contact komen met het TB11 voertuig die niet van elkaar verschillen;
  • hetzelfde werkingsmechanisme
2
∆Dm
Absoluut verschil in de genormaliseerde dynamische deflectie van beide afschermende constructies bepaald voor het zwaarste voertuig volgens het toepasselijk kerend vermogen.
3
∆Dm TB11
Bij een overgang tussen Voertuigkeringen met een verschillend kerend vermogen binnen eenzelfde productfamilie wordt de maximale dynamische deflectie (∆Dm) van de TB11 botsproef beschouwd.
4
Verbindingsstuk
Onderdeel dat niet tot een van beide Voertuigkeringen behoort, maar speciaal wordt gebruikt om de geometrische en mechanische continuïteit van de overgang te waarborgen.
5
Simulatie
De conformiteit van de overgang dient te worden aangetoond via numerieke simulatie conform de NEN-EN 16303:2020 met inbegrip van bijbehorende simulatie-video’s en ontwerp- en overzichtstekening van de overgangsconstructie of overleggen van testrapporten conform NVN-ENV 1317-4:2001.