Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Verkeerstekens (toepassing, plaatsing en uitvoering)
Deze tekst is gepubliceerd op 10-03-15

Uitvoering onderborden

1. Onderborden
In hoofdstuk III, ‘onderborden’ van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens zijn enkele regels gegeven ten aanzien van de uitvoering en plaatsing van onderborden:
  • Onderborden zijn veelal rechthoekig en worden in wit uitgevoerd met zwarte letters, cijfers en afbeeldingen.
  • Op onderborden worden waar mogelijk de symbolen gebruikt zoals die voorkomen op de borden van bijlage 1 van het RVV 1990.
  • Om een beperking van de werkingssfeer aan te geven wordt het woord ‘uitgezonderd’ gebruikt met daarna bijvoorbeeld het symbool van de voertuigcategorie.
  • In sommige gevallen is het woord ‘toegestaan’ achteraan nodig. Bijvoorbeeld het toegestane inhalen van tractoren bij een inhaalverbod (OB101)
  • Indien het beoogde verkeersgedrag niet kan worden aangegeven met symbolen en ‘uitgezonderd’ of ‘toegestaan’ worden teksten of tekens gebruikt, al dan niet in combinatie met pictogrammen of symbolen.
  • De grootte en leesbaarheid van het onderbord is in overeenstemming met die van het bord waaronder het is geplaatst.
  • Het retroreflecterend materiaal waarin het onderbord wordt uitgevoerd is gelijk aan dat van het bord, waaronder het is geplaatst.
[ link ]
2. Uniformiteit onderborden
Borden die bijvoorbeeld betrekking hebben op gemeentelijke verordeningen waaronder gefiscaliseerd parkeren, kunnen van onderborden worden voorzien.
Voor de weggebruikers is zo veel mogelijk eenheid in de onderborden belangrijk. Het maakt niet uit of de maatregel is gebaseerd op het RVV 1990, BABW of een gemeentelijke verordening.
In alle gevallen moet voor dezelfde systematiek worden gekozen voor bijvoorbeeld kleur, afbeeldingen en afkortingen. Dat geldt ook voor de gemeentelijke wegbeheerder met een gemeentelijke parkeerordening. Al vindt de handhaving plaats op basis van de gemeentelijke verordening en hebben burgers van de eigen gemeente mogelijk meer informatie over de betekenis van de onderborden, ook in die gevallen is het zeer gewenst dat voor dergelijke borden dezelfde systematiek wordt toegepast.
Bij het samenstellen van onderborden moet worden bedacht dat deze ook voor degenen die de Nederlandse taal niet machtig zijn, toch begrijpelijk zijn. Ook om deze reden is beperking van de tekst wenselijk. De voorkeur gaat uiteraard naar het gebruik van symbolen en pictogrammen boven het gebruik van tekst. Het gebruik van zinnen moet voorkomen worden. Eenheid in de gebruikte steekwoorden en het gebruik van symbolen en pictogrammen is een noodzaak.
3. Aanbevelingen onderborden
Onderstaande aanbevelingen zijn goedgekeurd door de NEN-commissie ‘Verkeerstekens’, waarin alle betrokken partijen vertegenwoordigd zijn. Wegbeheerders en leveranciers van onderborden worden nadrukkelijk verzocht om te handelen in de geest van deze aanbeveling.
Kleur
Onderborden in een definitieve situatie zijn wit van kleur, terwijl teksten en symbolen zwart van kleur zijn. Ook in tijdelijke situaties zijn onderborden in beginsel wit. Er zijn echter tijdelijke onderborden in de kleur geel beschikbaar (zie paragraaf 3.2). De kleur geel voor onderborden in tijdelijke verkeerssituaties wordt echter alleen aanbevolen wanneer er geen standaard wit onderbord beschikbaar is.
Afbeeldingen
Waar mogelijk worden afbeeldingen gebruikt, die voorkomen op de borden van bijlage 1 van het RVV 1990, in plaats van de tekst.
Lettertype en -grootte
Alle letters op een onderbord worden in onderkast (kleine letters) geplaatst (ook de beginletter van een woord). Dat geldt niet voor het woord ‘STOP’ op het onderbord OB704 dat in kapitaal staat.
Het lettertype op onderborden is het standaardlettertype: ANWB Ee verzwaard in onderkast. De letters moeten binnen de beschikbare afmetingen zo groot mogelijk worden gemaakt. Zo nodig kan de spatiëring iets worden aangepast om het ’passend’ te krijgen.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het aantal letters en/of woorden op de onderborden. Het rijdende verkeer kan maar een beperkt aantal woorden lezen. De snelheid en de lettergrootte spelen hierbij een grote rol. Stilstaand voor een bord kan er veel meer woorden worden opgenomen dan bij een snelheid van 120 km/h. Een tekst als ‘als zodanig herkenbare politievoertuigen’ kan beter vervangen worden door ‘politie’. Een bord met veel woorden kan beter niet worden geplaatst, omdat de weggebruiker het toch niet kan of wil lezen.
Beperking werkingssfeer
Om een beperking van de werkingssfeer van het RVV-verkeersbord of een bord op basis van een gemeentelijke verordening aan te geven, wordt het woord ‘uitgezonderd’ gebruikt. Dit woord wordt als eerste op het onderbord aangebracht en daarna gevolgd door een afbeelding of eventueel tekst.
Wanneer een maatregel alleen voor een bepaalde (voertuig)categorie of alleen op een bepaalde dag geldt, dan wordt alleen die (voertuig)categorie of die dag aangegeven. Toevoegingen als ‘alleen voor’ of ‘alleen op’ worden dus niet toegepast.
Uniformiteit en beoogd verkeersgedrag
Om het beoogd verkeersgedrag te bereiken, moeten onderborden uniform zijn:
  • Voor eenzelfde soort verkeersgedrag moet eenzelfde soort onderbord worden vervaardigd. Daarbij dient zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van de onderborden die in paragraaf 4.3 zijn aangegeven.
  • Als er geen bestaand onderbord is, dan wordt met teksten of pictogrammen een onderbord gemaakt, waarmee het beoogde verkeersgedrag aan de weggebruiker kenbaar wordt gemaakt.
  • Onderborden die links en rechts van de weg worden geplaatst en dezelfde betekenis hebben, moeten ook dezelfde lay-out hebben.
De volgende onderborden worden in de praktijk niet meer toegepast:
  • OB601 (is vervangen door OB18)
  • OB16 (is vervangen door L17)
  • OB503 (onder B6 worden de OB503-varianten met symbolen gebruikt). Bij borden evenwijdig aan de wegas OB502 gebruiken.
  • OB754 en OB755 (D104 of J24 gebruiken)
  • OB759 (blijkt al uit het gebodsbord)
  • ‘Gratis’ (alleen betaald parkeren aanduiden)
Retroreflectie
Het retroreflecterend materiaal op het onderbord is van dezelfde kwaliteit als van het bord waaraan het is toegevoegd.
Afstandsaanduidingen
De afstandsaanduidingen en de lengte van een wegvak worden afgerond. Hiervoor geldt het volgende:
  • Afstand minder dan 100 meter: afronden op veelvouden van 10 meter.
  • Aftand van 100 tot 300 meter: afronden op veelvouden van 50 meter.
  • Afstand van 300 meter tot 1000 meter: afronden op veelvouden van 100 meter.
  • Afstand vanaf 1000 meter: afstand aangeven in kilometer, zo nodig met een decimaal.
Voorts geldt voor de afstandsaanduiding:
  • Er komt een spatie tussen de cijfers en de ‘m’ of ‘km’.
  • Achter ‘m’ of ‘km’ komt geen ‘.’ (punt).
  • De afstandsaanduiding wordt altijd zonder een toevoeging vermeld, dus ‘150 m’ en niet ‘na 150 m’.
  • De afstandsaanduiding of de lengte van het wegvak wordt altijd gecentreerd, onderaan een bordencombinatie geplaatst.
Lengte wegvak
De lengte van een wegvak wordt op het onderbord aangegeven door een getal, met aan weerszijden verticaal omhoog wijzende pijlen.
Maand van het jaar
Voor de maanden van het jaar gelden de volgende regels:
  • De letters worden uitsluitend in onderkast (kleine letters) geplaatst.
  • De maanden worden afgekort als er sprake is van meer dan een maand.
  • Bij twee niet opeenvolgende maanden wordt het tussenvoegsel ‘en’ gebruikt (jun. en aug.).
  • Bij twee aaneensluitende maanden wordt een ‘/’ (schuine streep) gebruikt (jun./jul.).
  • Bij meer dan twee opeenvolgde maanden wordt het tussenvoegsel ‘t/m’ gebruikt (feb. t/m mei).
  • Achter de afkortingen van de maand staat een ‘.’ (punt) Achter de maand mei is geen punt nodig.
januari jan.
februari feb.
maart mrt.
april apr.
mei mei
juni jun.
juli jul.
augustus aug.
september sep.
oktober okt.
november nov.
december dec.
Dagen van de week
Voor de dagen van de week geldt het volgende:
  • De maandag wordt beschouwd als de eerste dag van de week. De dagen worden in de volgorde vanaf maandag genoemd. Dus ‘ma en zo’ of ‘di en vr’.
  • De dagen van de week worden afgekort als meer dan een dag vermeld moet worden.
  • Bij twee opeenvolgende dagen wordt de ‘/’ (schuine streep) gebruikt (di /wo).
  • Bij meer dan twee aaneensluitende dagen wordt het tussenvoegsel ‘t/m’ gebruikt (di t/m vr).
  • Bij twee niet aaneensluitende dagen wordt het tussenvoegsel ‘en’ gebruikt (do en za).
  • De letters worden uitsluitend in onderkast (kleine letters) geplaatst.
  • Achter de afkortingen van de dagen staat geen ‘.’ (punt).
  • Voor de afkortingen geldt:
    maandag: ma
    dinsdag: di
    woensdag: wo
    donderdag: do
    vrijdag: vr
    zaterdag: za
    zondag: zo
  • Indien data moeten worden vermeld, wordt tussen de dag- en maand aanduiding een spatie geplaatst. (16/17 jun.; 16 t/m 23 jul.; 16 jun. en 23 jul.; 16 jul. t/m 19 aug.; 16 t/m 19 aug.). Bij ruimtegebrek kan bij wijze van uitzondering gebruik worden gemaakt van numerieke maandaanduidingen (16 t/m 19/12; 25/7 en 3/8).
Uur van de dag
Voor de aanduiding van uren gelden de volgende regels:
  • Uren worden altijd aangeduid met de internationale eenheid ‘h’.
  • Tussen de tijd en de ‘h’ komt altijd een spatie.
  • Er wordt gebruikgemaakt van de 24-uurs klok. (1 t/m 24 h).
  • Bij een maatregel, die geldt voor hele uren, worden de uren aangeduid met getallen zonder de toevoeging van ‘00’ (nullen) (7-14 h).
  • Als een maatregel voor halve uren dan wordt de volledige aanduiding gebruikt. Daarbij worden de minuten kleiner uitgevoerd dan de uren. De cijferhoogte van de minuten bedraagt 75 procent van de cijferhoogte van de uren. De cijfers van de uren en minuten lijnen aan de bovenzijde en worden van elkaar gescheiden door een ‘.’. Dus niet ‘7.30-18.00 h’ maar 7.30-18.00 h (zie het overzicht onderborden, de bovenkant moet lijnen, het betreft dus geen letter in superscript.
  • Een werkingsduur wordt in een veelvoud van een half uur aangegeven, dus niet ‘7.45-17.45 h’ maar ‘ 7.30-18.00 h’.
  • Indien meerdere tijden onder elkaar moeten worden geplaatst , dan dienen deze te worden uitgelijnd op het ‘-’ (koppelteken).
  • Bij een maximale tijdsduur wordt het woord ‘max.’ toegevoegd (max. 2 h).
  • Bij een maximale tijdsduur met halve uren wordt de toevoeging ‘½’ gebruikt, dus ‘max. 1½ h’.
  • Bij een maximale tijdsduur die langer is dan 1 uur wordt alleen gebruikgemaakt van hele of halve uren. Dus geen ‘1.45 h’ maar ‘1½ h’ of ‘2 h’.
  • Bij een maximale tijdsduur, die minder is dan een uur, wordt gebruik gemaakt van kwartieren. Deze worden uitgedrukt in de breuken ‘¼, ½ of ¾’, dus ‘max. ½ h’.
  • Een maximale tijdsduur die minder bedraagt dan een half uur wordt ook zo veel mogelijk uitgedrukt in de eenheid ‘¼ h’. Bij tijden die daarvan af moeten wijken wordt gebruikgemaakt van de tekst ‘minuten’. Hiervoor geldt dat de tijd wordt afgerond op veelvouden van 5. Bij wijze van uitzondering kan bij ruimtegebrek de afkorting ‘min.’ worden gebruikt.
Voor de maximale tijdsduur zijn er dus de volgende mogelijkheden:
  • max. 5 minuten
  • max. 5 minuten
  • max. 10 minuten
  • max. ¼ h - max. 20 minuten
  • max. 25 minuten
  • max. ½ h
  • max. ¾ h
  • max. 1 h
  • max. 1½ h
  • max. 2 h
  • enzovoort
4. Categorieën weggebruikers
Bij de RVV-verkeersborden en de gemeentelijke verkeersborden zijn er diverse categorieën mogelijk die op onderborden kunnen worden aangegeven. Voor de volledigheid is een compleet overzicht opgenomen van de diverse mogelijkheden. Er zijn ook RVV-verkeersborden, die reeds expliciet bedoeld zijn voor een bepaalde groep. Zo wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt in:
  • groepen genoemd op RVV-verkeersborden;
  • voertuigcategorieën;
  • groepen voertuigen;
  • groepen vergunninghouders.
Groepen genoemd op RVV-verkeersborden
Het RVV 1990 onderscheidt de volgende groepen, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar voertuigcategorie:
  • Taxistandplaats (E5).
  • Gehandicaptenparkeerplaats (E6).
  • Gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen (E7).
  • Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders (E9).
  • Parkeergelegenheid ten behoeve van overstappers op het openbaar vervoer (E12).
  • Parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers (E13).
  • Gesloten voor voertuigen met bepaalde gevaarlijke stoffen (C22).
Groepen voertuigcategorieën op basis van afbeelding op RVV-verkeersbord
In bijlage I van het RVV 1990 worden voertuigcategorieën onderscheiden. Conform het BABW kan het zijaanzicht van deze voertuigen gebruikt worden op het bord E8. Een zijaanzicht bestaat voor de volgende voertuigcategorieën:
  • Vrachtauto (C7).
  • Bus (C7a)
  • Vrachtauto en bus (C7b)
  • Motorvoertuig die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h (deze groep voertuigen wordt aangegeven met een tractorsymbool, C8).
  • Motorvoertuig met een aanhangwagen (C10).
  • Motorfiets (C11).
  • Bromfiets, snorfiets en gehandicaptenvoertuig met in werking zijnde motor (C13).
  • Fiets en gehandicaptenvoertuig zonder motor (C14).
Aan de voertuigcategorie personenauto is op een andere wijze bekendheid gegeven:
  • Personenauto, pictogram op E8.
Daarnaast is er een aantal voertuigcategorieën waarvan wel een definitie in het RVV is opgenomen, maar waarvan geen pictogrammen bestaan. Vooralsnog wordt geadviseerd om hiervoor alleen teksten te gebruiken. Deze categorieën zijn:
  • lijnbus
  • snorfiets
  • voorrangsvoertuig
  • brommobiel.
Groepen genoemd op basis van RVV-begripsbepaling, zonder pictogram
In [ link ] staan een aantal begrippen omschreven. Deze begrippen, die dus geen betrekking hebben op een specifieke voertuigcategorie, kunnen op een onderbord als tekst gebruikt worden. Voorbeelden zijn:
  • bestemmingsverkeer
  • bestuurders
  • militaire kolonne
  • motorvoertuigen
  • verkeer
  • voertuigen
  • weggebruikers.
Aanduidingen zoals ‘bewoners’ of ‘aanliggende percelen’ zijn moeilijk te handhaven.
Groepen herkenbare voertuigen
Met een groep voertuigen worden voertuigen bedoeld, waarvan aan het uiterlijk is te herkennen dat ze tot een groep behoren. Voor deze groepen bestaan over het algemeen geen pictogrammen. Daarom zal op onderborden met teksten moeten worden gewerkt. Meestal gaat het dan om parkeren, bijvoorbeeld om een bepaald terrein voor een groep te reserveren. Voorbeelden van herkenbare groepen voertuigen en te gebruiken teksten zijn:
  • politie
  • brandweer
  • ambulance
  • (trein)taxi
  • deelauto’s.
Groepen niet herkenbare voertuigen
Er zijn voertuigen, waarvan de bestuurder om een of andere reden een ontheffing of een vergunning wil hebben. Dergelijke voertuigen zijn meestal niet of vrijwel niet als zodanig herkenbaar. Voor de handhaving is het echter wel van belang dat gecontroleerd kan worden of bijvoorbeeld het betrokken voertuig rechtmatig is geparkeerd. Dergelijke voertuigen kunnen onder de gemeentelijke parkeervergunningen worden gebracht. De voertuigen worden dan ingedeeld in categorieën in de gemeentelijke parkeerverordening waarbij die categorieën vergunninghouders worden omschreven. De gebieden kunnen zo nodig worden ingedeeld in sectoren. De indeling geschiedt dus volgens een gemeentelijke verordening. Op welke wijze dit gebeurt is in feite niet relevant. Voor de controle is het alleen van belang dat de gegevens van de vergunning achter de voorruit corresponderen met de gegevens op de onderborden van E9 (Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders).
Tot deze groepen kunnen bijvoorbeeld behoren:
  • categorie 1 zorg- of hulpverleners
  • categorie 2 dienstverlenende bedrijven
  • categorie 3 bewoners en bedrijven in een deel van de gemeente waar het belanghebbenden parkeren is ingevoerd.
De categorie op het onderbord wordt aangegeven met de tekst ‘categorie 1’ (2,3,4 of 5). Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Arabische cijferreeks, omdat deze beter herkenbaar zijn dan I, II, III, IV en V. Bovendien biedt het de mogelijkheid om hoger te gaan in de nummering dan 5 en toch herkenbaar te blijven.
Het is wenselijk om de parkeervergunning voor een aantal categorieën te beperken tot een bepaald gebied. Dit is met name van belang om te voorkomen dat bewoners overal in de stad gebruik kunnen maken van hun parkeervergunning. De stad moet dan worden onderverdeeld in sectoren. Sommige gemeenten vermelden het gebied in de vergunning en niet op onderborden. Vermelding op onderborden is wellicht beter voor de controle. Wanneer de sectoren op de onderborden worden aangeven, dan gebeurt dat met de letters ‘A t/m Z’. Deze letters worden in kapitaal (hoofdletter) op het onderbord geplaatst. Als het nodig om de sectoren nog verder onder te verdelen wordt wederom gebruik gemaakt van de letters ‘ a t/m z’, maar dan in onderkast (kleine letter). De regeling biedt de mogelijk om bewoners uitsluitend te laten parkeren in een sector die is aangeduid met ‘categorie 5 sector Aa’.
Verkeersborden op eigen terrein
Bij bouwplannen van ondernemers komt het regelmatig voor dat er verkeersborden op eigen terrein worden geplaatst. Deze terreinen zijn echter vaak openbaar toegankelijk voor het openbaar verkeer en daardoor zijn wegbeheerders verantwoordelijk voor de bebording en besluiten daarin. Zie CROW-publicatie 264 ‘Handboek verkeerswetgeving’.
5. Maatvoering onderborden
In de ‘Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens’ zijn twee artikelen opgenomen die iets zeggen over de maatvoering van de onderborden:
  • Onderborden zijn rechthoekig en worden in wit uitgevoerd met zwarte letters, cijfers en afbeeldingen.
  • De grootte en leesbaarheid van het onderbord is in overeenstemming met die van het bord waaronder het is geplaatst.
Het lettertype is het standaardlettertype: ANWB Ee verzwaard onderkast. De letters moeten binnen de beschikbare afmetingen zo groot mogelijk worden gemaakt. Zo nodig kan de spatiëring iets worden aangepast om het ’passend’ te krijgen.
Voor de afmetingen van de onderborden wordt geadviseerd gebruik te maken van onderstaande maatvoeringen. De nummering van deze onderborden staat in paragraaf 4.3.
Nummer onderbord Type verkeersbord
I* II* III*
OB01, OB02, OB03, OB04, OB05, OB06, OB07, OB08, OB09, OB10, OB11, OB12, OB14 OB501l, OB502 breedte (mm)
hoogte (mm)
450
200
600
270
1000
340
OB13
OB201p
OB401-1,5, OB401-500, OB411-1,5, OB411-500
breedte (mm)
hoogte (mm)
600
200
800
270
1000
340
OB51, OB52, OB53, OB54, OB55, OB56, OB57, OB58, OB59, OB60, OB61, OB62, OB63, OB64 OB108
OB310p
OB503OB104
breedte (mm)
hoogte (mm)
600
300
800
400
X
OB101 breedte (mm)
hoogte (mm)
600
400
800
600
X
OB102, OB103, OBV104
OB202p, OB203p, OB215p, OB216p ,
OB308
OB503OB618
OB601
breedte (mm)
hoogte (mm)
600
200
800
270
X
OB206p, OB256p breedte (mm)
hoogte (mm)
X X 1000
600
OB301, OB303
OB504, OB505
OB714
breedte (mm)
hoogte (mm)
450
200
600
270
X
OB304 breedte (mm)
hoogte (mm)
600
400
X X
OB305 breedte (mm)
hoogte (mm)
400
300
X X
OB309
OB903a
breedte (mm)
hoogte (mm)
400
150
600
200
X
OB503OB01
OB503OB02
breedte (mm)
hoogte (mm)
450
300
600
400
X
OB603t breedte (mm)
hoogte (mm)
X 1000
400
X
OB604t, OB605t breedte (mm)
hoogte (mm)
X 1000
500
1400
750
OB711, OB712, OB713 breedte (mm)
hoogte (mm)
450
450
600
600
X
OB726, OB727, OB728
OB808t
breedte (mm)
hoogte (mm)
var. var. var.
OB802t, OB803t breedte (mm)
hoogte (mm)
X 900
300
X
OB805t breedte (mm)
hoogte (mm)
X 1000
600
X
OB901-1, OB901-2, OB902-1, OB902-2 breedte (mm)
hoogte (mm)
X 600
270
1000
340
* Type verkeersbord conform hoofdstuk II, paragraaf 3, punt 16 Uitvoeringsvoorschriften BABW